21 501-02 Raad Algemene Zaken en Raad Buitenlandse Zaken

Nr. 1415 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 10 oktober 2014

Hierbij bied ik u de geannoteerde agenda aan van de Raad Buitenlandse Zaken van 20 oktober 2014.

De Minister van Buitenlandse Zaken, F.C.G.M. Timmermans

GEANNOTEERDE AGENDA RAAD BUITENLANDSE ZAKEN VAN 20 OKTOBER 2014

Ebola

De Raad zal de aanpak bespreken van de ebola-crisis door de EU en de lidstaten. Het kabinet hecht grote waarde aan de totstandkoming van een door de EU-gecoördineerde 24/7 repatriëringscapaciteit voor hulpverleners. Het gebrek aan (medische) hulpverleners in de getroffen landen is groot. Het kabinet acht het van belang dat EU-lidstaten hun inspanningen coördineren via het Emergency Response Coordination Centre (ERCC). Hetzelfde geldt voor coördinatie van de internationale respons door het VN Ebola Crisis Team. Het kabinet blijft pleiten voor het openhouden van de grenzen in de regio en instandhouding van het vliegverkeer. Hiermee wordt de economische schade zoveel mogelijk beperkt. Naast de uitbraak dreigt de stabiliteit in de getroffen landen – met name Liberia en Sierra Leone – te verslechteren en ligt er mogelijk een voedselcrisis in het verschiet. De Raad zal dan ook spreken over de implicaties van de Ebola crisis voor Afrikaanse landen. Bij deze politieke beoordeling vraagt het kabinet aandacht voor de verslechterde stabiliteit en de dreigende voedselcrisis.

Sinds de uitbraak in maart 2014 heeft de EU EUR 180 miljoen bijgedragen aan de bestrijding van ebola en aan budgetsupport voor de getroffen landen en steun aan de medische missie van de Afrikaanse Unie. Daarnaast heeft de EU humanitaire experts naar de getroffen landen uitgezonden. Het kabinet heeft EUR 18,8 miljoen beschikbaar gesteld om de crisis te bestrijden. Daarnaast wordt het logistieke ondersteuningsschip Karel Doorman van de Koninklijke Marine beschikbaar gesteld om hulpgoederen naar de regio te transporteren. Het besluit over daadwerkelijke inzet wordt genomen op basis van een aantal randvoorwaarden. Zo moet onder meer de transportcapaciteit van het schip in voldoende mate benut worden. De transportkosten komen voor 55 procent voor rekening van de Europese Commissie. Het andere deel wordt betaald uit de begroting voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking.

Irak/Syrië/ISIS

De Raad zal aandacht besteden aan de internationale inspanningen ter bestrijding van ISIS in Irak en Syrië. Hierbij zal het onder meer stilstaan bij de steeds zorgelijker situatie aan de Turks-Syrische grens en de middelen waarover de EU beschikt om de dreiging van ISIS tegen te gaan. Ook zal de Raad van gedachten wisselen over effectieve samenwerking (tussen EU-lidstaten, -fora en partnerlanden) op het gebied van buitenlandse strijders en financieringsstromen. Desgevraagd zal het kabinet de Nederlandse militaire bijdrage in Irak toelichten. Het kabinet is van mening dat militair ingrijpen in Irak alleen een succesvol resultaat oplevert als eveneens geïnvesteerd wordt in inclusiviteit en stabiliteit; vooral eerst door de Iraakse regering. Het kabinet hecht eraan dat de Raad spreekt over de (ondersteunende) rol die de EU hierbij kan spelen door haar middelen in te zetten in het brede spectrum van de geïntegreerde benadering. Inzet van de EU zou zich volgens het kabinet op de volgende sporen moeten richten: ondersteuning van een duurzaam en inclusief politiek proces, aanpak van financieringsstromen (incl. oliesmokkel), op de middellange en lange termijn capaciteitsopbouw van Iraakse instituties (veiligheidssector en rechtstaatontwikkeling) en wederopbouw in teruggewonnen gebieden met het oog op inclusiviteit.

Conform de Nederlandse prioriteiten zal aandacht gevraagd worden voor het tegengaan van straffeloosheid en de positie van vrouwen. Tevens zal het kabinet het belang van voldoende humanitaire hulpverlening bepleiten en de Nederlandse bijdragen op dit terrein (EUR 113,5 miljoen in Syrië en EUR 17,2 miljoen in Irak) toelichten.

MOVP/Gaza

De Raad zal spreken over de laatste ontwikkelingen in het Midden-Oosten Vredesproces en de situatie in Gaza. Op 26 augustus jl. is een staakt-het-vuren ingegaan, waarmee een einde kwam aan de raketbeschietingen vanuit Gaza en de Israëlische «Operation Protective Edge». Verdere onderhandelingen worden gevoerd om tot een duurzaam bestand te komen.

Op 12 oktober a.s. neemt de Minister van Buitenlandse Zaken deel aan een internationale donorconferentie in Caïro over de wederopbouw van Gaza. Het doel van de conferentie is om het fundament van het staakt-het-vuren te versterken, het perspectief op een politieke oplossing te vergroten en financiële steun voor wederopbouw van Gaza te mobiliseren.

In de visie van het kabinet is een duurzame oplossing noodzakelijk om te voorkomen dat deze geweldscyclus zich elke paar jaar herhaalt. Daarbij is het essentieel om de toegang tot de Gaza-strook te verruimen met inachtneming van de veiligheidszorgen van Israël. De internationale gemeenschap kan daarbij een rol spelen. Het kabinet zet in op een centrale rol voor de Palestijnse Autoriteit (PA) bij de wederopbouw van Gaza en op uitbreiding van het gezag van de Palestijnse Autoriteit naar Gaza.

Libië

De Raad zal mogelijk spreken over de zorgwekkende ontwikkelingen in Libië. Vanwege de verslechterde veiligheidssituatie zijn de meeste buitenlandse vertegenwoordigingen eind juli 2014 geëvacueerd. De Nederlandse ambassade in Tripoli is sinds 29 juli jl. tijdelijk gesloten.

Er tekent zich in Libië een conflict af tussen allianties van aan de ene kant islamistische milities en milities uit Misrata, die Tripoli en grote delen van Benghazi controleren; en aan de andere kant anti-islamistische milities uit Zintan, de strijdgroepen van generaal Haftar en het nationale Libische leger, die het Huis van Afgevaardigden steunen. Deze allianties zijn gebaseerd op kortetermijnbelangen en kunnen bij nieuwe ontwikkelingen snel wijzigen. Sinds de parlementsverkiezingen van 25 juni jl. bestaat er een situatie waarbij het door de internationale gemeenschap erkende Huis van Afgevaardigden en de regering onder leiding van al-Thinni in Tobroek zetelt, en een kleine groep islamistische leden van het oude parlement een rivaliserende regering heeft gevormd onder leiding van al-Hassi met een parlement in Tripoli.

Het kabinet maakt zich zorgen over de situatie in Libië en de gevolgen die dit heeft voor de lokale bevolking en de regio. Libië biedt vanwege het machtsvacuüm een toevluchtsoord aan jihadistische strijders en vormt een spil in het regionale netwerk van illegale handel in onder meer drugs, wapens en mensen. Door gebrek aan controle door staatsinstellingen en de slechte veiligheidssituatie is het adresseren van de migratiestroom in Libië zelf zeer lastig geworden. Het kabinet is van mening dat de EU-inzet gericht moet zijn op ondersteuning van het bemiddelingsinitiatief van VN-gezant León. Een inclusief politiek proces is de enige manier om het verstoorde transitieproces terug op het juiste spoor te krijgen. Nederland zal in EU-verband pleiten voor een geïntegreerde aanpak zodat ook de migratie-problematiek en de gevaren van jidahistische groeperingen worden geadresseerd.

Oekraïne

In de context van Oekraïne heeft de nasleep van de MH17 vliegramp voor het kabinet onverminderd de hoogste prioriteit. Uw kamer wordt regelmatig per brief geïnformeerd over de laatste stand van zaken omtrent de drie prioriteiten berging/repatriatie, onderzoek en schuldvraag1.

De Raad zal de situatie in Oost-Oekraïne bespreken die is ontstaan nadat de trilaterale contactgroep op 5 september jl. in Minsk overeenstemming bereikte over 12 punten, waaronder een onmiddellijk staakt-het-vuren, monitoring door de OVSE, hervatting grenscontroles en hervatting nationale dialoog gericht op een politieke oplossing. Dit «Minsk protocol» werd op 19 september jl. aangevuld met een memorandum waarin nadere bepalingen zijn opgenomen over onder meer de terugtrekking van zwaar materieel, instelling van een bufferzone, verbod op militaire vluchten en vertrek van buitenlandse strijders. Het kabinet verwelkomt dat conflictpartijen het eens zijn geworden over het protocol en het memorandum van Minsk. Deze afspraken bieden een goede basis voor een politieke oplossing van het conflict. Tot op heden blijft implementatie van zowel het protocol als het memorandum echter nog onbevredigend. Schendingen van het staakt-het-vuren vinden regelmatig plaats, met name rondom strategische locaties als het vliegveld van Donetsk en de havenstad Marioepol, die onder controle staan van de Oekraïense autoriteiten. Bij de implementatie van de Minsk-afspraken en het staakt-het-vuren in het bijzonder moeten betrokken partijen zich rekenschap geven van het belang van ongehinderde toegang tot de MH17 rampplek. Het kabinet roept hier in internationaal kader, zo ook in EU-verband, toe op. Ook is nog steeds sprake van de aanwezigheid van Russisch materieel en Russische troepen op Oekraïens grondgebied en zijn er nog geen effectieve grenscontroles hervat tussen Rusland en het door separatisten gecontroleerde grondgebied van Oekraïne. Ondanks het feit dat de Oekraïense autoriteiten op 16 september jl. een handreiking naar de separatisten deden door de aanname in het parlement van een verregaand voorstel voor tijdelijke autonomie, zijn de separatisten nog niet ingegaan op dit aanbod en zijn er geen noemenswaardige stappen gezet om de nationale dialoog – waarmee een politieke oplossing voor het conflict in Oost-Oekraïne gevonden moet worden – te hervatten

Daarnaast werken de separatisten in de aanloop naar de Oekraïense parlementsverkiezingen van 26 oktober a.s. niet mee aan een formule waarbij de verkiezingen ook in de door hen bezette gebieden plaats kunnen vinden. Ook ten aanzien van de lokale verkiezingen, die in Oekraïne op 2 december a.s. plaatsvinden, werken de separatisten niet mee aan opties die de eenheid van Oekraïne waarborgen. In plaats hiervan streven ze naar de organisatie van eigen «verkiezingen».

Sancties

In navolging van de Europese Raad van 20 augustus jl., waar werd geconcludeerd dat Rusland destabiliserend blijft optreden in Oost-Oekraïne, heeft de Raad op maandag 8 september een additioneel pakket aan sancties goedgekeurd dat voortbouwt op het sanctiepakket dat op 31 juli 2014 in werking is trad. Dit pakket is op vrijdag 12 september jl. in werking getreden. Het pakket omvat verdergaande kapitaalmarktrestricties (verlaging van de drempel voor verhandelbaar schuldpapier van 90 tot 30 dagen; uitbreiding tot alle leningen; uitbreiding reikwijdte met staatsbedrijven in olie- en defensiesectoren), verdergaand exportverboden voor dual use goederen (uitbreiding verbod op de uitvoer van goederen en technologie voor tweeërlei gebruik naar gemengde eindgebruikers) en hoogwaardige energietechnologie (verbod op van bepaalde dienstverlening voor diepwater olie-exploratie en -productie, Arctische olie-exploratie en -productie en schalieolieprojecten in Rusland). Daarnaast is het sanctiecriterium voor het visumverbod en bevriezing van tegoeden uitgebreid met personen en entiteiten die zaken doen met de separatistische groeperingen in de Donbas regio. Tegelijkertijd zijn er 24 extra personen toegevoegd aan de sanctielijst. In totaal zijn nu 119 personen en 23 entiteiten op de sanctielijst geplaatst.

Bij de aankondiging van het meest recente sanctiepakket op 12 september jl. benadrukte de Voorzitter van de Europese Raad Van Rompuy dat het pakket schaalbaar en omkeerbaar is, afhankelijk van de situatie ter plaatse. De politieke ontwikkelingen zoals hierboven geschetst geven op dit moment geen aanleiding voor aanpassing van het sanctieregime.

Associatieakkoord en steun aan Oekraïne

Op 16 september jl. ratificeerden het Oekraïense parlement en het Europees parlement het associatieakkoord tussen Oekraïne en de EU. Een aantal dagen eerder, op 12 september jl., werd tussen Oekraïne, de Russische Federatie en de EU in het kader van trilaterale consultaties overeengekomen dat de voorlopige toepassing van delen van het Associatieakkoord (vooral met betrekking tot het vrijhandelsdeel) vooruit wordt geschoven naar 1 januari 2016. Hiertoe is besloten omdat Oekraïne ruimte wilde houden om Russische zorgen over de toepassing van handelsafspraken tussen de EU en Oekraïne weg te nemen – overigens op straffe van aangekondigde Russische handelsmaatregelen tegen Oekraïne (namelijk de niet naleving van het vrijhandelsverdrag tussen de GOS-staten, wat de Oekraïense economie schade zou berokkenen). Het kabinet ziet het uitstel van de voorlopige toepassing van betreffende delen van het akkoord als «vertrouwenwekkende maatregel» vis-à-vis Rusland. Dit kan bijdragen aan de-escalatie. Het kabinet stelt zich tegelijkertijd op het standpunt dat aanpassing van het associatieakkoord niet aan de orde is: het akkoord is immers door alle partijen ondertekend en aanpassing van de bepalingen kan alleen op verzoek van verdragspartijen tot stand komen, niet als gevolg van inmenging van een derde partij. De Raad heeft hierover op 29 september jl. een verklaring aangenomen.2

De autonome handelsmaatregelen die de Raad aannam ten aanzien van Oekraïne zullen worden verlengd t/m 31 december 2015. Hierdoor blijft Oekraïne profiteren van bepalingen uit het vrijhandelsverdrag vooruitlopend op de voorlopige toepassing daarvan. De nationale procedures m.b.t. de ratificatie van de drie associatieakkoorden (met Georgië, Moldavië en Oekraïne) zijn ondertussen in gang gezet. Implementatie van de akkoorden, inclusief de uitvoering van de hervormingsagenda die hierbij komt kijken, heeft voor Nederland de hoogste prioriteit. Zij zullen de transitie van Oekraïne naar een functionerende rechtsstaat en een vrije markteconomie bespoedigen. De EU, en afzonderlijke lidstaten – ook Nederland – zullen dit hervormingsproces actief ondersteunen.


X Noot
1

Kamerbrief stand van zaken MH17 (Kamerstuk 33 997, nr. 20), d.d. 9 oktober 2014.

Naar boven