21 501-02 Raad Algemene Zaken en Raad Buitenlandse Zaken

Nr. 1330 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 13 februari 2014

Hierbij bied ik u het verslag aan van de Raad Buitenlandse Zaken van 10 februari 2014.

De Minister van Buitenlandse Zaken, F.C.G.M. Timmermans

VERSLAG RAAD BUITENLANDSE ZAKEN VAN 10 FEBRUARI 2014

Zuiderburen

Tunesië

De Raad complimenteerde Tunesië met de nieuw aangenomen grondwet, waarin fundamentele vrijheden, respect voor de rechtsstaat, scheiding der machten, onafhankelijkheid van de rechtspraak en gelijke rechten worden gegarandeerd. De Raad was het erover eens dat de voortgang in het transitieproces in grote mate te danken is aan de inclusieve dialoog en compromisbereidheid van alle betrokken partijen. De EU roept de nieuwe regering onder leiding van Minister-President Mehdi Jomaa op om verdere stappen te zetten in de democratische transitie, in dialoog met alle partijen en het maatschappelijk middenveld. Het organiseren van inclusieve, transparante en geloofwaardige verkiezingen is een volgende belangrijke stap. De Raad sprak haar steun uit voor de ontwikkelingen in Tunesië en gaf aan deze ook financieel te blijven steunen, onder andere met programma’s gericht op sociaaleconomische ontwikkeling, economisch herstel en werkgelegenheid, in het bijzonder voor jongeren. In lijn met de uitgangspunten van het nieuwe Nabuurschapsbeleid sprak de EU het voornemen uit de relaties met Tunesië verder te willen verstevigen.

Libië

De Raad besprak de politieke- en veiligheidssituatie in Libië. Verschillende Ministers benadrukten de instabiele veiligheidssituatie en de vele bewapende milities in het land, die het centrale gezag van de regering ondermijnden. In deze fragiele situatie kunnen criminele en terroristische groeperingen wortel schieten. Enkele Ministers wezen op de risico’s van doorvoer van drugs, wapens en van mensensmokkel richting de EU. Deze Ministers onderstreepten het belang van een effectieve EU-inzet en gaven aan dat de EU verder moet spreken over de wijze waarop Libië verder kan worden ondersteund. Daarbij werd ook gewezen op het belang van de Libië-conferentie op 6 maart a.s. in Rome.

Egypte

De Raad nam kennis van de aanname van de nieuwe Egyptische grondwet via het referendum van 14 en 15 januari jl. en verwelkomde dat hierin fundamentele vrijheden, inclusief vrouwenrechten, de vrijheid van meningsuiting en vrijheid van vergadering zijn opgenomen. De Raad benadrukte dat huidige en toekomstige wetgeving in lijn met de nieuwe grondwet moet zijn. Tegelijkertijd sprak de Raad haar teleurstelling uit dat de nieuwe grondwet tot stand was gekomen zonder dat alle politieke groeperingen aan het proces hadden deelgenomen. De Raad onderstreepte het belang van een inclusief politiek proces in aanloop naar de aangekondigde presidents- en parlementaire verkiezingen. Geen enkele politieke groep moet van het democratisch proces worden uitgesloten zolang deze geweld afzweren en democratische principes respecteren. De Raad sprak zijn zorg uit over de mensenrechtensituatie in Egypte, waaronder de willekeurige detentie en selectieve rechtspraak tegen politieke oppositie en activisten en het gebruik van geweld tegen demonstranten ten tijde van de viering van de Dag van de Revolutie op 25 januari. In dit verband riep de Raad Egypte op om een onafhankelijk onderzoek in te stellen naar de geweldsescalaties sinds juli 2013. Ministers onderstreepten het belang van onafhankelijke media en spraken hun grote zorg uit over het verslechterende klimaat voor de media. Ook sprak de Raad haar zorg uit over geweld tegen en intimidatie van minderheden, waaronder Christenen, en veroordeelde de Raad de terroristische aanslagen in Egypte.

HV Ashton onderstreepte het belang van dialoog met Egypte en kondigde aan Egypte op korte termijn te bezoeken en met de autoriteiten te spreken over de implementatie van de grondwet, het eerbiedigen van mensenrechten, het belang van eerlijke en vrije verkiezingen, het belang van een solide rechtsstaat, het bestrijden van terrorisme en groeiend geweld en het functioneren van de economie.

Syrië, Libanon en Irak

Syrië

HV Ashton verwelkomde het vervolg van de Genève II-onderhandelingen en sprak steun uit voor het werk van de VN Speciaal Vertegenwoordiger Lakhdar Brahimi. De EU en de lidstaten zullen het belang van een politieke oplossing blijven uitdragen in de contacten met de oppositie, het regime en internationale spelers. De Raad sprak wederom zijn ernstige zorg uit over de humanitaire situatie in Syrië en drong aan om toegang tot hulpbehoevenden te adresseren. De noodzaak van humanitaire toegang wordt nu in VN-Veiligheidsraadverband besproken met het oog op het opstellen van een resolutie die voortbouwt op het Presidential Statement van 2 oktober 2013. De conferentie in Rome van 3 februari jl. over de humanitaire aspecten van de Syriëcrisis kwam tijdens de Raad aan de orde; de resultaten van die conferentie kunnen worden meegenomen in het VN-beleid. Enkele Ministers gaven een toelichting op de voortgang van de ontmanteling van het chemische wapenarsenaal van Syrië. Daarbij werd het belang onderstreept van het halen van de gestelde deadlines en de noodzaak dat het Syrische regime goed blijft meewerken.

Libanon

De Raad moedigde een spoedige voortgang op het politieke spoor in Libanon en voortzetting van het dissociatiebeleid aan. HV Ashton onderstreepte het belang van het Libanese leger als stabiele factor in Libanon. Dit werd door diverse Ministers gesteund. Ook werd erkentelijkheid uitgesproken voor de opvang van vluchtelingen door Libanon als gevolg van de crisis in Syrië.

Irak

De Raad sprak zijn ernstige zorg uit over de verslechterende veiligheidssituatie in Irak en de toenemende dreiging van terrorisme, mede in relatie tot de crisis in Syrië. De Raad riep de politieke en religieuze leiders in Irak op om met elkaar in gesprek te gaan om een oplossing te vinden voor de politieke onenigheden en sektarische spanningen, en zich uit te spreken tegen geweld. Daarbij is het van belang dat de rechtsstaat wordt versterkt, de mensenrechten worden beschermd en dat een inclusief politiek proces wordt bevorderd. De Raad maakte zich ernstige zorgen over de grote aantallen ontheemden die de conflictzones in de Anbar-provincie ontvluchten en moedigt de Iraakse regering aan om toegang van humanitaire organisaties tot de getroffen gebieden te faciliteren. De Ministers spraken steun uit voor de strijd tegen het terrorisme en toonden zich bereid met Irak samen te werken om de wereldwijde dreiging van terrorisme tegen te gaan, in overeenstemming met het internationale recht. Ook sprak de Raad zijn erkentelijkheid uit voor de opvang van Syrische vluchtelingen door Irak.

Jemen

De Raad verwelkomde de positieve afronding van de National Dialogue Conference (NDC), waarmee een essentiële fase in het transitieproces is afgerond. De EU benadrukte dat de uitkomsten van de NDC geïmplementeerd moeten worden in de volgende stappen die het land gaat zetten. Daarbij is politieke stabiliteit van belang; deze is in de eerste plaats een verantwoordelijkheid van Jemen zelf. De EU gaf aan een ondersteunende rol te blijven spelen in dit proces. Tegelijkertijd sprak de Raad zijn zorgen uit over de veiligheidssituatie en veroordeelde de recente geweldsuitbarstingen en terroristische aanvallen. Op initiatief van NL werd de noodzaak van het naleven van internationaal recht bij de strijd tegen terrorisme benadrukt. De Ministers stelden dat veiligheid een essentiële voorwaarde was voor het succes van het transitieproces en de sociaaleconomische ontwikkeling van Jemen. Hervorming van de veiligheidssector is daarom cruciaal.

Oostelijk Partnerschap

De Raad sprak in het kader van het Oostelijk Partnerschap over de gebeurtenissen in Oekraïne. De Ministers spraken hun zorgen uit over de situatie en de voortdurende politieke crisis en mensenrechten situatie. De Raad riep alle betrokken partijen op geen geweld te gebruiken en zich te distantiëren van radicale acties. Indien de situatie verslechtert, zal de EU daar snel op inspelen. De autoriteiten dienen alle nodige maatregelen te nemen om de rechten van hun burgers te respecteren en beschermen. De Raad deed daarom een beroep op de Oekraïense regering om alle gewelddadige acties transparant te onderzoeken en het recht hierover te laten spreken. De EU spoorde Oekraïne aan om ook zo spoedig mogelijk een lid voor het onderzoeksteam van de Raad van Europa aan te wijzen. De Ministers riepen op tot een inclusieve dialoog ten behoeve van een democratische oplossing. Desgewenst kan de EU hierin ondersteunen door experts en kennis ter beschikking te stellen. De handreiking van de OVSE in dit kader werd door de EU verwelkomd.

De Ministers gaven te kennen hervormingen te zullen blijven ondersteunen. De EU is bereid, binnen de bestaande voorwaarden, een nieuwe regering te steunen in hun streven naar politieke en economische hervormingen met het oog op verbetering van de economische situatie, en daarvoor ook steun te mobiliseren binnen de internationale gemeenschap. De Raad riep de Hoge Vertegenwoordiger en de Commissie op zich hiervoor te blijven inzetten. Dit geldt ook voor de faciliterende rol van de EU in Oekraïne.

Een aantal Ministers wilde Oekraïne een perspectief bieden op de relatie met EU na het sluiten van een associatieakkoord inclusief Deep and Comprehensive Free Trade Area (DCFTA). Een groot aantal lidstaten, waaronder Nederland, was hier geen voorstander van, mede vanwege hun reserves ten aanzien van het bieden van enige vorm van een toetredingsperspectief. Daarom sloot de Raad aan bij de passage hierover in de Oostelijk Partnerschapsverklaring. Hierin staat dat de oostelijke partners worden ondersteund bij het zoeken van een nauwere band met de EU, waarbij een associatieakkoord inclusief DCFTA een belangrijke stap in deze richting is. Met verwijzing naar de conclusies van de Raad Buitenlandse Zaken van 10 december 2013 onderstreepten de Ministers dat dit associatieakkoord inclusief DCFTA nog steeds op tafel ligt. In dit verband benadrukte de Raad dat alle soevereine staten het recht hebben hun eigen politieke beslissingen te nemen zonder buitensporige externe druk.

Centraal Afrikaanse Republiek

De Raad sprak kort over de Centraal Afrikaanse Republiek (CAR) en nam het Raadsbesluit aan waarmee EU-missie EUFOR CAR wordt opgericht. Een volgend Raadsbesluit regelt de formele start van de missie. EUFOR CAR zal zich richten op het bieden van een veilige omgeving in de hoofdstad van de CAR, Bangui, en het nabij Bangui gelegen vliegveld voor een periode van zes maanden. Uit het verslag van de in de CAR aanwezige partijen bleek dat er enige tekenen van stabilisatie zijn. Daarnaast wees de Raad Larissa (in Griekenland) aan als operationeel hoofdkwartier. De aanstelling van de nieuwe interim-president Samba-Panza en transitieregering onder leiding van interim-premier Nzapayéké werd verwelkomd door de EU, evenals de aanname van VNVR-resolutie 2134 (2014). Deze resolutie autoriseert de EU-missie en de verlenging van het mandaat van het VN-kantoor BINUCA met een jaar. De Raad benadrukte ten slotte nogmaals haar zorgen over de humanitaire en veiligheidssituatie in de CAR. Zij riep alle partijen op te stoppen met mensenrechtenschendingen en schendingen van internationaal humanitair recht.

Cuba

De Raad heeft ingestemd met het onderhandelingsmandaat voor een Political Dialogue and Cooperation Agreement (PDCA) met Cuba. Dit mandaat stond als hamerstuk op de agenda van de Raad. Het huidige Gemeenschappelijk Standpunt blijft gelden totdat de onderhandelingen zijn afgerond en dit PDCA in werking treedt.

Bosnië en Herzegovina

Hoewel dit niet op de agenda stond, spraken diverse Ministers hun zorgen uit over de situatie in Bosnië en veroordeelden de gewelddadige incidenten op 6 en 7 februari jl. Het aftreden van enkele politici en het gebrekkige optreden van de politie tonen aan dat de huidige politieke situatie in Bosnië instabiel is. Uiteindelijk is het aan het Bosnische volk de politieke elite verantwoordelijk te houden voor de huidige politieke en economische stilstand. De verkiezingen in oktober van dit jaar zijn van essentieel belang voor de toekomst van Bosnië en Herzegovina.

Een groot aantal Ministers gaf aan dat het gevaar bestaat dat de situatie uit de hand zou kunnen lopen. Vervolgens deden Ministers een beroep op de Hoge Vertegenwoordiger om meer betrokken te zijn bij het vinden van een oplossing voor de huidige problemen. Hoge Vertegenwoordiger Ashton erkende dat naar de EU gekeken zal worden een rol te spelen.

Naar boven