21 501-02 Raad Algemene Zaken en Raad Buitenlandse Zaken

Nr. 1316 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 19 december 2013

Hierbij bied ik u het verslag aan van de Raad Buitenlandse Zaken van

16 december 2013.

De Minister van Buitenlandse Zaken, F.C.G.M. Timmermans

VERSLAG RAAD BUITENLANDSE ZAKEN VAN 16 DECEMBER 2013

Iran

HV Ashton gaf een terugkoppeling van de onderhandelingen over het op 24 november jl. gesloten interim-akkoord van de E3+3 (Frankrijk, Duitsland, VK, Rusland, China en de VS) met Iran over het Iraanse nucleaire programma. Zij onderstreepte het belang van eensgezind EU-optreden richting Iran en moedigde lidstaten aan om in contacten met Iran te benadrukken dat de EU vastberaden is de gemaakte afspraken na te komen, om zo de ruimte te scheppen voor onderhandelingen over een alomvattend akkoord. Iran dient zijn verplichtingen onverkort na te komen. De HV gaf aan dat de parameters voor een eindakkoord duidelijk zijn, maar dat dit in de onderhandelingen de komende maanden nader technisch ingevuld moet worden.

Een groot aantal lidstaten complimenteerden HV Ashton en haar staf voor het bereikte resultaat. Daarbij benadrukten lidstaten het belang van het EU-sanctiebeleid, dat er mede toe had geleid dat Iran bereid bleek tot concessies. Het was nu essentieel dat de gemaakte afspraken ten aanzien van de verlichting van de in het akkoord gespecificeerde sancties na worden gekomen. Tegelijkertijd moet het resterende sanctieregime tegen Iran strikt worden gehandhaafd om de druk op Iran hoog te houden. Verscheidende lidstaten noemden ook specifiek de positieve rol van zowel China als Rusland bij de totstandkoming van het akkoord.

De Raad concludeerde dat in lijn met het interim-akkoord de EU-sancties pas worden verlicht zodra de IAEA heeft geverifieerd dat Iran de afspraken uit het akkoord op nucleair gebied nakomt, en op voorstel van HV Ashton.

Syrië

De Raad sprak zijn zorgen uit over de humanitaire situatie in Syrië. Volgens Commissaris Georgieva zijn binnen Syrië bijna 10 miljoen mensen hulpbehoevend, 6,5 miljoen mensen zijn ontheemd en er zijn 2,3 miljoen vluchtelingen (buiten Syrië), waarvan zich er 60.000 in de EU bevinden. Er zijn tot nu toe 125.000 dodelijke slachtoffers gevallen. Veel lidstaten spraken hun zorgen uit over de geringe voortgang om de toegang voor hulporganisaties binnen Syrië te verbeteren. Gezien de ernst van de situatie en met het oog op de Koeweit II donorconferentie werden lidstaten aangespoord om financiering beschikbaar te stellen.

Denemarken gaf aan samen met Noorwegen het maritieme transport van de chemische wapens vanuit Syrië te verzorgen. Ook andere lidstaten gaven aan bereid te zijn de geïntegreerde missie van de VN en OPCW op verschillende manieren te steunen.

Veel lidstaten spraken steun uit voor de aanstaande vredesconferentie Genève II. HV Ashton stelde dat de EU het starten van het politieke proces moet ondersteunen en duidelijk zou moeten maken dat als gewenste uitkomst een democratische transitie werd voorzien. Enkele lidstaten pleitten ervoor dat de EU zou staan op een geloofwaardige deelname van vrouwen aan de Genève II conferentie; dit is ook voor het kabinet een belangrijk aandachtspunt. Daarom organiseert Nederland, samen met de VN, op 12 en 13 januari a.s. een conferentie in Genève waarbij een groep van ca. 50 Syrische vrouwen in gesprek gaat met VN Speciaal Gezant Brahimi. Voorts is volgens sommige lidstaten steun aan de gematigde oppositie van belang, ook met het oog op het toenemende probleem van buitenlandse Syrië-strijders en jihadisten.

Libanon

De Raad sprak zijn zorgen uit over het effect van de Syrische crisis op de stabiliteit van Libanon. De Raad veroordeelde de recente geweldsincidenten, waaronder de terroristische aanslag die gericht was op de Iraanse ambassade en de gevechten in de Noord-Libanese staf Tripoli. De Raad riep verder alle partijen, inclusief Hezbollah, op om zich te houden aan de dissociatiepolitiek van Libanon, waarbij men zich verre houdt van het Syrische conflict. De Raad benadrukte het belang van de inspanning van alle politieke krachten om de huidige patstelling te doorbreken en de nationale dialoog voort te zetten, om tot overeenstemming te komen over de toekomst van het land. De Ministers riepen alle regionale spelers op een constructieve rol hierin te spelen. De Raad kijkt verder uit naar het spoedig houden van de presidentiële en parlementaire verkiezingen in 2014 en moedigde Libanon aan om daarvoor de noodzakelijke electorale hervormingen door te voeren.

De Raad herhaalde de waardering voor de steun en generositeit van de Libanese autoriteiten en de bevolking ten aanzien van opvang van alle mensen die zijn gevlucht voor het Syrische conflict.

De Ministers gaven aan bereid te zijn door te gaan met de hulp aan Libanon, waarbij nadruk gelegd zou worden op het belang van het ondersteunen van lokale gemeenschappen door middel van sociaaleconomische maatregelen. Ook riep de Raad de internationale partners op om hun steun aan Libanon te vergroten. De EU zal ook door blijven gaan met haar steun aan de capaciteitsopbouw van Libanese autoriteiten en veiligheidssector en zal mogelijkheden onderzoeken om de steun aan de Libanese strijdkrachten te vergroten.

Verder gaf de Raad aan uit te kijken naar de hernieuwde samenwerking met Libanon in het nieuwe EU-Lebanon ENP Action Plan. Ook bevestigde de Raad zijn steun voor het Speciale Tribunaal voor Libanon en riep het de Libanese autoriteiten op om aan hun verplichtingen te blijven voldoen, waaronder ook financiële bijdragen. Tot slot herhaalde de Raad zijn steun voor de rol van de VN-vredesmissie UNIFIL in het ondersteunen van vrede en veiligheid in Zuid-Libanon.

Oostelijk Partnerschap en Rusland

De Ministers spraken over het Oostelijk Partnerschap, in het bijzonder over de gebeurtenissen in en omtrent Oekraïne. Ook kwam de relatie met Rusland ter sprake. De Russische Minister van Buitenlandse Zaken Lavrov nam deel aan de lunch.

Bij de terugblik op de Top Oostelijk Partnerschap in Vilnius van 28 en 29 november jl. besteedde de Raad vooral aandacht aan de ontwikkelingen in Oekraïne. Een groot aantal Ministers uitte zorgen over het geweld tegen demonstranten in Kiev. Om die reden waren meerdere Ministers van mening dat de EU-betrokkenheid op hoog niveau gewaarborgd moet blijven. De EU moet daarbij vasthouden aan haar eigen waarden. Commissaris Füle voegde hieraan toe dat het EU-beleid ten aanzien van Oekraïne ongewijzigd is en de deur open blijft, mocht President Janoekovitsj besluiten de besprekingen met de EU over het Associatieakkoord en een Deep and Comprehensive Free Trade Area (DCFTA),voort te zetten. Ook door de EU gestelde voorwaarden zijn ongewijzigd.

Vervolgens informeerde HV Ashton de Ministers over haar gesprek met de Oekraïense president Janoekovitsj op 10 december jl., waarin hij had aangegeven het Associatieakkoord, inclusief een overeenkomst over een DCFTA, in principe te willen tekenen, maar niet op dit moment. President Janoekovitsj gaf in de gesprekken aan op 17 december naar Moskou te zullen reizen om daar een aantal overeenkomsten te ondertekenen. Hierop reageerde Commissaris Füle dat mogelijke toetreding tot de Russische douane-unie en opzeggen van lidmaatschap van de Energy Community niet verenigbaar zijn met een associatieakkoord en DCFTA.

Over het associatieakkoord en de DCFTA met Georgië en Moldavië meldde Commissaris Füle dat de voorbereiding volgens plan verloopt. Zoals in de verklaring van de Oostelijk Partnerschap Top vermeld stond, zou ondertekening daarvan in de herfst van 2014 haalbaar moeten zijn. Meerdere Ministers noemden als mogelijkheid ter versterking van het Oostelijk Partnerschap het EU-visumbeleid als instrument om contacten tussen bevolkingen te faciliteren. Daarnaast benadrukten meerdere Ministers dat er bij het OP sprake moet zijn van gedifferentieerd beleid t.a.v. de verschillende partnerlanden.

Rusland werd genoemd als speler in relatie tot het Oostelijk Partnerschap. De Ministers bespraken de relatie met Rusland, mede in de context van de Russische druk op Oostelijke Partners en de lunch met de Russische Minister van Buitenlandse Zaken, Lavrov. Naast de rol van Rusland in relatie tot de Oostelijk Partnerschapslanden spraken de Ministers vervolgens over de voorbereiding van de EU-RF top in januari 2014. In dat licht is nadrukkelijk gesproken over LHTB en heeft Nederland gewezen op juridische wegen als het Europees Hof van de Rechten van de Mens om problemen over en weer te adresseren. Nederland heeft tevens benadrukt dat het Oostelijk Partnerschap geen zero-sum-game betreft en een land met zowel Rusland als de EU intensieve relaties kan onderhouden.

Centraal-Afrikaanse Republiek

De Raad sprak zijn zorgen uit over de crisis in de Centraal Afrikaanse Republiek (CAR). De Ministers stonden stil bij de verslechterende situatie, zowel op humanitair, politiek als veiligheidsgebied. Zij spraken daarbij hun zorgen uit over de mensenrechtenschendingen in het land. De EU heeft de humanitaire hulp aan de CAR inmiddels verdubbeld en heeft een luchtbrug opgezet om goederen en personeel het land in te brengen.

De Raad verwelkomde de Franse interventie ter ondersteuning van de missie van de Afrikaanse Unie in de CAR (MISCA), die als doel heeft burgers te beschermen en bij te dragen aan de stabilisatie van het land. De EU heeft daarnaast € 50 miljoen beschikbaar gesteld ter ondersteuning van MISCA. De Raad besprak aanvullende mogelijkheden die de EU kan ondernemen om de organisaties die in de CAR actief zijn bij te staan. De Franse Minister van Buitenlandse Zaken deelde informatie over de situatie in de CAR en de Franse inzet. Hij vroeg aandacht voor drie onderwerpen die als leidraad zouden kunnen dienen voor de EU-inzet: veiligheid en ontwapening, humanitaire hulp en democratie-opbouw.

Commissaris Georgieva ging uitgebreid in op de snel verslechterende humanitaire situatie en noemde net als Frankrijk herstel van de veiligheid als prioriteit. Ook riep zij op om na de fase van noodhulp als EU op de lange en middellange termijn betrokken te blijven bij het land. HV Ashton benadrukte ten slotte dat naast het verbeteren van de veiligheidssituatie ook het politieke proces ondersteund moet worden zodat de verkiezingen in de CAR uiterlijk februari 2015 georganiseerd kunnen worden.

Battle Groups

Zoals toegezegd aan uw Kamer tijdens het Algemeen Overleg van 12 december jl. ter voorbereiding van de Raad Buitenlandse Zaken, wordt in dit verslag ingegaan op de Battle Groups.

De EU Battle Groups zijn snelle reactie-eenheden die kunnen worden ingezet ter bevordering van de taken zoals die genoemd staan in artikel 43(1) van het Verdrag inzake Europese Unie en de EU Veiligheidsstrategie, waaronder humanitaire taken, conflictpreventie, crisismanagement en vredeshandhaving. EU Battle Groups moeten binnen 5 tot 10 dagen na een besluit van de Raad worden ontplooid voor een initiële periode van 30 dagen, die verlengd kan worden tot 120 dagen. Tot dusverre zijn de Battle Groups niet ingezet. In relatie tot de CAR ligt er momenteel geen voorstel tot inzet van de Battle Groups op tafel. Mocht een dergelijk voorstel er wel komen dan zal het kabinet dit kritisch bezien, mede in het licht van het feit dat Nederland in de tweede helft van 2014 deel uit maakt van een Battle Group.

Birma

HV Ashton koppelde kort terug over haar bezoek aan Birma in het kader van de EU-Birma Task Force. Deze was een succesvolle formule gebleken en had tot concrete resultaten geleid, waaronder de afspraak om in 2014 een EU-Birma mensenrechtendialoog te starten.

De Raad concludeerde dat de EU de politieke en economische hervormingen in Birma in aanloop naar de verkiezingen in 2015 blijft steunen. Aanpassing van de grondwet is hierbij essentieel en moet geloofwaardige, transparante en inclusieve verkiezingen in 2015 mogelijk maken. De EU zal Birma ook blijven aanspreken op onder andere de mensenrechtensituatie, de vrijlating van alle politieke gevangenen, de situatie van minderheden waaronder de Rohingya-minderheid en religieus geïnspireerd geweld.

Midden-Oosten Vredesproces

De Raad sprak zijn steun uit voor de inspanningen van de VS en de betrokken partijen voor het bereiken van een rechtvaardige en duurzame overeenkomst voor het Israëlisch-Palestijnse conflict. In het bijzonder noemden de Ministers de onvermoeibare inzet van de Secretary of State Kerry en het getoonde leiderschap van president Abbas en Minister-President Netanyahu. De Raad beschouwde de huidige onderhandelingen als een unieke kans om een twee-statenoplossing te implementeren. Een realiteit van één staat komt niet overeen met de legitieme, soevereine en democratische aspiraties van beide partijen. De Raad is overtuigd van de positieve rol die landen in de regio kunnen spelen om voortgang te boeken in het vredesproces. De EU zal daartoe betrokkenheid blijven tonen voor de dialoog met de Arabische regio. Daarbij benadrukte de Raad het strategische belang van het Arab Peace Initiative voor alle partijen en de gehele regio.

De Raad herhaalde zijn bereidheid om substantieel bij te dragen aan de duurzaamheid van een post-conflict vredesovereenkomst. De Raad zal werken aan concrete voorstellen, onder meer bouwend op eerdere bijdragen van de EU ten aanzien van Palestijnse staatsopbouw, regionale zaken, vluchtelingen, veiligheid en Jerusalem. Mocht er een vredesovereenkomst komen, dan zal de EU Israël en een toekomstige Palestijnse staat een speciaal geprivilegieerd partnerschap aanbieden, met meer toegang tot de Europese markten, nauwere culturele en wetenschappelijke links, faciliteren van handel en investeringen. Ook zal de EU voorzien in een ongekend ruimhartig pakket aan Europese politieke, economische en veiligheidssteun aan beide partijen in de context van een «finale status»-overeenkomst.

De Raad waarschuwde tegen acties die de onderhandelingen ondermijnen. In deze context betreurden de Ministers de uitbreiding van nederzettingen. De Raad uitte ook zorg over de geweldsincidenten in de bezette gebieden, de vernielingen van huizen, de verslechterende humanitaire situatie in Gaza en de acties die de status quo van de heilige plaatsen, waaronder Jerusalem, ondermijnen.

Missies

Het kabinet maakt graag van deze gelegenheid gebruik de Kamer te informeren over de Nederlandse bijdrage aan USSC (United States Security Coordinator) in de Palestijnse gebieden, die met ingang van 1 januari 2014 voor twee jaar wordt verlengd. Nederland gaat tot maximaal vijf personen bijdragen aan de missie. Op 31 december 2013 eindigt de Europese rule of law-missie EUJUST-LEX in Irak. Nederland droeg hier het afgelopen jaar drie personen aan bij. De Commissie werkt momenteel aan een programma dat gericht is op verdere versterking van de rule of law in Irak.

Westelijke Balkan

Bij de bespreking over de Westelijke Balkan informeerde HV Ashton de Raad over de laatste stand van zaken in de dialoog tussen Servië en Kosovo. Zij gaf aan dat beide landen duidelijke voortgang hadden geboekt en noemde onder meer de goed verlopen lokale verkiezingen in Kosovo en het ontmantelen van de parallelle politie- en justitiestructuren in Noord-Kosovo. De kern van het politieke akkoord en begeleidend implementatieplan was uitgevoerd. Zij was positief over afronding van de laatste openstaande punten met betrekking tot de integratie van justitiestructuren.

Op basis van de voortgang verwelkomde zij de start van onderhandelingen over een Stabilisatie- en Associatieakkoord met Kosovo. Eveneens was zij van mening dat de formele opening van toetredingsonderhandelingen, uiterlijk in januari 2014, gerechtvaardigd was. De HV benadrukte dat vrijdag 13 december jl. nog een bijeenkomst tussen premiers Dačić en Thaçi had plaatsgevonden en dat zij beoogde de dialoog in het komende jaar voort te zetten. Het belang van vasthouden aan de parallelle benadering door de EU ten aanzien van Servië en Kosovo werd door meerdere lidstaten benadrukt.

Over Bosnië-Herzegovina meldde Commissaris Füle kort dat er ondanks lange onderhandelingen nog geen voortgang was geboekt in de Sejdic-Finci zaak. Wel lijken de partijen enigszins nader tot elkaar gekomen. De bal lag nu bij de Bosnische politieke leiders. Zij wisten wat hen te doen stond, aldus Commissaris Füle.

Naar boven