21 501-02 Raad Algemene Zaken en Raad Buitenlandse Zaken

Nr. 1249 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 26 april 2013

Hierbij bied ik u het verslag aan van de Raad Buitenlandse Zaken van

22 april 2013.

De minister van Buitenlandse Zaken, F.C.G.M. Timmermans

Energie

Commissaris Oettinger gaf samen met HV Ashton een overzicht van het externe energiebeleid van de EU, met speciale aandacht voor de lopende onderhandelingen van de Commissie met derde landen (Turkije, Azerbeidzjan) over de «Zuidelijke Corridor». De ministers spraken over het belang van een krachtig Europees extern energiebeleid en onderstreepten de vele raakvlakken met het bredere externe beleid van de EU. Velen benadrukten het belang van diversificatie van bronnen en van transportinfrastructuur voor de gasvoorzieningszekerheid en de concurrentiepositie van de Europese industrie.

Nederland onderstreepte het belang van de veranderingen in de wereldwijde energieverhoudingen, waaronder de schaliegasrevolutie in de VS, de opkomst van China als mogelijke grootschalige schaliegasproducent en de als gevolg hiervan mogelijk veranderende positie van Rusland als energieleverancier. De EU zal haar beleidsinstrumenten en haar politieke en economische gewicht nog strategischer in moeten zetten om de energietoevoer richting de EU ook de komende decennia op de voor de EU in alle opzichten meest gunstige wijze zeker te stellen. Ook andere ministers onderstreepten het belang van een strategische visie op het externe energiebeleid, in relatie tot zowel energie exporterende landen als transitlanden.

De Europese Raad zal in mei discussiëren over het energiebeleid. Externe betrekkingen vormen onderdeel van dit gesprek, mede op basis van de tijdens de RBZ gevoerde discussie.

Zuiderburen

Syrië / Libanon

Velen spraken tijdens de Raad hun ernstige zorgen uit over het aanhoudende geweld en de verslechterde humanitaire situatie in Syrië en de buurlanden. De ministers herhaalden hun steun aan de inspanningen van de Speciaal Vertegenwoordiger van de Verenigde Naties en de Arabische Liga, Lakhdar Brahimi, om tot een politieke oplossing voor de situatie in Syrië te komen. Meerdere lidstaten, waaronder ook Nederland, drongen erop aan dat actief momentum wordt gezocht om de gezamenlijke persboodschappen van de VNVR van 18 april jl. te benutten als gemeenschappelijke basis voor een VNVR-resolutie over Syrië. In de boodschappen riepen de leden van de VNVR ertoe op het geweld te beëindigen en veroordeelden zij de mensenrechtenschendingen. HV Ashton gaf aan Rusland ook recentelijk te hebben aangesproken op zijn verantwoordelijkheden, onder meer tijdens de recente G8-bijeenkomst in Londen en middels een bezoek van SG EDEO Vimont aan Moskou op 7 en 8 april jl.

Nederland wees op de grote risico’s van instabiliteit in Libanon en Jordanië als gevolg van de druk die de opvang van vluchtelingen op de politieke en economische verhoudingen aldaar legt. (Gedeeltelijke) sluiting van hun grenzen voor vluchtelingen zou de crisis aanzienlijk verergeren. Nederland bepleitte in dit licht dat de EU haar inspanningen ter verbetering van de humanitaire situatie verhoogt. Ook zou de EU beide landen actiever politieke aandacht moeten schenken. Het riep er daarnaast toe op dat vertegenwoordigers van lidstaten en van de EU-instellingen donoren die achterblijven met het overmaken van hun bijdragen, daarop aanspreken. HV Ashton en Commissaris Georgieva (Internationale Samenwerking, Humanitaire Hulp en Crisisbeheersing) onderschreven deze oproep expliciet.

Commissaris Georgieva schetste de ernst van de humanitaire crisis, waarbij zij onder andere noemde dat het aantal vluchtelingen en ontheemden aanzienlijk groter is dan tijdens de Joegoslavië-oorlogen in de jaren ’90 van de vorige eeuw. De beschikbare donorgelden schieten schrikbarend tekort. Ook wees zij op het volstrekt onacceptabele gebrek aan respect voor de veiligheid van hulpverleners. Zij noemde het VK, Zweden, Nederland, Frankrijk en Duitsland als EU-landen die tot nu toe meer dan 10 miljoen Euro hadden gedoneerd. De Europese Commissie had recent nog eens 50 miljoen Euro beschikbaar gesteld, waarmee de EU met in totaal 260 miljoen Euro een van de grootste donoren is. In de komende weken zal bezien worden hoe meer humanitaire hulp geleverd kan worden. In een bilateraal gesprek met Minister Timmermans gaf Commissaris Georgieva aan dat de verdeelsleutel van de humanitaire hulp op 50/50 basis zou blijven plaatsvinden (50% in Syrië / 50% buiten Syrië).

De Raad besloot om het sanctieregime tegen Syrië zodanig aan te passen dat de economische maatregelen ten aanzien van de olie- en energiesector niet langer op de gematigde oppositie van toepassing zijn. Dit zal de mogelijkheden van de oppositie vergroten om basisvoorzieningen te leveren in de door hen bestuurde gebieden. Het Raadsbesluit zal in de komende weken nader worden uitgewerkt. HV Ashton deelde mee dat de EU 10 miljoen Euro uit het Stabiliteitsfonds beschikbaar heeft gesteld voor de oppositie om lokale structuren op te zetten. Tevens heeft de EU in de Turkse stad Gaziantep een persoon gestationeerd die zal assisteren bij het opzetten van projecten in het Turks-Syrische grensgebied.

De ministers bespraken kort of het wapenembargo tegen Syrië moet worden gewijzigd ten gunste van de gematigde oppositie. In mei zullen zij hier nader op ingaan. De voorstanders van beperking van het wapenembargo wezen op de noodzaak om de machtsverhoudingen op de grond te veranderen, teneinde de houding van het regime van Assad te veranderen. Het regime neemt zijn toevlucht tot steeds zwaardere en gevaarlijkere wapens, waaronder mogelijk chemische, en de bevolking zou verder kunnen radicaliseren indien geen adequate bescherming zou worden geboden. In het bijzonder Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk vertegenwoordigden deze positie. De overige lidstaten deelden de visie dat alles op alles moet worden gezet om een politieke oplossing te bereiken en betwijfelden of (de mogelijkheid tot) wapenleveranties hieraan zou bijdragen. Deze ministers wezen ook op de nadelen en risico’s van verlichting van het wapenembargo, in het bijzonder het risico op proliferatie van wapens in Syrië en in de regio, verheviging van het conflict zonder dat een oplossing wordt gevonden en escalatie van het conflict naar buurlanden. HV Ashton concludeerde dat het onderwerp in de komende weken verder zal worden besproken in Raadskader. Op 1 juni a.s. verloopt het huidige sanctiepakket.

In reactie op opmerkingen van enkele ministers wees HV Ashton er tot slot op dat de Europese Dienst voor Extern Optreden (EDEO) en het Raadssecretariaat bezien welke stappen op EU-niveau zouden kunnen worden gezet om te voorkomen dat jongeren uit de EU naar Syrië reizen om daar deel te nemen aan de strijd.

Egypte

HV Ashton deed verslag van haar bezoek aan Caïro op 7 april jl. Naast de president en oppositieleiders sprak HV Ashton tevens diverse NGO’s en vrouwenorganisaties. Uitgangspunt in de gesprekken was dat Egypte politieke stabiliteit nodig heeft om de onderliggende economische problemen aan te kunnen pakken. Dit zou de onderlinge politieke verschillen moeten overstijgen. HV Ashton had tijdens haar bezoek haar zorgen uitgesproken over actuele ontwikkelingen op het gebied van mensenrechten, waaronder een wetsontwerp dat het werk van NGO’s ernstig zou belemmeren, religieus geweld en de ontwikkeling van de positie van vrouwen. Tevens had zij grote zorgen uitgesproken over het geweld dat tijdens haar bezoek plaatshad bij de Koptische kathedraal.

Meerdere lidstaten benadrukten dat rechtsstaat, rechten van vrouwen en van minderheden hoog op de agenda dienen te blijven staan in overleg met Egypte. De Speciale Vertegenwoordiger van de EU voor Mensenrechten, Lambrinidis, heeft tijdens zijn eerdere bezoek aan Egypte de zorgen van de EU overgebracht, net als de Speciale Vertegenwoordiger voor de zuidelijke Mediterranée, De Leon. Lambrinidis heeft onder andere politieoptreden en het toegenomen geweld tegen vrouwen besproken. De Egyptische autoriteiten reageerden hierop open en ontvankelijk en vroegen om EU-assistentie bij de implementatie van grondrechten, training van politie en Security Sector Reform. Dit moet nu nader worden uitgewerkt en ingevuld.

Tijdens het AO RBZ op 18 april jl. heb ik toegezegd uw Kamer nader te zullen informeren over de stand van zaken met betrekking tot verkiezingswaarneming door de EU. De parlementsverkiezingen vinden nu mogelijk in het najaar plaats; de datum is nog onbekend. De planning van de EU-waarneming van de verkiezingen loopt intussen door. Onlangs bezocht een onderzoeksmissie van de EU Caïro. Deze missie heeft met de regering, de kiesraad, de oppositie en NGO’s gesproken. Ook de oppositie heeft aangegeven aan waarneming door de EU te hechten. Met Egypte zullen concrete afspraken worden gemaakt over de missie, in een nog op te stellen Memorandum of Understanding.

Oostelijk Partnerschap

De ministers bespraken het Oostelijk Partnerschap en de voorbereiding van de Vilnius Top in november 2013. De Commissie herhaalde de voortgang van Oekraïne te zullen beoordelen aan de hand van de door de Raad gestelde criteria. Alvorens ondertekening van het Associatieakkoord, inclusief het vrijhandelsverdrag (DCFTA), kan plaatsvinden zijn maatregelen op het gebied van versterking van de rechtsstaat nodig, in het bijzonder het in lijn brengen van verkiezingsregelgeving en -organisatie met internationale standaarden, de aanpak van selectieve rechtspraak en het doorvoeren van justitiële hervormingen. De Raad neemt later dit jaar een besluit over de ondertekening van het akkoord met Oekraïne. De ministers bespraken tevens de ambities voor de associatieakkoorden en DCFTA’s met Armenië, Georgië en Moldavië. De akkoorden zouden in Vilnius kunnen worden geparafeerd, mits aan de voorwaarden wordt voldaan. De ministers benadrukten het belang van goede relaties met Azerbeidzjan en constateerden dat Azerbeidzjan op dit moment minder intensieve contacten met de EU nastreeft dan de andere landen van het Oostelijk Partnerschap.

De Raad lijkt eensgezind te zijn over de wenselijkheid de Wit-Russische minister Makei uit te nodigen deel te nemen aan de OP-Top, om de zorgen van de EU ten aanzien van de

mensenrechtensituatie in Wit-Rusland direct te kunnen overbrengen. Wit-Rusland is dan niet op niveau van regeringsleider aanwezig, maar wordt vertegenwoordigd door de minister van Buitenlandse Zaken.

De ministers zijn voornemens in juni opnieuw over de voorbereiding van de Top te spreken. Dan zal HV Ashton elementen voor een Vilnius Verklaring presenteren en wordt de discussie over de voortgang van de zes landen voortgezet. Op 25 april 2013 brengt minister Timmermans samen met zijn Poolse, Litouwse en Deense collega's een bezoek aan Kiev om met vertegenwoordigers van de Oekraïense regering en het maatschappelijke middenveld te spreken over de betrekkingen tussen Oekraïne en de EU.

Birma

De ministers verwelkomden de verdere politieke en economische hervormingen in Birma en besloten de in 2012 opgeschorte sancties op te heffen. Tegelijkertijd besloot de Raad om, mede in het licht van de zorgen op het gebied van mensenrechten en de nog onopgeloste lokale conflicten, het wapenembargo, inclusief het verbod op de uitvoer van middelen die kunnen worden gebruikt voor interne repressie, te handhaven.

De ministers onderstreepten de bestaande zorgen op het gebied van mensenrechten, waaronder de situatie van de Rohingya-minderheid in de deelstaat Rakhine. Zij riepen op tot snelle afronding van het proces om ook de nog resterende politieke gevangenen vrij te laten. HV Ashton gaf aan deze zorgen op korte termijn ook met Aung San Suu Kyi te delen.

De ministers bespraken het belang van een geïntegreerd beleid richting Birma, waarin de EU in aanloop naar de verkiezingen van 2015 steun biedt aan verdere politieke en economische hervormingen, en Birma ook aanspreekt op de mensenrechtensituatie en de noodzaak om lokale conflicten vreedzaam op te lossen. De Raad steunde in dit verband de oprichting van een speciale gezamenlijke EU-Birma Task Force om de hervormingen te bestendigen en afspraken te maken over verdere economische samenwerking.

Westelijke Balkan

In de Raad Algemene Zaken (zie de Kamerbrief met het verslag van de Raad Algemene Zaken van 22 april jl.) gaf HV Ashton een uitgebreide toelichting op het akkoord tussen Servië en Kosovo en de totstandkoming daarvan. In haar inleidende woorden tijdens de RBZ volstond zij ermee nogmaals haar waardering te onderstrepen voor het doorzettingsvermogen van alle betrokkenen en de moed die zij hadden getoond. De situatie in Bosnië-Herzegovina is niet aan de orde gekomen.

Mali

HV Ashton wees er op dat nog altijd militaire betrokkenheid vereist is om de situatie in Mali te stabiliseren. De komende periode zal in VN-verband een besluit worden genomen over de transformatie van AFISMA in de VN-stabilisatiemissie MINUSMA. De Franse presentie in het kader van operatie Serval wordt op dit moment verminderd en zal verder worden afgebouwd zodra de VN-stabilisatiemissie operationeel is. EUTM Mali is sinds 2 april volledig actief en de eerste trainingen zijn gestart, aldus HV Ashton.

De Raad bevestigde de steun aan de eenheid en democratie in Mali en de wens om terroristische dreiging in de Sahel-regio, in het bijzonder ook in Mali, uit te bannen. De ministers verwelkomden de inspanningen van de Malinese autoriteiten voor de implementatie van de routekaart, alsmede de instelling van een Verzoeningscommissie. Zij spraken hun zorg uit over terugkerende beschuldigingen van mensenrechtenschendingen en verwelkomden de inspanningen van de Malinese regering op dit vlak. Alle mensenrechtenschenders moeten voor hun daden verantwoordelijk worden gesteld. In dit licht spraken de ministers hun tevredenheid uit over de beschikbaarstelling van waarnemers van onder andere de Verenigde Naties en de Afrikaanse Unie. De EU steunt de Presidentsverkiezingen in Mali op 7 juli a.s. zowel technisch en financieel als door middel van een waarnemingsmissie.

In aanloop naar de donorconferentie over Mali, die op 15 mei a.s. in Brussel zal plaatsvinden, verwelkomde de Raad het zogenaamde State Building Contract, dat de Malinese autoriteiten zal bijstaan bij het implementeren van zowel de Routekaart als het plan voor de duurzame wederopbouw van Mali in 2013–2014, dat de Malinese autoriteiten tijdens deze conferentie zullen presenteren.

Overige: GVDB-missie in Zuid-Sudan

Tot slot deel ik u mee dat Nederland twee functionarissen van het ministerie van Defensie zal inzetten voor de civiele missie European Union Aviation Security Mission in South Sudan (EUAVSEC). Deze is sinds januari 2013 operationeel en ondersteunt de Zuid-Sudanese autoriteiten bij het ontwikkelen van een adequaat en duurzaam veiligheidssysteem op Juba International Airport. Het kabinet acht de missie van groot belang, omdat een veilig vliegveld essentieel is voor de economische ontsluiting van Zuid-Sudan en daarmee voor de zelfredzaamheid van het land. De missie heeft een mandaat tot begin 2014. Het voornemen tot Nederlandse deelname werd reeds aangekondigd in de Kamerbrief «stand van zaken Zuid-Sudan/Sudan» van 3 juli 2012 (Kamerstuk 22 831, nr. 81).

Naar boven