21 501-02 Raad Algemene Zaken en Raad Buitenlandse Zaken

Nr. 1366 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 8 april 2014

Hierbij bied ik u het verslag aan van de informele Raad Buitenlandse Zaken («Gymnich») van 4 en 5 april 2014.

De Minister van Buitenlandse Zaken, F.C.G.M. Timmermans

VERSLAG INFORMELE RAAD BUITENLANDSE ZAKEN «GYMNICH» VAN 4 EN 5 APRIL 2014

Tijdens de informele bijeenkomst van Ministers van Buitenlandse Zaken («Gymnich») van 4 en 5 april jl. in Athene werd van gedachten gewisseld over de ontwikkelingen in de directe buurlanden van de EU, zowel in het Oosten als in het Zuiden. Daarbij werd het Europees Nabuurschapsbeleid als instrument tegen het licht gehouden en werd besproken op welke wijze en met welke partners de EU het meest effectief duurzame stabiliteit, democratisering, mensenrechten en sociaaleconomische vooruitgang in de regio kan nastreven.

In het licht van de actualiteit lag de nadruk van de bespreking op de situatie in Oekraïne. De lidstaten onderstreepten de uitkomsten van de Europese Raad van 20 maart jl. en bleven vastberaden om eensgezind te blijven optreden waar het gaat om de Oekraïense soevereiniteit en stabiliteit.

De voorzitter van de buitenlandcommissie van het Europees Parlement, Elmar Brok, was tijdens een gedeelte van deze bespreking aanwezig en legde onder meer nadruk op het versterken van het Europees Gemeenschappelijk Veiligheids- en Defensiebeleid (GVDB) en spoedige uitvoering van de afspraken die tijdens de Europese Raad van december 2013 op dit gebied zijn gemaakt. Ook pleitte hij voor het versterken van people-to-people contacten tussen de EU en Oekraïne.

Veel nadruk werd in de discussie gelegd op het belang van dialoog met Rusland en de vraag hoe deze ingevuld moet worden. Hierbij werd door een meerderheid van Ministers aangetekend dat dialoog niet over het hoofd van Oekraïne moet gaan, maar dat het land volledig mee moet praten en dat het Oekraïense volk over de eigen toekomst moet kunnen beslissen. Het idee een contactgroep op te richten waar zowel de Verenigde Staten, Rusland, de EU als Oekraïne deel aan nemen, kon op steun van meerdere Ministers rekenen. Ook was er steun voor het idee om ter voorkoming van verkeerde beeldvorming met Rusland te spreken over wat het Associatieakkoord en Deep and Comprehensive Trade Area (AA/DCFTA) wel en wat het niet is. Hierbij moet echter voorkomen worden dat dit leidt tot (pogingen tot) heronderhandeling, of dat Rusland een stem krijgt in het Europees nabuurschapsinstrumentarium.

In de discussie pleitte een aantal Ministers voor het verminderen van de Europese energie-afhankelijkheid van Rusland en het versnellen van diversificatie in de Europese energievoorziening om de positie van de EU ten opzichte van Rusland te kunnen versterken. Dit element kwam ook bij de bijeenkomst in aanwezigheid met de kandidaat-lidstaten naar voren.

Eveneens werd gesproken over de moeilijke situatie in Syrië waarbij de focus in de eerste plaats lag op het naleven van de humanitaire resolutie 2139 van de VN Veiligheidsraad en op de wijze waarop diplomatieke inspanningen konden bijdragen aan een oplossing van het conflict. In dit licht kwam de rol van Rusland eveneens aan de orde. Tevens kwam de moeilijke situatie in Libië aan de orde en werd gesproken over de ontwikkelingen in Egypte. Meerdere Ministers uitten complimenten voor de positieve ontwikkelingen in Tunesië.

Diverse Ministers pleitten voor meer differentiatie in het Europees Nabuurschapsbeleid en in de inzet van het beschikbare instrumentarium. In dit kader plaatsten enkelen het Oostelijk Partnerschap nadrukkelijk in het kader van de uitbreiding van de Europese Unie. Wat Nederland betreft, is het Oostelijk Partnerschap geen voorportaal voor EU-lidmaatschap. Het kabinet zal deze positie blijven uitdragen.

Tijdens de bijeenkomst in aanwezigheid van de Ministers van Buitenlandse Zaken van de kandidaat-lidstaten op 5 april lag naast Oekraïne de focus op de Westelijke Balkan en in het bijzonder de situatie in Bosnië-Herzegovina. Daarbij ging de aandacht vooral uit naar de wijze waarop de landen in de Westelijke Balkan en de EU gezamenlijk Bosnië kunnen stimuleren voortgang in het pre-accessietraject te bewerkstelligen door het bestrijden van corruptie, versterken van de rechtsstaat en het doorvoeren van economische hervormingen.

In deze brief wordt tevens gestand gedaan aan de toezeggingen van het Algemeen Overleg van 26 maart ter voorbereiding van Gymnich.

Sinaï

Tijdens dat AO verzocht het lid Van Bommel (SP) om aandacht voor vluchtelingen in de Sinaï. Langs deze weg informeert het kabinet uw Kamer hierover nader. Het betreft vluchtelingen uit Eritrea, Sudan en Ethiopië die via Sudan, Libië of Egypte naar Europa of Israël proberen te reizen. Zij lopen het risico onder erbarmelijke omstandigheden in de Sinaï te worden vastgehouden door mensensmokkelaars. Vrijlating vindt doorgaans pas plaats na marteling en betaling van losgeld door familie. Na vrijlating bestaat de kans dat zij worden gedetineerd door de autoriteiten of worden uitgezet naar het land van herkomst. Doordat deze personen geen vluchtelingenstatus krijgen of in gevangenissen in militaire zones verblijven, hebben organisaties als UNHCR of IOM niet of moeilijk toegang tot deze slachtoffers. De EU intensiveerde recentelijk haar pogingen om inzicht te krijgen in voornoemde misstanden in de Sinaï, een om veiligheidsredenen deels onbegaanbaar gebied. De EU wil middels politieke dialoog, kennisuitwisseling en financiële steun bijdragen aan de aanpak van deze problematiek. Middels cofinanciering van een regionaal project van IOM levert Nederland reeds een bijdrage aan de bescherming van de rechten van migranten, asielzoekers en vluchtelingen in Noordoost-Afrika. Daarnaast heeft Nederland aandacht gevraagd voor mensensmokkel tijdens de EU-Afrika top van 2 en 3 april jl. Nederland zal zich er voorts in EU-verband hard voor maken dat dit onderwerp in de politieke dialoog met betrokken landen wordt besproken. Tot slot is op initiatief van Duitsland, met steun van Nederland en 23 andere lidstaten, op 14 maart jl. een verklaring in de VN-Mensenrechtenraad aangenomen waarin Sudan en Egypte worden opgeroepen om onderzoek te doen naar de smokkel, ontvoering, marteling en dood van vluchtelingen in de Sinaï en de mensensmokkelaars en handlangers strafrechtelijk te vervolgen.

Uitspraken Britse Premier Cameron over sancties

Het lid Servaes (PvdA) verzocht om een reactie van het kabinet op de uitspraken van de Britse Premier Cameron in het Lagerhuis over de voorbereiding van sancties tegen Rusland. Het kabinet is van mening dat de uitleg die Premier Cameron aan de leden van het Lagerhuis heeft gegeven na de Europese Raad van 20-21 maart jl. geheel past binnen de afspraken die de Europese Raad op 20 maart heeft gemaakt. De Europese Raad heeft op dat moment de boodschap van 6 maart jl. herhaald en aangegeven paraat te staan om aanvullende en verregaande consequenties te verbinden aan een breed palet aan economische terreinen tussen de EU en de lidstaten enerzijds en de Russische Federatie anderzijds, indien Rusland verdere stappen tot destabilisering van de situatie in Oekraïne zet. Tevens heeft de Europese Raad de Commissie en de lidstaten verzocht mogelijke gerichte maatregelen voor te bereiden.

Aanval op Kesab

Het verzoek van lid Omtzigt (CDA) om meer informatie te verschaffen over de aanval op Kesab wordt meegenomen in de brief die Uw Kamer toegaat naar aanleiding van het verzoek om de Kamer te informeren over een aantal recente ontwikkelingen in Turkije, gedaan tijdens de Regeling van Werkzaamheden op 1 april jl., en de schriftelijke vragen ingezonden op 2 april 2014 (Kamerstuk 32 623, nr. 129).

OVSE-monitoringsmissie Oekraïne

Het kabinet maakt tevens van deze gelegenheid gebruik uw Kamer te informeren dat Nederland vooralsnog met drie waarnemers deelneemt aan de OVSE-monitoringsmissie in Oekraïne. Daarnaast levert Nederland een financiële bijdrage van 200.000 euro. Zoals bekend besloot de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa (OVSE) op 21 maart een zogenoemde Special Monitoring Mission in Oekraïne te ontplooien. Deze missie, met in eerste instantie 100 waarnemers, zal opereren vanuit tien steden in Oekraïne. De waarnemers zullen door middel van informatievergaring inzicht bieden in de veiligheidssituatie in de verschillende regio’s. Daarnaast zullen zij rapporteren over eventuele specifieke incidenten, zoals botsingen tussen verschillende bevolkingsgroepen. De missie zal de mensenrechtensituatie monitoren – inclusief de rechten van minderheden – en de dialoog tussen verschillende groepen op ieder niveau bevorderen. De missie wordt voor een periode van zes maanden ontplooid. Verlenging is mogelijk na een verzoek van Oekraïne en een nieuw besluit van de OVSE.

Naar boven