21 501-02 Raad Algemene Zaken en Raad Buitenlandse Zaken

Nr. 1469 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 12 maart 2015

Hierbij bied ik u aan het verslag van de informele RBZ («Gymnich») van 6 en 7 maart 2015.

De Minister van Buitenlandse Zaken, A.G. Koenders

VERSLAG INFORMELE RBZ («GYMNICH») VAN 6 EN 7 MAART 2015

Oekraïne/Rusland

Tijdens de informele Raad Buitenlandse Zaken werd gesproken over de situatie in Oekraïne, afgezet tegen de overeenkomst die op 12 februari jl. in Minsk is gesloten. De secretaris-generaal van de OVSE, Lamberto Zannier, nam aan de discussie deel, evenals voorzitter van het AFET-comité van het Europees parlement, Elmar Brok, en de voor het Europese Nabuurschapsbeleid en Uitbreiding verantwoordelijke Commissaris Hahn. Vrijwel alle aanwezige ministers zagen positieve ontwikkelingen in Oost-Oekraïne. Er was echter overeenstemming dat er nog geen sprake is van volledige implementatie van de Minsk-afspraken. Steun aan het Minsk-proces werd onderstreept als «the only game in town». Meerdere LS benadrukten het belang de Krim niet te vergeten, incl. de verslechterende mensenrechtensituatie aldaar.

De EU steunt de rol die de OVSE-waarnemers vervullen bij het monitoren van de naleving van Minsk. Tijdens de vergadering werd bekend gemaakt dat het aantal waarnemers kan worden uitgebreid tot 1000. Zowel SG OVSE als meerdere ministers benadrukten het belang van volledige en vrije toegang tot alle gebieden als belangrijkste factor voor het succesvol vervullen van de waarnemingsactiviteiten. SG OVSE gaf aan dat ook de uitbreiding van technologische mogelijkheden voor systematische monitoring, bijvoorbeeld vanuit de lucht, bezien moet worden. Hij benadrukte het belang van snelle bevestiging van verlenging van het mandaat en de financiering daarvan.

Ministers waren het eens dat het van cruciaal belang is dat partijen met elkaar in gesprek blijven. Hoge Vertegenwoordiger Mogherini verwees daarbij naar de voortzetting van de trilaterale besprekingen over handel/implementatie van de DCFTA’s en energie. Enkele lidstaten benadrukten in dit licht het belang van people-to-people contacten. Daarnaast waren lidstaten bereid de druk te handhaven door middel van sancties. Over inzet van het sanctie-instrument ter ondersteuning van de uitvoering van de Minsk-afspraken zal tijdens de Europese Raad van 19–20 maart a.s. waarschijnlijk verder worden gesproken. Het belang van het behouden van de EU-eenheid ten aanzien van sancties werd door vele ministers onderstreept.

De Hoge Vertegenwoordiger gaf aan dat het nodig is dat de EU krachten bundelt als het gaat om strategische communicatie. Zij gaf aan de intentie te hebben hiervoor op korte termijn een voorstel te ontwikkelen. Het gaat dan niet om «tegen-propaganda», maar om het eigen verhaal beter voor het voetlicht te brengen en onwaarheden te ontkrachten.

In de discussie werd door meerdere landen nadruk gelegd op de noodzaak Oekraïne te steunen bij het uitvoeren van de noodzakelijke hervormingen, onder meer via het leveren van technische assistentie. Ook Elmar Brok pleitte ervoor dat lidstaten expertise beschikbaar stellen ten behoeve van zowel de grondwetsherziening als decentralisatie. De Commissie heeft aangeboden Oekraïne te helpen bij de coördinatie van inzet van experts op basis van een lijst wensen en noden van de Oekraïense regering, onder andere ten aanzien van rechtstaatsopbouw en economische ontwikkeling.

Libië

VN speciaal vertegenwoordiger Bernadino León nam via een telefonische verbinding aan een gedeelte van de bespreking over Libië deel. Hij gaf een toelichting op de stand van zaken van de onderhandelingen in Rabat. Hij was optimistisch en gaf aan dat de besprekingen in een positieve en constructieve sfeer plaatsvinden.

Twee scenario’s liggen voor de hand. In het eerste scenario wordt een akkoord bereikt en een nationale eenheidsregering gevormd. In dat geval is de eerste prioriteit het treffen van veiligheidsmaatregelen waarbij milities zich moeten terugtrekken en later in het proces naar ontwapening moet worden gekeken. Als tweede stap zou, in de visie van León, de internationale gemeenschap de eenheidsregering de instrumenten moeten geven om het proces te steunen. Op de derde plaats staat constitutionele proces waarna de overige uitdagingen volgen.

In het tweede scenario zou geen volledig akkoord worden bereikt. In dat geval zou een deelakkoord tot de mogelijkheden behoren. Het is dan van belang de onderhandelingspartijen zoveel mogelijk bijeen te houden. Het perspectief van sancties voor hen die het proces frustreren, kan druk op het proces houden. Voorts kunnen door verschillende partijen gedeeltelijke unilaterale staakt-het-vurens worden uitgewerkt, die door de internationale gemeenschap moeten worden gemonitord. Uiteindelijk zal een politieke oplossing een uitweg moeten bieden in antwoord op de onveiligheid, illegale migratie, terrorisme en financiële chaos.

De ministers uitten unanieme steun voor de inspanningen van León. Ook bestond overeenstemming over de urgentie en de dreiging die de situatie in Libië vormt voor de EU. Meerdere ministers, waaronder de Nederlandse, wilden ook alternatieve plannen verkennen. Er was veel steun voor het idee om het bedrijfsleven, ondernemers en gemeentes te betrekken. Enkele lidstaten, inclusief Nederland, vroegen aandacht voor de rol van regionale partners en actoren en het belang van het voorbereiden van sancties tegen hen die het proces frustreren. Enkele ministers benadrukten ook het de regionale impact van het conflict, met name in de Sahel en Mali. Nederland benadrukte in dit verband het belang om druk op MNLA op te voeren om in Algiers gesloten akkoord te implementeren. Nederland suggereerde te onderzoeken of verificatie van het nakomen van een staakt-het-vuren in Libië vanuit de lucht mogelijk is door middel van inzet van technologische middelen. Meerdere lidstaten gaven aan dat parallel aan de onderhandelingen onder leiding van León ook terrorisme tegengegaan zal moeten worden.

De Hoge Vertegenwoordiger gaf aan dat de EU de besprekingen in Rabat financieel steunt, evenals de bijeenkomst die in Brussel is voorzien van Libische zakenlieden en het onderhandelingsspoor met de Libische gemeenten. Zij gaf tevens aan dat de voorbereidende werkzaamheden voor mogelijke autonome sancties van de EU worden gecontinueerd. Ook wil de Hoge Vertegenwoordiger onderzoeken op welke wijze de EU verder invulling kan geven aan een ondersteunende rol van de EU die het welslagen van de onderhandelingen van León kan bevorderen. De EU zou mogelijk naast de genoemde steun kunnen inzetten op verbeterde coördinatie tussen EU, VN, Libië en landen in de regio, het versterken van de legitimiteit van een eenheidsregering indien deze er komt, alsmede verkenning van mogelijke inzet van GVDB-instrumentarium. Hierover zal tijdens de Raad Buitenlandse Zaken van 16 maart a.s. verder worden gesproken.

Europees Nabuurschapsbeleid

De bespreking van het Europees Nabuurschapsbeleid vond grotendeels plaats in aanwezigheid van de kandidaat-lidstaten. De kandidaat-lidstaten legden nadruk op de gedeelde belangen ten aanzien van met name energiezekerheid, migratie, terrorismebestrijding en foreign fighter problematiek wat tot stijgende zorgen leidde in alle kandidaat-lidstaten. Enkele lidstaten, waaronder NL, steunden het idee van nauwere samenwerking op deze dossiers.

De veranderende veiligheidscontext in de Europese nabuurregio’s, vormt een aanleiding voor de herziening van het Europees nabuurschapsbeleid (ENB). De Hoge Vertegenwoordiger gaf aan dat de ENB-review is gestart en dat lidstaten worden geconsulteerd. De inzet van de Hoge Vertegenwoordiger is gericht op een versterking van de benadering van politiek partnerschap met ENB-landen. Zij zag een betere synergie tussen veiligheidsbeleid en het nabuurschapsinstrumentarium als een belangrijk aspect in de review.

Commissaris Hahn legde nadruk op differentiatie, gelijkwaardigheid en eigenaarschap als belangrijkste aandachtspunten voor de ENB-herziening. Een beter inzicht in de wederzijdse belangen en een toegenomen flexibiliteit in allocatie van middelen zou nodig zijn om beter en sneller in te kunnen spelen op ontwikkelingen in de regio. Hij gaf aan dat de consultaties met lidstaten en externe stakeholders eind juni worden afgerond, waarna in het najaar een gezamenlijke mededeling van EDEO en de Commissie zal worden gepresenteerd.

In de discussie pleitten enkele ministers voor handhaving van een «incentive-based» benadering. Daar waar meer overeenstemming is over de centrale waarden (democratie, rechtsstaat en mensenrechten) en daar waar meer belangen spelen voor de EU, dient de inzet groter te zijn dan in landen waar dat minder het geval is. Ook werd differentiatie genoemd als een belangrijke pijler van het nabuurschapsbeleid. Enkele lidstaten benadrukten het belang van een betere visie op de rol van en samenwerking met derde landen (de buren van de buren) en het beter inbedden van onderwerpen als energie en veiligheid. Ook benadrukten diverse landen het belang van flexibiliteit en zichtbaarheid. Enkele ministers noemden het belang van visumliberalisatie.

Oostelijk Partnerschap

De Hoge Vertegenwoordiger en Commissaris Hahn wezen naar het feit dat de Oostelijk Partnerschapstop in Riga op 21 en 22 mei a.s. een belangrijk buitenlandpolitiek moment zal vormen. De top zou enkele politieke boodschappen moeten afgeven, zoals het herbevestigen van het commitment aan het Oostelijk Partnerschap (OP), het principe van differentiatie, het belang van de hervormingen voortkomend uit de Associatieakkoorden en de focus op samenwerking in plaats van scheidslijnen. De top in Riga zou de verdeeldheid op het continent niet verder moeten verdiepen. Het Oostelijk Partnerschap moet dan ook voor alle zes partnerlanden blijven gelden. Naast politieke boodschappen zouden resultaten van de top gezocht moeten worden op het gebied van staatsopbouw (capaciteitsversterking en hervorming veiligheidssector), interconnecties en infrastructuur (energie, transport, luchtvaart), people-to-people contacten inclusief mobiliteit (visumfacilitatie en -liberalisatie), en markt (uitvoering van DCFTA’s). Met name de landen die een Associatieakkoord, inclusief Deep and Comprehensive Free Trade Area (AA/DCFTA) met de EU waren aangegaan, zouden de vruchten daarvan moeten plukken. Tegelijkertijd werd aandacht gevraagd voor verwachtingenmanagement, met name op het gebied van mobiliteit.

Enkele ministers benadrukten het belang van een sterkere communicatie en de wenselijkheid om het EU belang van een welvarende, veilige buurregio daarbij naar voren te schuiven. Ook zichtbare resultaten, bijvoorbeeld in de sfeer van mobiliteit, werden door enkele lidstaten bepleit. Ook waren enkele interventies gericht op het bijeenhouden van alle OP-landen en het zoeken naar concrete mogelijkheden voor de versterking van relaties met Armenië en Azerbeidzjan. Meerdere ministers waren van mening dat de top een belangrijk moment is om de stand van zaken op te maken ten aanzien van de uitvoering van de afspraken uit de Associatieakkoorden en een impuls te geven aan de implementatie ervan.

Strategic review

Door tijdgebrek is dit onderwerp komen te vervallen. De Hoge Vertegenwoordiger zegde toe dit onderwerp spoedig aan de agenda van de RBZ toe te voegen, zo mogelijk reeds voor 16 maart a.s.

Naar boven