Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2013-2014 | 21501-02 nr. 1294 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2013-2014 | 21501-02 nr. 1294 |
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 8 oktober 2013
Hierbij bied ik u de geannoteerde agenda aan van de Raad Buitenlandse Zaken over handel op 18 oktober 2013 waaraan EU-ministers verantwoordelijk voor handelspolitiek zullen deelnemen. Graag wil ik in deze brief ook ingaan op het verzoek van de algemene commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking om te rapporteren over de Nederlandse inzet in Brussel om tarieven op bioethanol te verlagen.
De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, E.M.J. Ploumen
Geannoteerde Agenda Raad Buitenlandse Zaken 18 oktober 2013
De agenda van de Raad voor Buitenlandse Zaken over handel (RBZ) onder Litouws voorzitterschap op 18 oktober a.s. te Luxemburg staat in het teken van de voorbereiding van de negende ministeriële WTO conferentie die plaatsvindt in december. Alsook van een aantal aan investeringen gerelateerde zaken: bespreking van de verordening over financiële verantwoordelijkheid in investeringsverdragen, en de voorbereiding alsook goedkeuring van de mandaten voor onderhandelingen over investeringsakkoorden met China en landen in de ASEAN regio.1 Tevens zal de EU-top Oostelijk Partnerschap-landen (28 en 29 november) worden besproken, de eventuele derubricering van het onderhandelingsmandaat EU-VS en zal tijdens de lunch gesproken worden over de voortgang in de lopende onderhandelingen over een vrijhandelsakkoord met de VS (TTIP).
De onderwerpen worden hieronder behandeld in de volgorde van de agenda van de Raad.
Verordening over financiële verantwoordelijkheid in investeringsgeschillen
Sinds de inwerkingtreding van het verdrag van Lissabon is de competentie om investeringsverdragen te sluiten van de EU lidstaten in beginsel overgedragen aan de Unie. Investeringsverdragen beschermen buitenlandse investeerders en bieden de mogelijkheid om via internationale arbitrage compensatie te eisen als hun investeringen door maatregelen van de Unie of een lidstaat geschaad worden. Zoals eerder ook met uw Kamer besproken ter voorbereiding op eerdere Raden is in EU-verband nog niet geregeld of de Unie of een lidstaat als verweerder kan optreden, en wie financieel aansprakelijk is in het geval compensatie zou moeten worden betaald. Hiervoor wordt een verordening ontworpen. Het is de bedoeling dat deze verordening rond is alvorens de eerste vrijhandelsakkoorden met een investeringshoofdstuk door de Unie en de EU lidstaten ondertekend en geratificeerd zijn.
Een voorstel van de Europese Commissie gaat er van uit dat de Unie in alle geschillen als verweerder op zou moeten treden, dat ze ook in geschillen die de lidstaten betreffen kan bepalen welke positie de lidstaten in geschillen moeten innemen, en dat ze geschillen tegen de wil van de lidstaten zou kunnen schikken, waarbij de lidstaten wel de compensatie dienen te betalen.
Nederland – gesteund door een meerderheid van de EU lidstaten – is voorstander van het beginsel dat de partij die de betreffende maatregel genomen heeft (de Unie of een lidstaat) – in beginsel – als verweerder optreedt en financieel aansprakelijk is. Nederland en de andere lidstaten vinden het niet gepast dat de Unie tegen de wil van een lidstaat beslissingen zou kunnen nemen terwijl de lidstaat vervolgens de rekening zou moet betalen. Een kleine minderheid van de lidstaten acht een grotere rol voor de Europese Commissie wenselijk om zo het uniforme optreden in investeringsgeschillen te kunnen waarborgen.
De Raad zal spreken over de stand van zaken van de verordening aan de hand van een compromistekst van het Litouws voorzitterschap.
Als de Raad tijdens de RBZ deze compromistekst goedkeurt als inzet van de Raad, kunnen de triloogonderhandelingen tussen het Europees Parlement, de Raad en de Europese Commissie beginnen. De verwachting is dat deze onderhandelingen moeizaam zullen gaan verlopen gezien de uiteenlopende posities van de drie instituties.
Oostelijk partnerschap
De handelsministers zullen verder spreken over de handelsgerelateerde aspecten van de EU-top van regeringsleiders van het Oostelijk Partnerschap (OP) die zal plaatsvinden in Vilnius op 28 en 29 november a.s. In 2009 zijn de Europese Unie en haar zes Oostelijke buurlanden (Armenië, Azerbeidzjan, Georgië, Moldavië, Oekraïne en Wit-Rusland) gezamenlijk het Oostelijk Partnerschap aangegaan, met als doel de politieke associatie en economische integratie van deze buurlanden met de Unie te versterken.
Hiertoe onderhandelt de Europese Unie met de OP-landen over het afsluiten van Associatieakkoorden. Deep and Comprehensive Free Trade Agreements (DCFTA) maken integraal onderdeel uit van deze Associatieakkoorden.
In 2012 zijn de onderhandelingen over het DCFTA met Oekraïne succesvol afgerond en is het akkoord geparafeerd. Tot op heden kon dit akkoord echter niet ondertekend en voorlopig toegepast worden, omdat de Raad additionele eisen heeft gesteld. Voordat Oekraïne kan profiteren van handelspreferenties van de EU moet zij bepaalde politieke hervormingen doorgevoerd hebben, betrekking hebbende op eerlijke verkiezingen, einde aan selectieve justitie en implementatie van een brede hervormingsagenda. Mocht dat inderdaad het geval zijn dan zal de EU het Associatieakkoord en DCFTA met Oekraïne ondertekenen en zo snel mogelijk voorlopig toepassen.
De onderhandelingen over een Associatieakkoord inclusief DCFTA met Georgië, Moldavië en Armenië zijn dit jaar eveneens succesvol afgerond. Armenië heeft besloten lid te worden van de Douane Unie met Rusland, Kazakhstan en Wit-Rusland, hetgeen voortzetting van het Associatieakkoord en DCFTA onmogelijk maakt. De overeenkomsten met Georgië en Moldavië kunnen echter op de Top in Vilnius geparafeerd worden. Met de parafering en ondertekening van deze akkoorden zal het Oostelijk Partnerschap een nieuwe fase ingaan.
Uw kamer is op 4 oktober 2014 nader geïnformeerd over het standpunt van het kabinet ten aanzien van het Oostelijk Partnerschap door middel van een separate brief ter voorbereiding op de Raad Buitenlandse Zaken van 21 oktober waaraan de Minister van Buitenlandse Zaken zal deelnemen. De Raad van 21 oktober a.s. zal de gehele top voorbereiden en zich onder meer een oordeel vormen over de voortgang die Oekraïne heeft geboekt met betrekking tot de voorwaarden die de Raad aan ondertekening van het Associatieakkoord, inclusief DCFTA, heeft gesteld.
EU-China investeringsmandaat
De afgelopen maanden heeft de Raad intensieve besprekingen gevoerd over een mandaat voor de Europese Commissie om onderhandelingen te starten voor een investeringsovereenkomst met China. De inzet van het Litouwse voorzitterschap is om tijdens de komende Raad op basis van een voorgestelde compromistekst te komen tot een akkoord over dit mandaat. Verwachting is dat deze compromistekst aanvaardbaar zal zijn voor alle lidstaten. Ook voor Nederland vormt deze tekst een goede basis om de onderhandelingen met China te beginnen. Het mandaat voorziet in opname van standaard beschermingsbepalingen (zoals meest-begunstigingsclausule, nationale behandeling, eerlijke en gelijkwaardige behandeling) voor de behandeling van buitenlandse investeerders en adequate geschillenbeslechting door middel van toegang tot internationale arbitrage. Ook zijn concrete doelstellingen geformuleerd op het terrein van duurzaamheid, transparantie, bescherming van milieu en arbeidsnormen alsook de OESO richtlijnen voor multinationale ondernemingen. De overeenkomst zal zich vooral richten op meer markttoegang voor Europese investeerders in China door het reduceren van bestaande barrières met daarbij specifieke voorwaarden om een gelijk speelveld te creëren ten opzichte van door de Chinese overheid gesteunde bedrijven (de zogenaamde Sovereign Wealth Funds (SWFs) en State-owned Enterprises (SOEs)).
EU-ASEAN investeringsmandaat
De Raad zal aansluitend spreken over een mandaat voor de Europese Commissie om onderhandelingen te starten voor een hoofdstuk over investeringsbescherming in handelsakkoorden met landen in de ASEAN regio. Onderhandelingen over bilaterale vrijhandelsakkoorden worden al gevoerd met Maleisië, Vietnam en Thailand, waarbij nog niet werd onderhandeld over investeringen door gebrek aan een mandaat hiervoor. De door het Litouwse voorzitterschap voorgestelde compromistekst is identiek aan de tekst van het EU-China investeringsmandaat en sluit goed aan bij de afspraken die worden gemaakt tussen EU en Singapore. Nederland kan daarom het voorgestelde mandaat steunen.
Ministeriële WTO bijeenkomst
Algemeen
Tijdens de RBZ Handel op 18 oktober zal ook gesproken worden over de stand van zaken van de voorbereidingen van de 9e Ministeriële bijeenkomst van de WTO (MC9) in Bali, Indonesië eind dit jaar. De nadruk van de bijeenkomst ligt op de onderhandelingen op de deelterreinen handelsfacilitatie, landbouw en ontwikkeling. Mogelijk zal een aantal WTO-leden daarnaast het vernieuwde Information Technology Agreement kunnen afronden voor verdergaande tariefvrije handel in informatietechnologie producten (ITA 2). Ten slotte zullen de handelsministers in Bali naar verwachting afspraken maken over een post-Bali agenda voor onderhandelingen met betrekking tot andere deelonderwerpen van de Doha Development Agenda (DDA) en mogelijke nieuwe onderwerpen voor de WTO.
Sinds 2001 vinden de onderhandelingen over de DDA plaats. De afgelopen jaren is er weinig vooruitgang geboekt in deze onderhandelingen. Tijdens de vorige Ministeriële Bijeenkomst (MC8) in 2011 is daarom afgesproken om het principe van de «single undertaking» («nothing is agreed until everything is agreed») te verlaten en te bekijken of er op deelonderwerpen wel een akkoord kan worden bereikt. Hierbij is afgesproken dat de WTO-leden zouden proberen om in ieder geval een akkoord op het gebied van handelsfacilitatie te sluiten, omdat dit voor alle WTO-leden veel voordeel oplevert. Het afgelopen jaar zijn de onderhandelingen op handelsfacilitatie vooruit gegaan, maar hebben partijen ook wensen neergelegd om daaraan gekoppeld afspraken te maken op het gebied van landbouw. Op de achtergrond speelt de algemene wens om een specifiek resultaat te bereiken voor (de armste) ontwikkelingslanden.
Om tijdens MC9 succes te boeken zullen de komende maanden in Genève stevige stappen moeten worden gezet. De pogingen om op deelonderwerpen vooruit te komen en de opbouwende opstelling van de EU zijn daarbij bemoedigend. Sinds het aantreden van de nieuwe DG WTO, de Braziliaan Roberto Azevêdo, in september hebben de onderhandelingen nieuw elan gekregen. Zijn betrokkenheid en doortastendheid hebben in de afgelopen maand al vruchten afgeworpen. Het kabinet hoopt dat er mede door zijn rol een doorbraak mogelijk is.
Handelsfacilitatie
Wat betreft een akkoord op handelsfacilitatie is er de laatste tijd veel technisch werk verzet. Op veel onderwerpen zullen echter politieke keuzes moeten worden gemaakt en moeten partijen nog dichter bij elkaar komen.
Het akkoord over handelsfacilitatie bestaat uit twee delen: de douanetechnische bepalingen (deel I) en de bepalingen over speciale en gedifferentieerde behandeling (deel II). Deel I bevat inhoudelijke afspraken over douaneformaliteiten en handelsfacilitatie, zoals publicatie van douaneprocedures op internet, de maximale hoogte van vergoedingen en beroeps- en bezwaarprocedures. Deel II bevat alle bepalingen over speciale en gedifferentieerde behandeling en technische assistentie aan ontwikkelingslanden. Het akkoord is daarin uniek: geen ander WTO-akkoord bevat hierover zulke uitgebreide en expliciete bepalingen. In beide delen van het akkoord staan nog allerlei kwesties open, waaronder de vraag hoeveel uitzonderingen ontwikkelingslanden krijgen en hoeveel extra tijd of ondersteuning deze landen krijgen om aan de overeenkomst te kunnen voldoen. Hierin moet een middenweg worden gevonden: een akkoord dat geen enkele verplichting kent voor ontwikkelingslanden heeft weinig waarde, een akkoord dat geen recht doet aan de realiteit in ontwikkelingslanden net zo min. Nederland is voorstander van een sterk akkoord en ondersteunt de Europese lijn om te komen tot een akkoord met zo veel mogelijk bindende bepalingen, maar met oog voor de positie van de minst ontwikkelde landen.
Landbouw
Op het gebied van landbouw ziet het ernaar uit dat de WTO-leden overeenstemming zullen bereiken over een voorstel van de G-33 landen2 (aangejaagd door India) over voedselzekerheid. Er wordt intensief onderhandeld over de mogelijkheid dat alle WTO-leden tijdens MC9 verklaren voor een beperkte tijd geen geschillenbeslechting te zullen starten tegen ontwikkelingslanden die tegen gegarandeerde prijzen voedsel in eigen land opkopen en dit gesubsidieerd weer herdistribueren aan de allerarmsten. Nederland kan deze zogenaamde «peace clause» steunen. Momenteel is het opkopen van voedsel beperkt toegestaan. Boven een bepaald bedrag gaat dit in tegen de huidige WTO-regels.
Ook wordt er onderhandeld over een verklaring aangaande het gebruik van exportsubsidies. Nederland is een groot voorstander van resultaten op dit vlak, aangezien Nederland al jaren (en ook nu) pleit voor volledige afschaffing van alle EU-exportsubsidies, ongeacht het volbrengen van de Doha-ronde.
Ontwikkeling
Op het gebied van een specifiek pakket van ontwikkelingsvriendelijke elementen is al vóór Bali een gunstig resultaat voor de Minst Ontwikkelde Landen (MOLs) bereikt: Eerder dit jaar kwamen de WTO-leden overeen de «TRIPS-waiver» tot 1 juli 2021 te verlengen. Deze waiver voorziet in een uitstel van implementatie van het merendeel van de artikelen (behalve 3, 4 en 5) van de WTO-overeenkomst over handelsgerelateerde aspecten van intellectuele eigendom. Bovendien zal Jemen tijdens MC9 – als 49ste MOL toetreden tot de WTO. Ook Afghanistan heeft – onder Nederlands voorzitterschap van de toetredingswerkgroep – deze ambitie, maar zal nog flinke stappen moeten zetten om Bali te halen.
Daarnaast wordt gesproken over ontwikkelingscomponenten op andere gebieden. Allereerst wordt onderhandeld over een monitoringsmechanisme voor speciale en gedifferentieerde behandeling in de WTO-akkoorden. Dit mechanisme houdt in dat het WTO-secretariaat de effectiviteit van de implementatie van die bepalingen meet. Deze onderhandelingen verlopen niet vlekkeloos. Daaraan ligt vooral de onenigheid over de reikwijdte van het monitoringsmechanisme ten grondslag.
Naast deze agenda-onderdelen heeft de groep van MOLs aangegeven resultaat te willen op het gebied van katoen, tariefvrije-quotavrije markttoegang, preferentiële oorsprongsregels en de invulling van de «dienstenwaiver» die al tijdens MC8 werd overeengekomen. Voortgang op de eerste twee onderwerpen verloopt niet voorspoedig. In de VS liggen veel van deze onderwerpen gevoelig in het Congres, waardoor zij weinig manoeuvreerruimte hebben. De EU op haar beurt heeft op de hiervoor genoemde onderwerpen al geleverd en kan daarom enkel een moreel appèl doen op andere WTO-leden om haar voorbeeld te volgen. Om een resultaat voor de MOLs in Bali te boeken is echter óók daadkrachtig optreden van deze landen zelf nodig. Tot op heden lukt het de MOLs slechts mondjesmaat om een gezamenlijke vuist te maken. Alleen voor preferentiële oorsprongsregels ligt er een concreet voorstel van de MOLs zelf dat op bredere steun lijkt te kunnen rekenen. De groep is verdeeld en de interne coördinatie loopt stroef.
De invulling van de «dienstenwaiver» biedt in de aanloop naar Bali positieve vooruitzichten. Deze waiver maakt het mogelijk dienstverleners uit de MOLs preferentiële handelsvoordelen op markten van ontwikkelde landen te geven. De dienstenwaiver heeft echter nog nergens concrete invulling gekregen. De MOLs consulteren nu intern om een officieel verzoek op tafel te leggen, mogelijk nog vóór Bali. Deze stap is van vitaal belang. Tegelijk overlegt de Commissie met de EU-lidstaten om een mogelijk antwoord te hebben in het geval de MOLs tijdens Bali met een verzoek komen. Mogelijk zal de EU de preferentiële handelsvoordelen van het toekomstige plurilaterale dienstenakkoord of van een bestaand preferentieel vrijhandelsakkoord aanbieden. Nederland is een groot pleitbezorger gevolg te geven aan de «dienstenwaiver». Het is gegeven de belangrijke rol van diensten in de wereldhandel, van belang dat in WTO-verband wordt gewerkt aan de verruiming van de handelsmogelijkheden voor de MOLs.
Het Information Technology Agreement (ITA)
ITA voorziet in de tariefvrije handel in diverse IT-producten. ITA-I is in 1996 afgesloten. De lijst met producten die onder ITA-I in aanmerking komen voor tariefvrije handel is ingehaald door de technologische ontwikkeling en is aan vernieuwing toe. Deze vernieuwing brengt grote voordelen voor de EU met zich mee: Onze tariefvrije export in IT-producten zou naar verwachting met 50% toenemen. Op dit moment hebben 53 van de huidige 78 ITA leden getekend voor de uitbreiding van ITA (ITA-II). Samen vertegenwoordigen deze 53 leden meer dan 90% van de handel in IT-producten. Momenteel bevinden deze leden zich nog in de fase van het vaststellen welke producten onder de uitbreiding gaan vallen.
De onderhandelingen zijn echter vertraagd nadat China in juli jl. een groot deel van nieuwe productlijst als gevoelig heeft verklaard en dus uitgezonderd wil zien. Daarmee lagen de onderhandelingen formeel stil. Informeel werd er wel verder onderhandeld en nu is afgesproken om deze maand ook formeel weer te gaan onderhandelen. De EU, daarin gesteund door Nederland, zet zich in om deze onderhandelingen af te ronden voor of tijdens MC9.
Overige zaken en de Post-Bali agenda
In Bali zullen de Ministers waarschijnlijk tot 2015 hun overeenstemming verlengen om geen tarieven te heffen op Electronic Commerce transacties. Daarnaast zal de komende periode het debat binnen de WTO over Electronic Commerce voortgezet worden.
Na MC9 zal er in Genève waarschijnlijk verder onderhandeld worden over de invulling van de zogenaamde «28 Agreement-Specific Proposals» («ASP's») die tijdens de Ministeriële Conferentie van 2003 in Cancún werden overeengekomen. Het gaat hier om speciale en gedifferentieerde behandeling van ontwikkelingslanden op de WTO-regels – bijvoorbeeld een langere implementatieperiode voor ontwikkelingslanden bij WTO-verplichtingen. Daarnaast zal er onderhandeld worden over zes nieuwe ASP’s voor speciale en gedifferentieerde behandeling op het terrein van SPS en Import Licensing.
Op MC9 zullen naar verwachting ook werkafspraken worden gemaakt over de deelonderwerpen uit de Doha Development Agenda (DDA) die niet worden besproken op Bali – zoals verdere markktoegang en tariefliberalisatie voor industriële goederen. Wellicht zal een politieke verklaring van de handelsministers op Bali daarnaast ook mogelijke nieuwe onderwerpen voor de WTO bevatten.
China – antidumping en antisubsidie maatregelen tegen wijn uit de EU
Dit agendapunt is op verzoek van een Lidstaat opgenomen. China is een antidumping- en antisubsidie-onderzoek begonnen tegen Europese wijnproducenten in reactie op het antidumping- en antisubsidie-onderzoek van de EU tegen zonnepanelen uit China. Augustus jl. zijn de EU en China een verbintenis overeengekomen waarbij er een minimum exportprijs voor de Chinese zonnepanelen is afgesproken en een bijbehorend exportvolume. Alle exporten buiten de verbintenis zullen onderhevig zijn aan een antidumping- en antisubsidieheffing. Over de definitieve antidumping- en antisubsidiemaatregel op zonnepanelen, met bijbehorende verbintenis, zal uiterlijk begin december door de Raad een beslissing worden genomen.
China zal naar verwachting haar onderzoek naar wijn stoppen op het moment dat de EU-maatregelen tegen zonnepanelen, inclusief verbintenis, definitief zijn. China wil waarschijnlijk zeker weten dat de verbintenis zowel het antidumping als het antisubsidie onderzoek dekt, voordat ze het onderzoek naar wijn staakt. Frankrijk is bezorgd dat China het wijnonderzoek zou kunnen doorzetten nadat het onderzoek naar zonnepanelen is afgerond. Mogelijk wil Frankrijk een directe koppeling leggen tussen de definitieve EU maatregelen op zonnepanelen, inclusief de verbintenis, en het stoppen van het Chinese onderzoek naar Europese wijn. Nederland zou hier geen voorstander van zijn, omdat elke antidumping zaak in principe op zijn eigen merites beoordeeld moet worden.
De Transatlantic Trade & Investment Partnership (TTIP)
Tijdens de lunch zal gesproken worden over de EU-VS TTIP onderhandelingen. Daarnaast zal als volledig agendapunt ook het verzoek van een lidstaat om het onderhandelingsmandaat voor TTIP openbaar te maken, aan de orde komen.
Ik vind het goed dat TTIP hoog op de politieke agenda blijft staan. Politieke betrokkenheid is van cruciaal belang om deze onderhandelingen tot een succes te brengen. De RBZ is een goed moment om deze onderhandelingen te bespreken ook al is de tweede onderhandelingsronde uitgesteld in verband met de «shutdown» van de Amerikaanse federale overheid. Eurocommissaris De Gucht kan de handelsministers bijpraten over de voortgang van de onderhandelingen en de verwachtingen voor het vervolg.
Nederland is geen voorstander van het openbaar maken van het onderhandelingsmandaat. Voor het welslagen van vrijhandelsonderhandelingen is het van belang dat vertrouwelijk wordt omgegaan met de positie en belangen van de EU. Ik snap dat dit gevoelig ligt. Vanuit het oogpunt van transparantie hecht ik er ook waarde aan dat het parlement goed is geïnformeerd. Ik heb daarom de leden van de algemene commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking het mandaat vertrouwelijk ter inzage aangeboden, net zoals de leden van het handelscomité in het Europees Parlement het mandaat vertrouwelijk hebben kunnen inzien.
Vervolg Hormoonvleesakkoord EU-VS
Naar verwachting staan als A-punten op de RBZ agenda voorstellen voor raadsbesluiten voor ondertekening (namens de EU) resp. sluiting van een herzien memorandum van overeenstemming (MoU) met de Verenigde Staten van Amerika over de invoer van rundvlees van dieren die niet zijn behandeld met bepaalde groeibevorderende hormonen en over verhoogde rechten die door de Verenigde Staten op bepaalde producten van de Europese Unie worden toegepast.
De Raad heeft in 2009 een MoU hierover bekrachtigd die was ondertekend door de Europese Commissie (Cie) en de VS. De afspraken bestaan uit drie fasen. De eerste fase liep van augustus 2009 tot augustus 2012. In die fase heeft de EU een autonoom contingent erga omnes geopend van 20.000 ton rundvlees van hoge kwaliteit en hebben de VS het niveau verlaagd van de sancties die op producten uit de EU werden toegepast. De tweede fase liep van augustus 2012 tot augustus 2013. In die fase heeft de EU het contingent verhoogd naar 45.000 ton rundvlees van hoge kwaliteit en hebben de VS de handelssancties op producten uit de EU die het gevolg zijn van het hormonengeschil ingetrokken. Fase 3 diende nog nader te worden ingevuld. Daarover is echter niet voor afloop van de tweede fase overeenstemming bereikt. Daar beëindiging van de MoU geen optie is zijn de VS en de Europese Commissie overeengekomen om de tweede fase te verlengen tot augustus 2015 en die periode te gebruiken om afspraken te maken over de invulling van fase 3. De Commissie vraagt de Raad haar te machtigen de MoU namens de Europese Unie te ondertekenen. De Commissie vraagt de Raad verder om een besluit te nemen tot sluiting van het herziene MoU.
Het is spijtig dat er niet tijdig een definitieve oplossing is bereikt, maar Nederland kan instemmen met de overeengekomen tussenoplossing zoals hierboven geschetst.
Nederlandse inzet verlaging tarieven op bioethanol
Graag wil ik in deze brief ook ingaan op het verzoek van de algemene commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking om u te informeren over de Nederlandse inzet om tarieven op bioethanol voor industriële doeleinden te verlagen.
De Europese chemische industrie (CEFIC) heeft in het verleden regelmatig aandacht gevraagd voor de belemmeringen die zij ervaart bij het vergroenen en verduurzamen van de chemische industrie. Bij de overgang van fossiele uitgangsmaterialen (m.n. aardolie) naar biologische uitgangsmaterialen zoals bioethanol ervaart zij onder andere hinder van hoge invoerrechten op de grondstoffen. Dit heeft een effect op de internationale concurrentiepositie voor de sector en de aantrekkelijkheid van Nederland als vestigingsplaats voor deze activiteiten. Nederland heeft daarom verschillende keren in Brussel, onder meer op hoog ambtelijk niveau, gepleit voor een verlaging van invoerrechten op bioethanol voor industrieel gebruik. Nederland heeft hiervoor onvoldoende draagvlak gevonden bij de Europese Commissie en de andere lidstaten. Naar aanleiding van een interventie in het Handelspolitieke Comité in Brussel op 20 september jl., heeft de Europese Commissie nu wel aangegeven deze Nederlandse belangen mee te zullen nemen bij haar positiebepaling in onderhandelingen over vrijhandelsakkoorden. Hiermee is het nog niet geregeld, maar winst is dat er nu binnen de Europese Commissie meer aandacht voor deze problematiek is.
Een mandaat voor onderhandelingen over investeringen met Singapore werd al vastgesteld op 15 september 2011.
Coalitie van 46 WTO-leden uit ontwikkelingslanden die zich inzetten voor extra ruimte om de landbouwsector te beschermen: Antigua en Barbuda, Barbados, Belize, Benin, Bolivia, Botswana, Ivoorkust, China, Congo, Cuba, Dominica, Dominicaanse Republiek, El Salvador, Grenada, Guatemala, Guyana, Haïti, Honduras, India, Indonesië, Jamaica, Kenia, Zuid-Korea, Madagaskar, Mauritius, Mongolië, Mozambique, Nicaragua, Nigeria, Pakistan, Panama, Peru, Filippijnen, Saint Kitts en Nevis, Saint Lucia, Saint Vincent en de Grenadines, Senegal, Sri Lanka, Suriname, Tanzania, Trinidad en Tobago, Turkije, Oeganda, Venezuela, Zambia, Zimbabwe.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-21501-02-1294.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.