21 501-02 Raad Algemene Zaken en Raad Buitenlandse Zaken

Nr. 1525 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 8 september 2015

Hierbij bied ik u aan het verslag van de informele Raad Buitenlandse Zaken van 4 en 5 september 2015.

De Minister van Buitenlandse Zaken, A.G. Koenders

Verslag informele Raad Buitenlandse Zaken («Gymnich») 4–5 september

MOVP

De Hoge Vertegenwoordiger gaf ter inleiding aan dat zij en EU Speciaal Vertegenwoordiger, Fernando Gentilini, de afgelopen weken veel werk hadden verzet om de mogelijkheden rond het MOVP te verkennen, inclusief een sterkere rol voor de EU.

Zij gaf aan dat een aantal elementen de basis vormt voor een inhoudelijke agenda die moet bijdragen aan het creëren van een klimaat waarin hervatting van onderhandelingen tussen beide partijen kans van slagen heeft. Hierbij lag de nadruk op het belang van de veiligheidssamenwerking met Israël en de Palestijnse Autoriteit, movement en access, het versterken van de economische relaties en het opbouwen van Palestijnse infrastructuur. Deze elementen werden door lidstaten gesteund.

Ook werd gesproken over een nieuw raamwerk voor onderhandelingen. Er bestond brede belangstelling onder lidstaten voor internationalisering van het kader, in nauwe samenhang met het Kwartet. Dit zou de mogelijkheid bieden om de betrokkenheid van Arabische partners te vergroten.

Het idee voor de oprichting van een International Support Group werd door een groot aantal lidstaten, waaronder Nederland, gezien als een mogelijk instrument om een vredesproces te ondersteunen. Nederland benadrukte het belang van complementariteit van het werk van een dergelijke Support Group aan het werk van het Kwartet. Meerdere delegaties wezen op het belang van draagvlak bij beide partijen voor de invulling die een raamwerk voor onderhandelingen zou krijgen, zowel voor de inhoud als de samenstelling ervan.

Een aantal lidstaten uitte bezorgdheid over de nieuwe aankondigingen van uitbreiding van nederzettingen. HV Mogherini gaf aan dat de EU richtsnoeren voor etikettering van producten afkomstig uit Israëlische nederzettingen afronding naderen.

Meerdere lidstaten, waaronder Nederland, benadrukten het belang om meer aandacht te geven aan de humanitaire situatie en scholing in de Palestijnse gebieden en in Gaza in het bijzonder.

Oostelijk Partnerschap en Rusland

Tijdens de bespreking over het Oostelijk Partnerschap en Rusland, spitste de discussie zich toe op de naleving van de Minsk-akkoorden en de situatie in andere landen van het Oostelijk Partnerschap, waaronder in Wit-Rusland, passeerden de revue.

Een groot aantal Ministers was somber over de naleving van de Minsk-afspraken. Zij verwezen daarbij naar de veelvuldige schendingen van het staakt-het-vuren. Er waren enkele positieve ontwikkelingen zichtbaar in de trilaterale contactgroep, zoals het uitwisselen van informatie over gevangenen of vervoer van kolen van Oost naar West-Oekraïne. Op dit moment worden de regionale verkiezingen in de Donbass regio in oktober van dit jaar, gezien als de meest moeilijke kwestie. Ook de Nederlandse Minister benadrukte dat het goed verlopen van die verkiezingen de voorwaarde zal zijn voor eenheid in Oekraïne. Meerdere delegaties, waaronder de Nederlandse, benadrukten het belang van continuering van steun aan Oekraïne voor het welslagen van de nodige hervormingen. Hervormingen zijn nodig om pogingen tot destabilisering het hoofd te bieden. Dit werd ondersteund door Commissaris Hahn, die daarbij aantekende dat dit niet hoeft te betekenen dat dit ten koste gaat van voorwaardelijkheid van Oekraïne zelf. Door meerdere delegaties werd geconstateerd dat het nuttig zou zijn om het EU-Ruslandbeleid tegen het licht te houden, omdat inmiddels «no business as usual» de nieuwe «business as usual» is geworden. Het belang van EU-eenheid werd in dit licht breed gesteund. Nederland pleitte voor een benadering die de uitgestoken hand (dialoog) en de vuist (druk) combineert. Ook werd gesproken over propaganda en (on)afhankelijkheid van Russischtalige media. Nederland lichtte in dit verband, samen met gelijkgezinde partners, de initiatieven toe die worden gesteund om de toegang van Russischtalige bevolking tot onafhankelijke journalistiek te verbeteren.

Ten aanzien van de overige landen van het Oostelijk-Partnerschap werd zowel door EP/AFET-voorzitter Elmar Brok als door enkele andere landen, waaronder Nederland, aandacht gevraagd voor de voortdurende onrust in Zuid-Ossetië en Transnjestrië. HV Mogherini en Commissaris Hahn waren optimistisch over de voortgang ten aanzien van het proces in aanloop naar visumliberalisatie voor Georgië en Moldavië. Enkele Ministers pleitten voor het bieden van een verder reikend perspectief aan landen waarmee een AA/DCFTA is afgesloten, ook al zou dat geen lidmaatschap zijn. Nederland, gesteund door de HV Mogherini en Commissaris Hahn, sprak bezorgdheid uit over de mensenrechtensituatie in Azerbeidzjan, met de veroordeling van het echtpaar Yunus als schrijnend voorbeeld.

Een meerderheid van lidstaten was voorstander van een behoedzame positieve geste van de EU in reactie op de vrijlating van politieke gevangenen door Wit-Rusland. Dit zou moeten worden afgewogen tegen de gehele mensenrechtensituatie en de aankomende verkiezingen in Wit-Rusland. Hierover zal spoedig verder worden gesproken in raadskader.

Migratie

De Ministers spraken uitgebreid over migratie, deels in aanwezigheid van de kandidaat-lidstaten van de EU (Turkije, Macedonië, Albanië, Montenegro en Servië). HV Mogherini gaf aan dat migratie bovenaan de internationale agenda staat en dat Europa te maken heeft met ongeëvenaarde aantallen migranten. De HV benadrukte dat onderscheidt gemaakt diende te worden tussen vluchtelingen – waarvan de EU de juridische en morele verplichting heeft bescherming te bieden – en economische migranten. Voor de laatste groep moeten afspraken worden gemaakt met derde landen over effectieve terugkeer. De aankomende Top in Valletta is hierbij een belangrijk moment. Ook is het van belang mensensmokkelnetwerken effectiever aan te pakken. In dat verband achtte de HV het van belang dat de EU missie EUNAVFOR MED een volgende fase zou ingaan – binnen de kaders van de bestaande afspraken over het volkenrechtelijk mandaat van de missie. Verder ging de HV in op het belang van de aanpak van de grondoorzaken van migratie, in het bijzonder ten aanzien van het vinden van politieke oplossingen voor conflicten in de regio van de EU, zoals Syrië. Tot slot gaf de HV aan dat de Commissie op 9 september voorstellen zal presenteren ter verdere uitwerking van de Agenda voor Migratie.

Alle Ministers onderschreven de zwaarte van de uitdaging en refereerden hierbij aan de schrijnende beelden in de media. De EU staat voor een enorme opdracht die alleen gezamenlijk kan worden aangepakt. Solidariteit en verantwoordelijkheid waren hierbij sleutelbegrippen. Vele lidstaten onderschreven de Duits-Frans-Italiaanse voorstellen (NB. conform uw verzoek wordt uw Kamer hier op korte termijn nader over geïnformeerd). Belangrijke onderdelen hiervan werden specifiek onderschreven door Ministers, waaronder de noodzaak om meer steun te bieden aan Turkije, Libanon en Jordanië voor de opvang van vluchtelingen, maar ook bredere steun gericht op zaken als onderwijs, gezondheidszorg, werkgelegenheid. Ministers onderstreepten het belang van de Valletta Top, onder andere in het licht van effectieve terugkeer afspraken en verdere samenwerking om mensensmokkel tegen te gaan.

Ministers spraken eveneens over het belang van Europese solidariteit en de naleving van afspraken zoals onder andere in de Dublin-verordeningen zijn vastgelegd. Tegelijkertijd gaven een aantal Ministers aan dat meer steun hiervoor noodzakelijk was, gelet op de schaal van de problematiek waar zij mee kampten. Een aantal landen noemde het belang van verplichte afspraken over herverdeling van vluchtelingen over Europa. Een aantal andere landen toonden zich voorstander van vrijwillige afspraken hierover.

Nederland gaf aan een groot aantal voorstellen uit de DUI-FRA-ITA brief te kunnen onderschrijven. Samenwerking met derde landen moest eveneens een essentieel onderdeel zijn van de bredere geïntegreerde migratieaanpak. In dat verband zou ook de samenwerking met organisaties zoals UNHCR en IOM moeten worden versterkt, en dient te worden bezien op welke wijze de EU centra in de regio kan steunen waar met UNHCR kan worden samengewerkt. Dit, zodat in de toekomst toegewerkt kan worden naar een EU asielbeleid dat rekening houdt met aanvragen die in de regio zelf zijn gedaan.

De Ministers uit de kandidaat-lidstaten noemden de grote migratieproblematiek waar zij mee kampen. Zo huisvest Turkije ruim 2 miljoen vluchtelingen, wat een grote druk legt op de infrastructuur in de regio's en grote kosten met zich meebrengt. Zowel Macedonië als Servië heeft als transitland te maken met grote aantallen migranten die richting de EU willen reizen. Allen benadrukten de noodzaak van verdere samenwerking, waaronder op het gebied van grensbewaking, de aanpak van mensensmokkel en de opvang van vluchtelingen. In dit verband werd uitgezien naar de bijeenkomst op hoog niveau over migratie in de Westelijke Balkan, die op 5 en 6 oktober zal plaatsvinden. Ook werd met de kandidaat-lidstaten gesproken over de mogelijkheden deze landen als «veilig» te verklaren teneinde asielverzoeken uit die landen sneller te kunnen behandelen en mensen terug te kunnen laten keren. De Commissie zal hiertoe met nadere voorstellen komen.

Iran

Er is niet meer over Iran gesproken.

Naar boven