Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 10 maart 2014
Graag bied ik u hierbij de reactie aan op het verzoek van de vaste commissie voor
Buitenlandse Zaken van 20 februari 2014 inzake actuele situatie in Bosnië en Herzegovina
en de appreciatie van het kabinet hiervan.
De slechte sociaal-economische omstandigheden, de hoge werkeloosheid en publieke verontwaardiging
over corruptie en zelfverrijking van politici en bestuurders – onder meer bij de privatisering
van voormalige staatsbedrijven – vormen de directe aanleiding voor de aanhoudende
protesten in Bosnië en Herzegovina.
De protesten begonnen op 4 februari jl. in Tuzla en verspreidden zich al snel over
een twintigtal andere steden, vooral in de Federatie1. De protesten hebben geen etnisch karakter, de meeste steden waar geprotesteerd wordt,
worden hoofdzakelijk bewoond door Bosniaken. Hoewel de protesten grotendeels vreedzaam
verliepen, ontaardden de demonstraties op 7 februari jl. kortstondig in brandstichting
en rellen in de steden Tuzla, Zenica, Sarajevo, Bihac en Mostar. Hierbij vielen enkele
honderden gewonden, zowel onder de betogers als bij de ordediensten, van wie een beperkt
aantal in het ziekenhuis opgenomen moest worden. Sindsdien verliepen de protesten
grotendeels vreedzaam.
De demonstraties duren nog altijd voort maar het zwaartepunt van het protest is inmiddels
van de straat verschoven naar ad hoc burgerplatforms («plenums»). Er zijn verschillende van deze lokale platforms opgericht, die uiteenlopende eisen
aan de lokale autoriteiten stellen. In een aantal steden en kantons hebben de lokale
autoriteiten de eisen van het desbetreffende plenum intussen ook ingewilligd. Zo hebben verschillende Ministers van de tien kantons in
de Federatie – en in een enkel geval de gehele ministersploeg – ontslag genomen c.q.
aangeboden. Of dit cosmetische toezeggingen zijn om tijd te winnen kan op dit moment
nog niet beoordeeld worden. De coördinatie tussen de verschillende »plenums» komt langzaam op gang. Vast staat dat de publieke onvrede verre van bedaard is. Op
hoger bestuurlijk niveau (entiteit; centrale regering) zijn er nog geen hervormingen
toegezegd.
De grootschalige demonstraties zijn een nieuwe ontwikkeling in Bosnië en Herzegovina.
Het kabinet verwelkomt de betrokkenheid van Bosnische burgers bij de toekomst van
hun land. Het kabinet beschouwt de roep van de bevolking de corruptie en de sociaal-economische
problemen van het land aan te pakken, als een laatste waarschuwing aan de politieke
leiders om de disfunctionerende politieke cultuur te doorbreken. Zij zullen de langetermijnbelangen
van het land nu echt boven de persoonlijke, partijpolitieke en etnisch-nationalistische
belangen moeten stellen.
Het Stabilisatie- en Associatieakkoord van de Europese Unie met Bosnië en Herzegovina,
dat door het parlement op 7 juli 2009 is goedgekeurd, is nog altijd niet in werking
getreden. De EU stelt als voorwaarde voor inwerkingtreden van dit akkoord dat een
discriminerende bepaling in de huidige grondwet en kieswet in lijn wordt gebracht
met het EVRM (uitspraak van het EHRM «Sejdic Finci»). Een laatste bemiddelingspoging
hiertoe van de Europese Commissie tussen de Bosnische politieke leiders strandde op
17 februari 2014. Commissaris Füle heeft aangegeven zijn bemiddeling via de «High
Level Dialogue on Accession Process» te staken. Het kabinet steunt deze beslissing.
De inhoudelijke voorwaarden voor voortgang in het EU-preaccessietraject (grondwetsaanpassing
en het instellen van een EU-coördinatiemechanisme) blijven wat het kabinet betreft
weliswaar onverminderd van kracht, maar verdere EU-bemiddeling hierbij lijkt gelet
op het algehele gebrek aan compromisbereidheid van Bosnische leiders op dit moment
niet zinvol.
De Raad Buitenlandse Zaken van 17 maart a.s. zal spreken over de situatie in Bosnië
en Herzegovina. Uw Kamer zal zoals gebruikelijk vooraf per brief geïnformeerd worden
over de Nederlandse inzet voor de RBZ.
De Minister van Buitenlandse Zaken, F.C.G.M. Timmermans