Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 7 oktober 2015
Graag bieden wij u hierbij de reactie aan op het verzoek van de vaste commissie voor
Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking van 2 oktober 2015 inzake een brief
over een Nederlands commercieel hof in het kader van TTIP.
Netherlands Commercial Court (NCC)
Door de Raad voor de rechtspraak (hierna: de Raad) wordt een plan ontwikkeld voor
de Netherlands Commercial Court (NCC). Het betreft dus niet zozeer de ambitie van
de rechtbank en het gerechtshof te Amsterdam. Aan de wens een NCC in te richten is
voor het eerst publiek bekendheid gegeven door de voorzitter van de Raad tijdens zijn
voordracht bij de dag van de rechtspraak op 11 september 2014. Voor de oprichting
van de NCC is in opdracht van de Raad een marktverkenning gedaan die mede de input
in geweest voor een business case. De uitkomst daarvan is positief voor het plan dat
nog verder moet worden ontwikkeld. Er wordt bezien welke wetswijziging nodig is, waaronder
de door de Raad gewenste mogelijkheid de uitspraak in het Engels te doen. De Raad
voert hierover overleg met het Ministerie van Veiligheid en Justitie. Er is op dit
moment nog geen duidelijke planning voor de vervolgstappen aan te geven. De Minister
van Veiligheid en Justitie heeft eerder aan de Tweede Kamer aangegeven positief te
staan tegenover het idee, maar dat daarvoor geen extra financiële middelen kunnen
worden vrijgemaakt.
Met de NCC wil de Raad voorzien in specialistische behandeling van grote internationale
handelsgeschillen. Het gaat hierbij om privaatrechtelijke geschillen op basis van
een commercieel contract en niet om publiekrechtelijke geschillen. Het gaat dan bijvoorbeeld
om een geschil tussen bedrijven onderling. Het geschil kan zijn gebaseerd op vermeende
contractbreuk van een contract tussen de twee bedrijven. De partijen kunnen ervoor
kiezen het geschil door het NCC te laten beslechten.
De wens voor de inrichting van de NCC is niet ingegeven door tekortkomingen in de
huidige rechtspraak, maar om de aantrekkingskracht van het inschakelen van de Nederlandse
rechter te vergroten. Van concurrentie tussen rechtbanken is geen sprake. Tevens wordt
op voorhand geen spanning gezien tussen het bestaan van een gespecialiseerde instantie
als de NCC en andere rechtbanken en instanties waar soortgelijke geschillen kunnen
worden behandeld. De Raad heeft aangegeven dat voldoende expertise in huis is om de
NCC in te richten.
Relatie NCC en voorstel investeringshof in investeringsverdragen
Er bestaat geen relatie tussen de voorstellen voor het Netherlands Commercial Court
(NCC) en de vernieuwde voorstellen van de Europese Commissie voor een Investeringshof
(Investment Court System) voor TTIP en andere investeringsakkoorden en deze relatie
zal in de toekomst ook niet ontstaan. Bij zaken voor het NCC hebben private partijen
gezamenlijk besloten hun geschil te beslechten bij de Nederlandse rechter. Dit soort
geschillen wordt beslecht onder het nationale recht van een staat en niet op grond
van internationaal recht (een investeringsverdrag), waarvoor andere rechtsgrondslagen
gelden. Dit verschilt wezenlijk van Investeerder-Staat geschillenbeslechting zoals
opgenomen in investeringsverdragen als CETA en mogelijk ook TTIP. Bij dit laatste
gaat het om geschillenbeslechting tussen een investeerder en een staat, waarbij het
geschil materieel en procedureel beslecht wordt op grond van een internationaal verdrag,
namelijk het investeringsverdrag.
Tot slot, Nederland zet zich in het kader van internationale investeringsverdragen
zoals TTIP in voor een transparant en onafhankelijk systeem van geschillenbeslechting
wat nationale rechtsgang niet mag doorkruisen en de beleidsruimte van overheden waarborgt.
De nieuwe voorstellen van de Europese Commissie voor een Investment Court System zetten
hiervoor een goede stap en worden op dit moment nader bestudeerd. Het NCC is echter
een initiatief dat betrekking heeft op beslechting van geschillen onder commerciële
private contracten onder het nationale recht, dat niet verward moet worden met het
mechanisme voor investeringsbescherming in investeringsverdragen.
De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, E.M.J. Ploumen
De Minister van Veiligheid en Justitie, G.A. van der Steur