21 501-02 Raad Algemene Zaken en Raad Buitenlandse Zaken

Nr. 1451 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 26 januari 2015

Hierbij bied ik u aan het verslag van de Raad Buitenlandse Zaken van

19 januari 2015.

De Minister van Buitenlandse Zaken, A.G. Koenders

VERSLAG RAAD BUITENLANDSE ZAKEN VAN 19 JANUARI 2015

Indonesië

Bij aanvang van de Raad veroordeelde HV Mogherini de recente uitvoering van de doodstraf in Indonesië, in lijn met de verklaring die de HV op 15 januari 2015 uitgaf. De EU blijft tegenstander van de doodstraf en roept alle landen ter wereld op deze af te schaffen. De HV gaf aan dat de EU ook specifiek Indonesië oproept om alle geplande executies op te schorten en een moratorium op de tenuitvoerlegging van de doodstraf te overwegen, als eerste stap naar een volledige afschaffing van de doodstraf. Nederland gaf aan dat er nog meer executies gepland zijn. Ook om die reden was de verklaring van de HV van belang. De EU moet blijven aandringen op een moratorium als stap richting volledige afschaffing. HV Mogherini onderstreepte dit en gaf aan dat de EU zich in zal blijven zetten voor het wereldwijd afschaffen van deze wrede en onmenselijke straf, die bovendien geen afschrikwekkende werkign heeft en een onaanvaardbare ontkenning betekent van de menselijke waardigheid en integriteit. De HV condoleerde Nederland met de betreurenswaardige executie en betuigde haar solidariteit met ons land.

Rusland

Ministers spraken over de strategische relaties tussen de EU en Rusland, het centrale thema van deze RBZ, mede ter voorbereiding van de discussie op de Europese Raad van maart a.s.

HV Mogherini benadrukte dat dit debat niet tot doel had het Europese beleid aan te passen, maar te bezien op welke wijze de EU effectiever kan opereren richting Rusland, mede met het oog op een vreedzame oplossing van het conflict in Oekraïne.

Situatie in Oekraïne

De Raad besprak de situatie in Oekraïne, mede in het licht van de recente gewelddadigheden waaronder rondom het vliegveld van Donetsk. Sinds de laatste RBZ kwam de trilaterale contactgroep (bestaande uit Oekraïne, Rusland en separatisten, onder leiding van de OVSE) op 24 december jl. bijeen in Minsk en werd overeenstemming bereikt over uitwisseling van gevangenen op 26 december jl. Dit was een van de punten uit de Minsk-Akkoorden. Ook is er sprake van een intensivering van de contacten in het Normandië formaat (d.w.z. Oekraïne, Rusland, Duitsland en Frankrijk) over het conflict in Oost-Oekraïne, mogelijk uitmondend in een overleg tussen de desbetreffende partijen in Astana op 15 januari a.s.

Tegelijkertijd deelden de Ministers de analyse dat er nog onvoldoende voortgang is geboekt ten aanzien van de implementatie van de Minsk-akkoorden, vooral ten aanzien van cruciale onderdelen zoals afspraken over een demarcatielijn, staakt-het-vuren en effectieve grensmonitoring. Zij achtten het van belang te blijven zoeken naar een vreedzame, politieke oplossing van het conflict. Via overleg in de daartoe beschikbare fora (zoals het Normandië-formaat) zou toegewerkt moeten worden naar een Top tussen betrokken regeringsleiders in Astana. Hiertoe zou dient voldoende voortgang te worden geboekt op de Minsk-afspraken om ervoor zorg te dragen dat een dergelijke Top daadwerkelijke resultaten kan opleveren. Een aantal Ministers benadrukte het belang om een manier te vinden om ook separatistische groepen te blijven betrekken bij de dialoog, zonder deze te erkennen.

Sancties

Ministers benadrukten het belang van EU-eenheid en coördinatie richting Rusland. Tot nu toe is de EU gecoördineerd opgetrokken richting Rusland en is het Rusland niet gelukt EU-lidstaten tegen elkaar uit te spelen. De Ministers waren, net als Nederland, van mening dat er gelet op de huidige omstandigheden geen reden was het sanctieregime aan te passen. Aanpassing van het sanctieregime blijft verbonden aan concrete voorwaarden, waarbij voortgang op de Minsk-afspraken centraal staat. Een aantal lidstaten wees hierbij op de economische omstandigheden in Rusland. Ook wezen lidstaten erop dat de sancties geen doel op zichzelf zijn, maar bijdragen aan het beleid van de EU om te komen tot een politieke oplossing van het conflict. Ten aanzien van de sancties die door de EU zijn opgelegd vanwege de illegale annexatie van de Krim werd benadrukt dat zolang niet aan de voorwaarden is voldaan er geen reden was deze aan te passen. Met betrekking tot de annexatie van de Krim blijft de EU een niet-erkenningsbeleid voeren.

Dialoog

Ministers deelden de visie dat dialoog met Rusland om tot een oplossing voor het conflict in Oost-Oekraïne te komen onontbeerlijk is. Ministers waren het erover eens dat zonder concrete vooruitgang ten aanzien van de implementatie van de Minsk-afspraken er geen sprake kon zijn van «business as usual» met Rusland. Van intensivering van de relaties tussen de EU en Rusland of het herstarten van stilgelegde sectorale overlegfora en dialogen kon geen sprake zijn. Ten aanzien van overleg en dialoog over mondiale aangelegenheden of conflicten, zoals klimaatverandering of de onderhandelingen met Iran, waren Ministers het erover eens dat Rusland een belangrijke speler is en dat de dialoog met Rusland over deze onderwerpen voortgezet moet worden. Compartimentalisering en differentiatie van de relaties was van belang. Nederland drong aan op het concreter uitwerken van deze benadering. Ook moest de EU in blijven investeren in dialoog over het versterken van contacten tussen de bevolkingen van de EU en Rusland. Nederland lichtte in dit verband de stand van zaken ten aanzien van de MH17 toe en benadrukte daarbij het belang van steun van zowel de EU als Rusland voor de verdere afhandeling hiervan.

Ministers spraken ook over de Euraziatische Unie (EAU) en de wijze waarop de EU daarmee om zou moeten gaan. Het merendeel van de lidstaten gaf aan eerst meer duidelijkheid te willen hebben over de rechtsbasis, precieze aard en handelwijze van de EAU alvorens hierover een besluit kon worden genomen. Een aantal lidstaten benadrukte dat hierbij ook de positie van de EU ten aanzien van de landen van het Oostelijk partnerschap moest worden betrokken, inclusief de contractuele relaties tussen de EU en een aantal OP-landen.

Strategische communicatie

De Ministers spraken over het belang om Russische propaganda tegen te gaan en als EU meer in te zetten op het ondersteunen van de verspreiding van correcte informatie door betrouwbare medianetwerken. Stappen die daarbij gezet kunnen worden zijn het verkrijgen van beter inzicht in het Russische medialandschap, het beter gebruik maken van bestaande, betrouwbare mediakanalen en het ondersteunen van betrouwbare Russische mediakanalen en journalisten. Ministers ondersteunden deze aanpak, maar tekenden daarbij aan dat vermeden moet worden dat de EU zelf aan propaganda doet. HV Mogherini gaf aan dat op basis van deze discussie het punt van strategische communicatie verder zal worden uitgewerkt ter voorbereiding van een volgende Raad.

Terrorismebestrijding

Naar aanleiding van de aanslag op Charlie Hebdo in Parijs op 7 januari jl., besprak de Raad de externe aspecten van terrorismebestrijding en de rol die de EU daarin kan spelen. Daarbij werd meerdere malen de samenhang van de interne en externe dimensie van veiligheidsbeleid onderstreept.

Commissaris Avrampolous gaf aan dat de EU reeds actief is op het gebied van terrorismebestrijding en verwees daarbij onder meer naar implementatie van de in oktober jl. aangenomen EU-strategie ten aanzien van contraterrorisme / buitenlandse strijders m.b.t. Syrië, Irak en ISIS. Verdere maatregelen zijn noodzakelijk om de veiligheid van burgers te waarborgen: onder meer snelle aanname van de EU Passenger Name Record (PNR) richtlijn, het ontwikkelen van activiteiten op het terrein van circulatie van illegale wapens, de preventie van radicalisering en sterke verbetering van de uitwisseling van informatie. Ook benadrukte hij het belang van samenwerking met derde landen, zoals de VS, Canada, Australië en China. Vervolgens gaf de Commissaris kort een overzicht van activiteiten die al worden ontwikkeld, waaronder de versterking van de controles aan buitengrenzen, de mogelijkheden van het opzetten van Joint Investigation Teams, voorstellen voor de verbetering van informatie-uitwisseling en de preventie van radicalisering, waarbij het Radicalisation and Awareness Network een belangrijke rol speelt.

De EU Coördinator voor Contraterrorisme Gilles de Kerkhove ondersteunde de voorstellen van de Hoge Vertegenwoordiger en noemde als belangrijkste punten: de diversiteit en ernst van de dreiging, de vergroting van de dreiging door onder andere failed states en de gevolgen van de Arabische Lente. Ook drong hij aan op politieke betrokkenheid van belangrijke spelers in de moslimwereld, waaronder Turkije. De EU zou ook financiële steun kunnen bieden aan projecten in landen in de Arabische regio die gewelddadig extremisme tegengaan. Communicatie met de Arabische wereld en het ontwikkelen van een duidelijke EU-boodschap was van groot belang.

De Franse Minister van Buitenlandse Zaken sprak zijn erkentelijkheid uit voor alle EU-steun en aanwezigheid bij de protestmars op 17 januari jl. Verschillende Ministers, waaronder de Nederlandse, hielden een pleidooi voor bescherming van de fundamentele vrijheden, waarden en normen. Vrijheid van meningsuiting vormde hiervan een belangrijk onderdeel; de grenzen hiervan worden uitsluitend door de wet bepaald. Tevens werd benadrukt dat islamofobie moet worden voorkomen. Veel Ministers noemden in hun interventies de aandacht voor preventie van radicalisering en communicatie. Informatie-uitwisseling werd genoemd als belangrijk aandachtspunt, alsook de bestrijding van de financiering van terrorisme, de snelle aanname van de EU PNR-richtlijn. Ook moest er meer aandacht zijn voor de economische situatie in landen in de Arabische regio. Steun voor projecten ter bestrijding van gewelddadig extremisme was daarom van belang bij de aanpak van root causes en het belang van samenwerking met derde landen. Turkije werd in dit verband als belangrijke partner genoemd. Nederland gaf aan dat regionale strategieën een goed instrument kunnen zijn om de problematiek op een geïntegreerde wijze aan te pakken, in samenhang met andere multilaterale fora zoals het Global Counter Terrorism Forum. Het geweld van andere organisaties als Boko Haram in Noord-Nigeria zijn uitingen van een bredere internationale en regionale dreiging die daarin meegenomen moet worden.

In haar conclusie gaf HV Mogherini aan dat naast het openbaar maken van (delen van) de contraterrorismestrategie de volgende acties in gang zullen worden gezet: goede coördinatie tussen interne en externe veiligheidsaspecten waaronder het «mainstreamen» van terrorismebestrijding in het buitenlandbeleid, de verbetering van samenwerking en communicatie met Arabische landen, het vergroten van het aantal experts op het gebied van veiligheid bij EU-delegaties, meer aandacht voor preventie van radicalisering en voor de bestrijding van financiering van terrorisme, de verbetering van uitwisseling van informatie op alle niveaus en de versterking van de controles aan de buitengrenzen.

Tot slot werd een verklaring aangekomen die op initiatief van Nederland was opgesteld en waarin het geweld door Boko Haram in het noorden van Nigeria in sterke bewoordingen werd veroordeeld. De regionale problematiek van Boko Haram zal spoedig op de RBZ worden geagendeerd.

Bijeenkomst met SG Arabische Liga

In een informele lunchbijeenkomst met de secretaris-generaal van de Arabische Liga, Nabil El-Araby, werd ingegaan op een aantal regionale kwesties, waaronder de situatie in Libië, het MOVP, en Syrië. Ook werd stilgestaan bij terrorisme en buitenlandse strijders. El-Araby gaf aan dat ook de Arabische Ministers terrorisme veroordelen en dat religie geen rechtvaardiging kan vormen voor geweld, zoals bij de aanslag in Parijs. Op basis van het debat met de EU-Ministers concludeerde HV Mogherini dat het van belang is de samenwerking tussen de EU en de Arabische Liga te versterken, op zowel politiek als op ambtelijk niveau, om de gemeenschappelijke uitdagingen te adresseren. Na de lunch ondertekenden de HV Mogherini en de SG El-Araby een Memorandum of Understanding om de samenwerking tussen EDEO en de Arabische Liga verder invulling te geven.

Klimaatverandering

Na een korte inleiding van Commissaris Cañete nam de Raad het Actieplan Klimaatdiplomatie aan. Met het oog op het behalen van een ambitieus akkoord in Parijs is het de inzet om als EU en lidstaten georkestreerd op te treden in aanloop naar COP21 in Parijs in december dit jaar. HV Mogherini zegde toe waar nodig de politieke uitdagingen op weg naar Parijs op de RBZ te zullen agenderen. Zij onderstreepte dat het actieplan een «levend instrument» is dat Ministers voortdurend zullen evalueren en indien nodig aan zullen passen.

Libië

Wegens tijdgebrek is het onderwerp Libië niet aan de orde gekomen tijdens de RBZ. Het onderwerp zal bij een eerstvolgende RBZ worden opgepakt.

EUTM Somalië

Langs deze weg maakt het kabinet van de gelegenheid gebruik uw Kamer te informeren over het besluit de Nederlandse bijdrage van maximaal 10 functionarissen aan EUCAP Nestor, de regionale maritieme capaciteitsopbouwmissie van de EU in de Hoorn van Afrika, te verlengen tot eind 2016, conform de looptijd van het EU-mandaat voor de missie. Nederland neemt sinds juli 2013 deel aan deze missie.

Centraal Afrikaanse Republiek

Tevens wordt van deze gelegenheid gebruik gemaakt uw Kamer te informeren over het besluit van de RBZ de EU-operatie Military Assistance Mission in de Centraal Afrikaanse Republiek (EUMAM CAR) op te richten als opvolger van EUFOR CAR, die op 15 maart a.s. eindigt. EUMAM CAR heeft een mandaat voor 1 jaar en een omvang van ongeveer 50 personen. Hoofddoel van deze missie is het ondersteunen van de militaire autoriteiten bij het SSR-proces, dat zal starten na verkiezingen (voorzien voor juni-juli 2015). Het kabinet is niet voornemens een bijdrage te leveren aan EUMAM CAR. Wel zal Nederland zijn verplichtingen aangaande de vulling van de Command and Control structuren van EU-missies nakomen, net als nu ook al het geval is met EUFOR CAR. Dat betekent dat Nederland, indien nodig, gevraagd kan worden maximaal 5 stafposities te vervullen.

Naar boven