21 501-02 Raad Algemene Zaken en Raad Buitenlandse Zaken

Nr. 1311 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR BUITENLANDSE HANDEL EN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 2 december 2013

Hierbij bied ik u de antwoorden aan op de vragen gesteld door het lid Omtzigt over handelsbevordering in Sudan. Deze vragen werden mondeling gesteld op 16 oktober 2013 tijdens het AO RBZ (Kamerstuk 21 501-02, nr. 1304). Toe werd gezegd deze schriftelijk te beantwoorden.

De Minister van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, E.M.J. Ploumen

Antwoorden van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking op vragen van Omtzigt (CDA) tijdens AO RBZ op 16 oktober jl. over Nederlandse handelsbevordering in Sudan

Vraag 1

Kan de minister verzekeren dat van handelsbevordering met Sudan op dit moment niet langer sprake kan zijn?

De Nederlandse handelsbevordering in Sudan is bescheiden en beperkt zicht tot het ondersteunen van zakelijke relaties. Achtergrond is dat de private sector, en de ontwikkeling daarvan, een belangrijk element van stabiliteit vormt en openheid in de samenleving bevordert. Nederland geeft geen steun aan de regering van Sudan, derhalve zijn op samenwerking met de overheid gerichte programma’s als ORIO niet opengesteld voor Sudan.

Vraag 2

De wereld kijkt even niet meer naar Sudan, dus men gaat weer vrolijk verder met wat men in de afgelopen tien jaar heeft gedaan in Dafur en elders. Wil de regering ervoor zorgen dat Nederlandse bedrijven actief worden ontmoedigd om te investeren in dit land?

Er is geen sprake van actief ontmoedigen. Als een Nederlands bedrijf zich aandient bij ambassade of ministerie wordt een objectief beeld geschetst van de politieke en mensenrechtencontext, van de risico’s, en van de voor ondernemers geldende afspraken omtrent internationaal Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (MVO). Het is de afweging van de bedrijven zelf om al dan niet in Sudan te investeren of handel te drijven.

Naar boven