21 501-02 Raad Algemene Zaken en Raad Buitenlandse Zaken

Nr. 1371 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR BUITENLANDSE HANDEL EN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 17 april 2014

Hierbij bied ik u de geannoteerde agenda aan van de Raad Buitenlandse Zaken over handel op 8 mei 2014 waaraan EU-Ministers verantwoordelijk voor handelspolitiek zullen deelnemen. Voorts informeer ik u over een bijeenkomst voor een aantal Lidstaten over investeerder-staat-geschillenbeslechtingsmechanisme in TTIP, die ik samen met mijn Portugese collega organiseer voorafgaand aan de Raad.

De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, E.M.J. Ploumen

Geannoteerde agenda van de Raad Buitenlandse Zaken over handel op 8 mei 2014

De agenda van de Raad Buitenlandse Zaken over handel (RBZ) op 8 mei 2014 staat in het teken van de afronding van de onderhandelingen tussen de EU en Canada. Verder zullen de lopende onderhandelingen tussen de EU en Japan en de werkagenda van de WTO en gerelateerde plurilaterale onderhandelingen over groene goederen worden besproken. Daarnaast wordt tijdens de Raad als A-punt de Verordening over financiële aansprakelijkheid voor investeringsgeschillen vastgesteld. Algerije is door Kroatië als AOB-punt opgebracht.

De kerncijfers van het Centraal Economisch Plan (CEP) 2014, die op 4 maart jl. door het Centraal Planbureau gepubliceerd zijn laten zien dat de Nederlandse economie in het kielzog van het eurogebied langzaam uit het dal klimt.

De aantrekkende wereld- en Europese economie vormen de stuwende kracht achter de groei van de Nederlandse economie via een toenemende uitvoer.

De wereldeconomie groeit, de wereldhandel neemt toe. Dit schept kansen voor Nederland – als open economie – om meer te exporteren. Handel is daarmee één van de belangrijkste factoren voor economische groei en de creatie van werkgelegenheid. De bespreking van de onderwerpen van deze RBZ levert een bijdrage aan duurzame economische groei hier en in andere landen.

Verordening financiële aansprakelijkheid

Tijdens de RBZ zal als A-punt worden vastgesteld dat de Verordening over financiële aansprakelijkheid is afgerond. De onderhandelingen tussen Raad, Europees Parlement (EP) en de Europese Commissie over de Verordening voor de financiële aansprakelijkheid bij investeringsgeschillen zijn begin april succesvol afgerond. De Verordening regelt wie (de Unie of de lidstaat) als verweerder op mag treden in een arbitrageprocedure van een investeerder uit een derde land tegen de Unie of een lidstaat. Ook bepaalt de Verordening wie een eventuele schadevergoeding dient te betalen.

Uitgangspunt van het voorstel van de Europese Commissie is dat degene die de betwiste maatregel genomen heeft, zich moet verdedigen en ook een eventuele schadevergoeding moet betalen. Hierover bestaat overeenstemming. Maar het kan nodig zijn dat in zeer uitzonderlijke gevallen en als het in het belang van de Unie is, de Europese Commissie de verdediging van een Lidstaat overneemt, terwijl de Lidstaat financieel aansprakelijk blijft. Bovendien kan de Europese Commissie – zelfs tegen de wil van een Lidstaat – een Lidstaat vragen om een bepaald standpunt in te nemen, of tegen een arbitrage-uitspraak een vernietigings- of beroepsprocedure aanhangig te maken. Tot slot, kan de Europese Commissie ook tegen de wil van een Lidstaat een zaak schikken.

Dit laatste punt was tot het eind toe niet geregeld op een wijze waarmee Nederland en een aantal andere Lidstaten konden instemmen. Zoals eerder met u besproken heeft Nederland zich ervoor ingezet dat een Lidstaat nooit in een schikking kan worden gedwongen die financiële gevolgen heeft voor die Lidstaat. In de eindfase is het gelukt de Commissie en het Europees parlement te overtuigen van deze inzet.

Het verheugt mij dan ook zeer dat het gelukt is om voor het verkiezingsreces van het Europees Parlement een compromis te bereiken dat recht doet aan onze inzet van de afgelopen jaren. De tijdige afronding van de Verordening is ook van belang voor implementatie van de afgeronde akkoorden met Canada en Singapore.

EU-Canada vrijhandelsakkoord (CETA)

Tijdens de RBZ zal gevraagd worden om akkoord te gaan met het vrijhandelsakkoord tussen de EU en Canada. De onderhandelingen met Canada zijn gestart in 2009 en op 18 oktober 2013 jl. bereikten de EU en Canada een principeakkoord. Sindsdien wordt gewerkt aan de laatste technische details.

Verwachting is dat alle Lidstaten dit akkoord inhoudelijk kunnen steunen.

De ambitieuze inzet van beide partijen heeft geresulteerd in een per saldo gebalanceerd en hoogwaardig resultaat. In dit voorlopige resultaat komen de voor Nederland belangrijke punten goed tot uitdrukking. De nog openstaande (technische) punten betreffen vooral de onderdelen diensten en investeringen. Voor landbouwmarkttoegang wordt nog onderhandeld over het beheer van het EU-tariefquotum voor vlees. De verwachting is dat ook deze onderdelen binnenkort worden afgerond, vóór de RBZ. De inzet van Nederland in deze laatste fase is er op gericht dat de Europese Commissie een zorgvuldige belangenafweging blijft maken bij de uitwerking van de technische details waarbij rekening wordt gehouden met de Nederlandse belangen in o.a. de vlees-, de zuivel-, bagger- en de financiële dienstensector.

CETA akkoord: gemengde competentie?

Tijdens de RBZ zal worden besproken of dit akkoord als een «gemengd akkoord» is aan te merken of als een akkoord dat volledig onder de exclusieve competentie van de EU valt. Nederland is evenals alle andere Lidstaten van mening dat dit akkoord ook beleidsterreinen raakt die binnen de gedeelde of zelfs exclusieve competentie van de Lidstaten vallen. Dit is vooral het geval voor specifieke onderdelen op het gebied van diensten, transport en investeringsbescherming. Dat betekent dat alle nationale parlementen van de Lidstaten dit handelsverdrag moeten goedkeuren. Commissaris De Gucht heeft recent aangekondigd in het EP dat hij CETA of het EU-Singapore akkoord zal voorleggen aan het Europees Hof van Justitie om een oordeel te krijgen over dit competentievraagstuk.

EU-Japan vrijhandelsakkoord

De Commissie zal verslag doen van de stand van zaken in onderhandelingen met Japan over een vrijhandelsakkoord. Naar verwachting zal zij daags voor de bijeenkomst van de Raad een schriftelijke appreciatie geven van de voortgang bij de aanpak door Japan van non-tarifaire belemmeringen, in het bijzonder in de sectoren motorvoertuigen en spoormaterieel. Het onderhandelingsmandaat voorziet in zo’n appreciatie na een jaar onderhandelen. Wat Nederland betreft, is de voortgang bevredigend. Kalfsvlees werd vorig jaar weer toegelaten tot Japan, terwijl ook bij medische apparatuur en additieven voor diervoeding en voedsel resultaten worden geboekt. Naar verwachting zal ook de Europese Commissie het beeld van de onderhandelingen voldoende positief beoordelen om voortzetting daarvan aan te bevelen.

WTO (onder meer groene goederen)

De Raad zal stilstaan bij het handelsoverleg in WTO-verband. Op korte termijn staat hierbij centraal hoe opkomende landen uitvoering zullen geven aan het tijdens de ministeriële WTO-bijeenkomst afgelopen december bereikte akkoord over handelsfacilitatie. In het verlengde hiervan zal eind dit jaar een werkprogramma tot stand moeten komen voor de Doha-ronde. De Raad zal ook kennis kunnen nemen van ontwikkelingen in plurilaterale onderhandelingen, waaraan veel maar niet alle, WTO-landen meedoen, onder andere over groene goederen. Op de lijst van groene goederen staan nu hernieuwbare energie (panelen, turbines), afvalwatertechnologie, luchtvervuilingstechnologie (filters, katalysatoren), afvalverwerking (ovens, compacteer- en sorteermachines) en meetapparatuur. Het is de bedoeling dat deze lijst gaandeweg zal worden uitgebreid en dat naast tarieven, ook non-tarifaire belemmeringen aan de orde zullen komen. Nederland steunt de inzet op vrijmaking van de handel in groene goederen. Wel is zorgvuldigheid geboden bij uitbreiding van de lijst daarvan, bijvoorbeeld omdat gebruik van voedselgewassen als basis voor chemische producten niet onomstreden is.

EU-VS vrijhandelsakkoord (TTIP)

Tijdens de lunch zal de Raad spreken over het Transatlantic Trade & Investment Partnership (TTIP). Sinds de start van de onderhandelingen in juli 2013 hebben vier onderhandelingsrondes plaatsgevonden. De eerstvolgende ronde staat gepland voor 19–23 mei in Washington D.C. Ook tijdens de EU-VS top op 26 maart jl. is in aanwezigheid van President Obama gesproken over TTIP. President Obama heeft nogmaals zijn toewijding aan een ambitieus akkoord, waarbij het verlagen van standaarden niet aan de orde is, benadrukt.

De EU en Nederland zetten uiteraard ook in op een ambitieus akkoord. Een ambitieus handelsakkoord met de VS kan de Nederlandse economie structureel jaarlijks tot 4,1 miljard Euro opleveren.

Naast de offensieve belangen is het echter ook van belang om de bestaande zorgen in de samenleving over de mogelijke impact van TTIP serieus te nemen. Transparantie en participatie van alle stakeholders zijn cruciaal voor het welslagen van de onderhandelingen. Nederland heeft van begin af aan breed geconsulteerd over TTIP. Zo heeft er op 25 februari jl. een brede consultatie plaatsgevonden over een aantal onderwerpen in de onderhandelingen. Hierbij waren zo’n 40 aanwezigen vanuit bedrijfsleven en het maatschappelijk middenveld. In het kader van het Nederlandse onderzoek (naar aanleiding van motie Van Ojik) naar de positieve en negatieve impact van Investor-to-State Dispute Settlement (ISDS) in TTIP heeft op 17 april jl. een rondetafel plaatsgevonden met belanghebbenden. Nederland zal deze consultaties gedurende het hele proces voortzetten. Deze consultaties moeten leiden tot een maatschappijbrede dialoog, gebaseerd op feiten, over hoe dit verdrag er wel of niet uit zou moeten zien.

In het kader van transparantie dient ook een structurele oplossing gevonden te worden om de VS-documenten met Lidstaten te delen. De aangekondigde reading room is een stap in de goede richting, maar op lange termijn onacceptabel. Ook Lidstaten hebben immers de plicht om hun nationale parlementen te informeren, net zoals de VS administratie het Congres moet informeren. Ik heb dit punt ook zelf benadrukt tijdens mijn gesprek met United States Representative (USTR) Froman op 11 april jl.

Ik heb deze raad ook aangegrepen om samen met mijn Portugese collega Maçães een aantal Ministers uit te nodigen om van gedachten te wisselen over ISDS in TTIP. Daartoe organiseren wij op 7 mei – de avond voorafgaand aan de RBZ – een bijeenkomst met collega’s in Brussel.

Uw Kamer gaat op korte termijn de eerder toegezegde TTIP-brief toe waarin ik uitgebreid inga op de onderhandelingen in dit verband.

Economische Partnerschapsakkoorden (EPA’s)

De RBZ zal de stand van zaken bespreken in de EPA-onderhandelingen. De komende maanden zijn cruciaal, gezien de Markttoegangsverordening die stelt dat landen, die op 1 oktober 2014 nog geen stappen hebben gezet een (interim-) EPA te ratificeren, terugvallen op het voor hen geldende APS-tarief of het buitentarief van de WTO (most favoured nation - MFN). Sinds de vorige Raad hebben er in Oost-, West- en Zuidelijk Afrika en de andere EPA-regio’s nieuwe onderhandelingsronden plaatsgevonden. Nederland zet zich blijvend in voor snelle afronding van akkoorden met deze regio’s.

Het algemene beeld geeft reden tot optimisme. In Oost-Afrika lijkt een akkoord met de East African Community-landen binnen handbereik. Eind maart is op hoog ambtelijk niveau een doorbraak bereikt, met overeenstemming over oorsprongsregels en de «MFN-clausule». Op een ministeriële bijeenkomst in mei 2014 vinden de partijen elkaar hopelijk ook op de nog openstaande punten, die exportbelastingen en de opschortingsclausule betreffen. Ook in de South African Development Community-regio in Zuidelijk Afrika is in maart aanzienlijke vooruitgang geboekt. Over de MFN-clausule is een compromis bereikt dat tegemoet komt aan de specifieke positie van de minst ontwikkelde landen, door hen uit te zonderen zolang zij nog de status van minst ontwikkeld land hebben. Ook zijn de partijen het eens geworden over bepalingen rondom geografische indicaties en belastingen. Overeenstemming over exportbelastingen en landbouwvrijwaringsmaatregelen lijkt nabij. Oorsprongsregels en de markttoegang voor landbouwproducten vormen de nog openstaande punten. Het politiek bekrachtigen van de overeenkomst die eind januari op technisch niveau in West-Afrika met ECOWAS is bereikt, is voorlopig uitgesteld, vanwege politieke voorbehouden bij het akkoord aan Nigeriaanse zijde.

En marge van de vorige informele RBZ in Athene op 27 februari jl. heeft Nederland een bijeenkomst met gelijkgezinde Lidstaten georganiseerd om ook in EU-verband een discussie over EPA’s op politiek niveau te entameren.

De aanwezige Ministers onderstreepten het belang samen op te trekken om het EPA-proces vooruit te helpen en de onderhandelingspartijen waar mogelijk dichter bijeen te brengen.

Algerije

Op verzoek van Kroatië is een AOB-punt aan de agenda toegevoegd over de weigering van Algerije om producten uit het recent tot de EU toegetreden Kroatië als EU-producten te behandelen. Algerije hanteert bij de handel vanuit Kroatië standaard WTO-tarieven. Nederland steunt Kroatië in de oproep aan de Europese Commissie om de onderhandelingen met Algerije zo spoedig mogelijk af te ronden.

Naar boven