21 501-02 Raad Algemene Zaken en Raad Buitenlandse Zaken

Nr. 1295 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 11 oktober 2013

Hierbij bied ik u de geannoteerde agenda aan van de Raad Buitenlandse Zaken van 21 oktober 2013.

De Minister van Buitenlandse Zaken, F.C.G.M. Timmermans

GEANNOTEERDE AGENDA RAAD BUITENLANDSE ZAKEN VAN 21 OKTOBER 2013

Oostelijk Partnerschap

Na eerdere besprekingen zal de Raad in oktober opnieuw spreken over de voorbereiding van de Top van regeringsleiders van het Oostelijk Partnerschap, die op 28 en 29 november zal plaatsvinden in Vilnius. Voor de kabinetsinzet ten behoeve van deze Top wordt verwezen naar de brief die uw Kamer hierover op 4 oktober is toegegaan (Kamerstuk 21 501-20, nr. 810).

De Hoge Vertegenwoordiger (HV) zal de laatste stand van zaken geven over de voorbereiding van de eindverklaring voor de Top. Medio oktober wordt een rapport verwacht van de speciale rapporteurs vanuit het Europees Parlement voor Oekraïne, Cox en Kwasniewski. Dit rapport zal in de besprekingen van de Raad worden meegenomen.

Zuidelijke buurlanden

Syrië

De Raad zal de stand van zaken bespreken na de aanname van resolutie 2118 van de VN-Veiligheidsraad (VNVR) en de ontwikkelingen tijdens de Algemene Vergadering van de VN. Ook zal besproken worden hoe EU-lidstaten kunnen bijdragen of ondersteunend kunnen zijn aan de gezamenlijke missie van de VN en de Organisatie voor het Verbod op Chemische Wapens (OPCW) voor de ontmanteling van het chemisch wapenarsenaal van Syrië. De Ministers zullen daarnaast ingaan op de politieke ontwikkelingen en humanitaire assistentie.

Het kabinet verwelkomt het besluit van de OPCW van 27 september jl. en VNVR-resolutie 2118, waarmee de weg vrij is gekomen voor inspecties en ontmanteling van de Syrische chemische wapens. De OPCW-missie in Syrië is inmiddels de tweede fase ingegaan, waarbij na een eerste inventarisatie reeds een begin is gemaakt met de ontmanteling van productiefaciliteiten voor chemische wapens. Deze fase duurt tot 1 november, waarna fase 3 in werking treedt: Syrië heeft tot 30 juni 2014 de tijd om de chemische wapenvoorraden te vernietigen. Nederland draagt 1,5 miljoen EUR bij aan het Trust Fund voor Syrië bij de OPCW. Daarnaast heeft het kabinet logistieke en personele ondersteuning voor de gezamenlijke missie aangeboden.

Het is aan de Syrische autoriteiten om de internationale gemeenschap te overtuigen van hun volledige openheid en medewerking bij de tenuitvoerlegging van het OPCW-besluit en de VNVR-resolutie. Vooralsnog zijn de signalen niet ongunstig. Voortdurende monitoring van de Syrische opstelling door de OPCW, de VN en de individuele leden van de internationale gemeenschap is echter noodzakelijk.

Het kabinet benadrukt dat de afspraken over chemische wapens het Assad-regime niet vrijwaren van strafrechtelijke vervolging van de ernstige internationale misdrijven waarvan het wordt verdacht. In dat verband was Nederland voorstander van doorverwijzing van de situatie in Syrië naar het Internationaal Strafhof in de resolutie. Het kabinet stelt niettemin vast dat de resolutie benadrukt dat personen die verantwoordelijk zijn voor de inzet van chemische wapens hierover verantwoording zullen moeten afleggen.

De diplomatieke toenadering tussen de Verenigde Staten en Rusland die voorafging aan het OPCW-besluit en de VNVR-resolutie en de oproep in de resolutie om zo snel mogelijk een vredesconferentie te beleggen, duiden op voorzichtig politiek momentum. Het kabinet neemt voorts waar dat uit Teheran een constructiever geluid komt. Rusland en de VS noemen de tweede helft van november als mogelijk tijdstip voor een conferentie. Speciaal Gezant Brahimi geeft aan dat nog geen datum vaststaat. Het regime en de oppositie stellen vooralsnog met elkaar onverenigbare eisen aan het onderhandelingsproces, wat een spoedige bijeenkomst zou kunnen bemoeilijken. Het kabinet acht het van groot belang dat beide partijen zich zo snel mogelijk bereid verklaren om in gesprek te gaan, op basis van een door beide partijen geaccepteerd kader. Het kabinet steunt en draagt bij aan pogingen om de partijen hiertoe te bewegen, onder andere door de inzet van Speciaal Gezant Kurpershoek.

Daarnaast hecht het kabinet aan het betrekken van vrouwen, organisaties uit het maatschappelijk middenveld en verschillende bevolkingsgroepen bij het politieke proces. Duurzame vrede vraagt om een transitie waarin al deze groepen vertegenwoordigd zijn. Nederland heeft dit standpunt onder meer gestalte gegeven met een side-event tijdens de ministeriële week van de Algemene Vergadering van de VN. In samenspraak met internationale partners wordt bezien op welke wijze concreet vervolg kan worden gegeven aan deze bijeenkomst.

Tegen de achtergrond van bovengenoemd diplomatiek verkeer duurt het gewapend conflict in Syrië voort. Dit conflict eist dagelijks vele slachtoffers. Een nadrukkelijk punt van zorg is de ogenschijnlijk groeiende invloed van extremistische rebellengroeperingen en de gevolgen daarvan voor de gematigde oppositie. Het kabinet volgt deze ontwikkelingen nauwgezet en spreekt intensief met internationale en Europese partners over mogelijk tegenwicht dat kan worden geboden aan deze bewegingen.

De humanitaire situatie in en om Syrië verdient blijvende en wezenlijke aandacht van de internationale gemeenschap. Het aantal vluchtelingen dat naar de buurlanden van Syrië vertrekt blijft onverminderd toenemen. Het merendeel daarvan zal naar alle waarschijnlijkheid niet op korte termijn kunnen terugkeren. Het kabinet zal mogelijkheden verkennen om in te haken op internationale inspanningen die gericht zijn op meer structurele hulpverlening aan Syriërs, vluchtelingen en lokale gemeenschappen in buurlanden. Het kabinet verwelkomt daarnaast de recent uitgegeven voorzittersverklaring van de VNVR, waarin opgeroepen wordt tot betere humanitaire toegang tot Syrië. De VN en de Syrische Rode Halve Maan doen hun uiterste beste om zoveel mogelijk hulpbehoevenden in Syrië te bereiken. Desondanks blijven sommige moeilijk bereikbare gebieden verstoken van afdoende hulp. De verklaring van de VNVR biedt mogelijk aanknopingspunten om hulpverlening aan ontheemden en hulpbehoevenden binnen Syrië een impuls te geven. Het kabinet pleit ervoor in EU-verband te bezien hoe hier verder opvolging aan kan worden gegeven.

Egypte

De Raad Buitenlandse Zaken zal in vervolg op de discussie van 21 augustus jl. spreken over actuele ontwikkelingen in Egypte. HV Ashton zal verslag doen van haar bezoek aan Egypte van 2–3 oktober jl.

In Egypte is sprake van een ambigue politieke situatie. Enerzijds is er sprake van geleidelijke voortgang in het grondwettelijke proces (implementatie van de Routekaart), waaronder de aankondiging door de interim-regering van een nationale dialoog. Anderzijds worden vrijheden ingeperkt en blijft de noodtoestand tot tenminste 15 november a.s. van kracht. De interim-regering heeft toegezegd uiterlijk in het voorjaar van 2014 parlementsverkiezingen te houden en het gezag over te dragen aan een nieuwe regering. In de aanloop naar deze verkiezingen hecht de EU, inclusief Nederland, eraan dat alle partijen in het politieke proces worden betrokken, inclusief de Moslim Broederschap. Het geweld aan beide zijden van afgelopen weekeinde sterkt het kabinet in de overtuiging dat een inclusief politiek proces een belangrijke voorwaarde is voor het toekomstperspectief van Egypte.

In augustus jl. heeft de Raad aan HV Ashton en de Commissie gevraagd om, gezien de ontwikkelingen in Egypte, de hulprelatie met Egypte tegen het licht te houden en zo nodig aan te passen, waarbij sociaaleconomische steun en hulp aan maatschappelijke organisaties in ieder geval wel worden voortgezet. Deze «review» is inmiddels afgerond. De Commissie stelt zich op het standpunt dat verreweg het grootste deel van de programma’s die nog lopen met Egypte onder de noemer van sociaaleconomische steun valt en dat de Egyptische bevolking gebaat is bij voortzetting ervan, deels door tussenkomst van de Egyptische overheid. De EU heeft begrotingssteun aan Egypte als hulpmodaliteit vooralsnog uitgesloten. De SPRING-gelden die in 2012 aan Egypte werden toegekend (EUR 90 mln.) maar nog niet werden uitgekeerd, wil de EU ten gunste laten komen van maatschappelijke organisaties en sociaaleconomische steun.

Het kabinet aanvaardt deze uitkomst van de «review». Tegelijkertijd pleit het kabinet in EU-verband voor het uitwerken van een strategie over hoe de leverage van de EU te maximaliseren met behulp van het beschikbare instrumentarium. Zoals HV Ashton tijdens haar recente bezoek aan Cairo benadrukte, dient de aandacht van de EU gericht te zijn op de toekomst en de ondersteuning van het transitieproces in Egypte. De EU heeft bijvoorbeeld haar aanbod voor verkiezingswaarneming herhaald. Daarnaast heeft HV Ashton de Egyptische autoriteiten aangesproken op hun verantwoordelijkheden. Zo heeft zij benadrukt dat inclusiviteit de enige manier is om de democratische transitie verder vorm te geven. Zij heeft de zorg van de EU uitgesproken over veiligheid, terrorisme en mensenrechten, waarbij zij nadrukkelijk heeft stilgestaan bij het gebrek aan mediavrijheid, de positie van journalisten en politieke gevangenen.

Het kabinet is het met HV Ashton eens dat de EU – en Nederland – een blijvend sterk belang hebben bij democratisering van en stabiliteit in Egypte en dat de inspanningen gericht moeten zijn op het waarborgen van een succesvolle transitie. Daarnaast blijft de strategische relevantie van samenwerking met Egypte onverminderd hoog. Dat laat onverlet dat de nieuwe regering moet worden aangesproken op haar verantwoordelijkheid om de transitie naar een volwaardige en inclusieve democratie waar te maken. Sinds de installatie van de interim-regering na de machtsovername door het Egyptische leger begin juli jl. is het uitgangspunt van het kabinet geweest om een gebalanceerde benadering na te streven en constructief mee te denken met de uitdagingen waarvoor Egypte zich gesteld ziet. sociaaleconomische steun is hierbij noodzakelijk. Overleg met EU partners en gesprekspartners in Egypte sinds augustus laat zien dat samenwerking met de Egyptische overheid, met name op het gebied van steun voor de meest kwetsbare groepen en aan maatschappelijke organisaties, de mogelijkheid biedt het transitieproces constructief te beïnvloeden. Het kabinet is daarom voornemens de OS-steun voor de watersector en de Government-to-Government samenwerking onder het Matra-Zuid transitiefonds voor sociaaleconomische projecten te hervatten. Daarmee plaatst het kabinet zich meer in lijn met wat andere EU-lidstaten doen en hoe de EU als geheel in Egypte optreedt. Ook de VS heeft onlangs besloten door te gaan met sociaaleconomische hulp.

Dit betekent geen «business as usual». In gesprek met de Egyptische regering zal Nederland voortdurend inclusiviteit van het politieke proces benadrukken, zorg uitspreken over het geweld en de veiligheidssituatie en blijven aandringen op een eerlijke rechtsgang, respect voor mensenrechten en de situatie van minderheden. Het kabinet zal ook aandacht vragen voor het belang van spoedige en vrije parlementsverkiezingen, van onafhankelijk onderzoek naar de recente gewelddadigheden en van het nut om experts van internationale organisaties als de VN te betrekken bij dat onderzoek. Alleen op deze manier kan een volwaardige transitie werkelijkheid worden.

Bovendien ziet het kabinet vooralsnog geen aanleiding om af te stappen van het aanhouden van export van militaire goederen of goederen die voor interne repressie kunnen worden ingezet. Het is van belang dat alle EU-lidstaten uitvoering geven aan de conclusies van de RBZ van 21 augustus jl. ter zake. De VS heeft onlangs aangegeven de militaire hulp aan Egypte voor een deel op te schorten.

Birma

De Raad zal spreken over de ontwikkelingen in Birma, mede ter voorbereiding op de informele lunchbijeenkomst met Aung San Suu Kyi, leider van de oppositiepartij National League for Democracy. De aanwezigheid van Aung San Suu Kyi geeft de Raad de gelegenheid om met haar van gedachten te wisselen over de politieke en economische transitie die Birma op dit moment doormaakt.

De EU blijft betrokken bij de ontwikkelingen in Birma. Het EU-beleid voor Birma is vastgelegd in een zogenaamd «Comprehensive Framework». De EU zal Birma steunen bij de verdere transitie in aanloop naar de verkiezingen van 2015 en samen met de Birmese overheid en andere belanghebbenden werken aan de bevordering van vrede, democratie en duurzame economische ontwikkeling in Birma. Ook het aan de orde stellen van de nog bestaande zorgen, waaronder op het gebied van mensenrechten, maakt deel uit van het EU-beleid inzake Birma. Het kabinet verwelkomt de mogelijkheid om Aung San Suu Kyi’s visie op deze onderwerpen te vernemen. Het kabinet is daarbij in het bijzonder geïnteresseerd om te horen op welke wijze de internationale gemeenschap Birma kan bijstaan om de verkiezingen van 2015 op een eerlijke en ordentelijke manier te laten verlopen.

Ondanks de positieve ontwikkelingen en hervormingen staat Birma nog voor grote uitdagingen. Het kabinet blijft bezorgd over de situatie van de Rohingya-minderheid in de deelstaat Rakhine, religieus geïnspireerd geweld in andere delen van het land en het gewapende conflict in de deelstaat Kachin. De EU zal aandacht blijven vragen voor deze problemen en deze zorgpunten ook in het gesprek met Aung San Suu Kyi aan de orde stellen.

Naar boven