Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 13 oktober 2015
De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken heeft in een brief d.d. 8 oktober 2015
verzocht om een inhoudelijke reactie op het aangenomen rapport van het Europees parlement
inzake de hervorming van de Kieswet van de Europese Unie (herziening Europese Verkiezingsakte)
en daarbij verzocht de mogelijkheden voor het handelingsperspectief voor de Kamer
aan te geven.
Artikel 223, eerste lid, van het EU-Werkingsverdrag geeft het Europees parlement het
initiatiefrecht een ontwerp op te stellen ten aanzien van de bepalingen voor de rechtstreekse
algemene verkiezing van zijn leden volgens een in alle lidstaten eenvormige procedure
of volgens beginselen die alle lidstaten gemeen hebben (de Akte betreffende de verkiezing
van de leden van het Europees parlement door middel van rechtstreekse algemene verkiezingen).
Een wijziging van deze Akte moet met unanimiteit worden vastgesteld door de Raad,
na goedkeuring van het Europees parlement, en vervolgens worden goedgekeurd volgens
de grondwettelijke procedures in elk van de lidstaten. De laatste wijziging van de
Akte trad in 2004 in werking. De belangrijkste wijzigingen waren destijds de invoering
van de grondslag van evenredige vertegenwoordiging in alle lidstaten en het verbod
op het dubbelmandaat.
De commissie Constitutionele Zaken van het Europees parlement (AFCO) heeft in haar
vergadering van 28 september jl. een ontwerprapport van de rapporteurs Hübner (EPP/POL)
en Leinen (S&D/DUI) vastgesteld met voorstellen tot wijziging van de Akte. Dit rapport
is bij schrijven nog niet verschenen.1 Het rapport zal naar verwachting eind oktober worden besproken en in stemming worden
gebracht in de plenaire vergadering van het Europees parlement. Op dit moment is nog
niet duidelijk of, en zo ja, in hoeverre de in het rapport opgenomen voorstellen al
dan niet geamendeerd door de plenaire vergadering van het Europees parlement zullen
worden overgenomen.
Na eventuele aanvaarding in het Europees parlement zal het Luxemburgs voorzitterschap
bepalen hoe dit rapport verder in de Raad zal worden behandeld.
Voor de Kamer zijn er verschillende handelingsperspectieven.
In de eerste plaats kunnen Kamerleden over de voorstellen in contact treden met leden
van het Europees parlement met het oog op de plenaire stemming van 28 oktober aanstaande.
In de tweede plaats is er uiteraard de mogelijkheid om met het kabinet van gedachten
te wisselen over het voorstel. Het kabinet moet daarbij overigens rekening houden
met de rol van Nederland als inkomend voorzitter van de Raad2.
In de derde plaats krijgen de nationale parlementen het ontwerp van deze wetgevingshandeling
rechtstreeks toegezonden van het Europees parlement en kunnen zij op grond van het
Protocol betreffende de toepassing van de beginselen van subsidiariteit en evenredigheid
binnen 8 weken een oordeel vellen over de subsidiariteit van het voorstel («gele/oranje
kaartprocedure»).
Ten vierde behoeft een wijziging van de Akte de goedkeuring van de nationale parlementen.3
Indien het Europees parlement een ontwerpwijziging van de Akte vaststelt, zal het
kabinet uw Kamer u zo spoedig mogelijk informeren.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
R.H.A. Plasterk