21 501-02 Raad Algemene Zaken en Raad Buitenlandse Zaken

Nr. 1247 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 12 april 2013

Hierbij bied ik u de geannoteerde agenda aan van de Raad Buitenlandse Zaken van 22 april 2013.

De minister van Buitenlandse Zaken, F.C.G.M. Timmermans

Geannoteerde agenda Raad Buitenlandse Zaken d.d. 22 april 2013

Zuiderburen

Syrië

De Raad Buitenlandse Zaken zal zich opnieuw buigen over de situatie in Syrië. De ontwikkeling van de veiligheids- en politieke situatie in het land blijft reden tot grote zorg. Het kabinet blijft de inspanningen van onder anderen de Speciaal Vertegenwoordiger van de Verenigde Naties en de Arabische Liga, Lakhdar Brahimi, om tot een politieke oplossing te komen krachtig steunen, zowel in EU-verband als in bilaterale contacten. Brahimi zal op 18 april a.s. een briefing verzorgen aan de VN Veiligheidsraad.

De humanitaire situatie in en om Syrië verslechtert verder. Inmiddels bevinden zich 1,3 miljoen Syrische vluchtelingen in de buurlanden. Het grote aantal vluchtelingen drukt zwaar op de opvangcapaciteit van deze buurlanden. UNHCR kondigde aan een deel van de steunprogramma’s spoedig niet meer te kunnen voortzetten vanwege het opdrogen van financiële middelen. Het kabinet heeft onlangs 4 miljoen euro extra uitgetrokken voor hulpverlening via UNICEF aan vluchtelingen en behoeftigen binnen Syrië (3 miljoen euro) en voor Syrische vluchtelingen in Libanon via het Rode Kruis (1 miljoen euro).

Naar aanleiding van beschuldigingen over en weer van de inzet van chemische wapens gaf de secretaris-generaal van de VN (SGVN), Ban Ki-moon, opdracht tot een VN-onderzoek naar het vermeend gebruik van deze wapens. Minister Timmermans heeft over dit onderwerp alsmede over de bredere situatie in Syrië gesproken met de SGVN tijdens diens bezoek op 7 en 8 april jl. Ban Ki-moon heeft Syrië gevraagd om volledige vrijheid voor het onderzoeksteam. De Syrische regering weigert vooralsnog echter de onderzoekscommissie de vrijheid te geven waar de SGVN om heeft gevraagd. In zijn gesprek met de Russische minister van Buitenlandse Zaken Lavrov op 9 april jl. heeft minister Timmermans erop aangedrongen dat Rusland zijn medewerking aan het onderzoek verleent.

De verkiezing van interim-premier Ghassan Hitto heeft de interne cohesie binnen de Syrische Oppositiecoalitie (Coalitie) op de proef gesteld. Positief is dat Moaz al-Khatib, ondanks zijn eerdere aankondiging af te zullen treden, voorlopig aanblijft als voorman van de Coalitie. Het bewaren van eenheid binnen de Coalitie is essentieel. Hiervoor is noodzakelijk dat de Coalitie verder wordt versterkt. Nederland is in overleg met de Assistance Coordination Unit van de Coalitie om te bezien hoe Nederland kan bijdragen de capaciteiten van deze organisatie te vergroten.

Via de werkgroep economische wederopbouw van de «Friends of the Syrian People» draagt Nederland bij aan de (voorbereiding van) wederopbouw in bevrijd Syrisch gebied. Samen met Duitsland is Nederland betrokken bij activiteiten in het kader van herstel van de watervoorziening in het noorden van Syrië. Voorts heeft Nederland IKV Pax Christi en VNG International middelen ter beschikking gesteld om projecten te starten ter ondersteuning en herstel van lokaal bestuur in gebieden die niet langer onder controle van het regime staan. De Raad onderzoekt de mogelijkheden om economische sancties niet langer van toepassing te laten zijn in gebieden die onder controle van de Coalitie staan. Het kabinet steunt aanpassing van het sanctieregime in deze zin, mede omdat dergelijke maatregelen de mogelijkheden voor de Coalitie om basisdiensten te verlenen, vergroten.

De Raad zal naar verwachting deze maand geen besluit nemen over eventuele verdere aanpassing dan wel handhaving van het wapenembargo tegen Syrië. Het kabinet is, net als de meerderheid van de lidstaten, van oordeel dat toename van de hoeveelheid wapens in de regio kan leiden tot grotere instabiliteit. Het kabinet is bereid om te luisteren naar de argumenten van de lidstaten – in het bijzonder Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk – die voor aanpassing van het EU-wapenembargo zijn, teneinde wapenleveranties aan de oppositie mogelijk te maken. Daarbij is het noodzakelijk beter inzicht te krijgen in de mogelijkheden tot controle van het eindgebruik van de geleverde goederen. Het kabinet zal in de discussie tevens onderstrepen dat het van groot belang is dat de EU in dit dossier eensgezind optreedt.

Libanon

De stroom Syrische vluchtelingen naar Libanon dreigt het evenwicht in de Libanese samenleving te verstoren. Volgens UNHCR bevinden zich momenteel ongeveer 400.000 geregistreerde vluchtelingen uit Syrië in Libanon. Tevens verblijven in Libanon honderdduizenden Syrische gastarbeiders die niet terug kunnen keren, en Syriërs met eigen middelen. Naar schatting overstijgt het aantal Syriërs in Libanon de 1 miljoen. Minister Ploumen zegde tijdens haar bezoek aan Libanon op 1 april jl. 1 miljoen euro toe voor de opvang van Syrische vluchtelingen in Libanon door het Libanese Rode Kruis via het Nederlandse Rode Kruis.

Vorige maand trad premier Miqati af als gevolg van een politieke impasse over nieuwe verkiezingen, die in juni dit jaar zouden moeten plaatshebben. Premier Miqati wordt opgevolgd door Tammam Salam. Salam is soenniet en wordt beschouwd als gematigd politicus, die in staat wordt geacht een regering van nationale eenheid samen te stellen. De verwachting is dat met de aanstelling van Salam de verkiezingen voorlopig zullen worden uitgesteld.

Egypte

De Raad zal de actuele ontwikkelingen in Egypte bespreken. De parlementsverkiezingen zijn tot nader order uitgesteld. De Egyptische rechter heeft bepaald dat een nieuwe kieswet eerst dient te worden getoetst door het Constitutioneel Hof, hetgeen president Morsi heeft geaccepteerd.

Ondertussen spant de EU zich in om president en oppositie nader tot elkaar te brengen. In dit kader bezocht Hoge Vertegenwoordiger Ashton op 7 april jl. Caïro. Daarbij heeft zij de autoriteiten aangesproken op actuele ontwikkelingen op het gebied van mensenrechten, waaronder een wetsontwerp dat het werk van NGO’s ernstig zou belemmeren. Ook heeft zij grote zorgen uitgesproken over geweld dat tijdens haar bezoek plaatshad bij de Koptische kathedraal. Dit geweld volgde op sektarisch geweld in El Khosous, waarbij een moslim en vier Koptische christenen om het leven kwamen. Nederland heeft zijn bezorgdheid tevens geuit via de bilaterale contacten met Egypte. Het kabinet zal in het licht van herhaaldelijk gewelddadig politieoptreden en gevallen van burgerarrest en eigenrichting in EU-verband en bilateraal opnieuw aandacht vragen voor de noodzaak van hervorming van politie en justitie.

Egypte heeft recentelijk de onderhandelingen met het IMF over een IMF-lening hervat, maar deze zijn nog niet afgerond. Tijdens het plenair debat over Egypte van 13 maart jl. is toegezegd uw Kamer nader te zullen informeren over politieke conditionaliteit met betrekking tot leningen van de Europese Investerings Bank (EIB) en de Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling (EBRD). Deze banken voeren een eigenstandig beleid in Egypte. Zowel de EIB als de EBRD verstrekken op commerciële basis leningen aan publieke of private partijen en hanteren daarbij hun eigen strikte financiële en politieke voorwaarden. Bij een besluit om wel of niet over te gaan tot het verstrekken van een lening staat de beschikbaarheid van passende, duurzame investeringsprojecten in Egypte voorop. De EBRD kan op basis van Artikel 1 van de EBRD-statuten alleen werken in landen die gecommitteerd zijn aan democratisering, pluralisme en de beginselen van de markteconomie. Aan deze criteria wordt getoetst alvorens over te gaan tot activiteiten in een land. De EIB beoordeelt eveneens het politieke klimaat in een land, alvorens over te gaan tot activiteiten. De EIB zal doorgaans het oordeel van de EU volgen ten aanzien van besluiten over het beperken of stopzetten van betrekkingen met een land.

Oostelijk partnerschap

De Raad bespreekt de ontwikkelingen in het Oostelijk Partnerschap, mede in aanloop naar de derde Top van het Oostelijk Partnerschap op 28 en 29 november 2013 in Vilnius. Tijdens deze top zouden de Associatieakkoorden en Vrijhandelsakkoorden (DCFTA’s) met Moldavië, Georgië en Armenië geparafeerd kunnen worden en het Associatieakkoord en DCFTA met Oekraïne getekend kunnen worden, mits aan de gestelde voorwaarden is voldaan.

De Raad zal de stand van zaken in de onderhandelingen met Moldavië, Georgië en Armenië over de genoemde akkoorden bespreken. Via deze vergaande akkoorden kunnen deze landen zich nauw politiek met de EU associëren en economisch verder integreren. De akkoorden dragen bij aan versterking van de stabiliteit, veiligheid en welvaart aan de buitengrenzen van de Unie. Het Oostelijk Partnerschap is echter geen voorportaal voor EU-lidmaatschap; het nabuurschapsbeleid en het uitbreidingsbeleid van de EU zijn gescheiden trajecten.

Tevens zal de Raad spreken over mogelijke ondertekening van het Associatieakkoord en DCFTA met Oekraïne. Ondertekening is voorwaardelijk aan maatregelen op het gebied van versterking van de rechtsstaat, in het bijzonder het in lijn brengen van verkiezingsregelgeving en -organisatie met internationale standaarden, de aanpak van selectieve rechtspraak en het doorvoeren van justitiële hervormingen. De Raad verwacht dat Oekraïne vastbesloten actie en tastbare voortgang op deze punten laat zien. Oekraïne heeft door het verlenen van gratie aan oud-minister van Binnenlandse Zaken Loetsenko een goede stap gezet. Verdere voortgang op de voorwaarden is echter nodig.

Daarnaast zal de Raad zich buigen over de vertegenwoordiging van Wit-Rusland bij de OP Top, mede in het licht van het sanctiebeleid tegen leden van het Wit-Russische regime. Het kabinet meent dat het nuttig is de Top te benutten om de zorgen van de EU ten aanzien van de mensenrechtensituatie in Wit-Rusland nogmaals direct over te brengen.

Westelijke Balkan

Mogelijk zal HV Ashton ingaan op de situatie in Bosnië-Herzegovina, waar als gevolg van een politieke impasse de voor EU-toenadering benodigde hervormingen uitblijven. Ook zal zij naar verwachting kort de stand van zaken in de dialoog tussen Servië en Kosovo uiteen zetten.

Mali

In de discussie over Mali zal de aandacht primair uitgaan naar de voortgang van het politiek proces en de verschillende missies in Mali.

Gevechten tussen rebellen en Franse militairen rond steden in het noorden van Mali (waaronder Gao, Timboektoe) blijven oplaaien. Tegelijkertijd beginnen de eerste AFISMA-troepen richting het noorden van Mali te vertrekken om de Franse aanwezigheid daar te ondersteunen. De EU-trainingsmissie Mali (EUTM Mali) is 2 april jl. gestart met de eerste trainingen. Een brief over de stand van zaken met betrekking tot EUTM Mali en over de voortgang van de militaire operatie tegen de opstandelingen ging uw Kamer heden toe.

Met benoeming van enkele leden van de verzoeningscommissie, de start van de voorbereidingen van de verkiezingen die in de zomer moeten plaatsvinden, en de presentatie van het voorstel voor een wet tegen corruptie zijn enkele stappen gezet ter implementatie van de routekaart. De voortgang op het gehele politieke spoor blijft echter nog steeds traag. Het kabinet zal in EU-verband de noodzaak onderstrepen bij Mali te blijven aandringen op voortgang in het politieke proces. Daarbij is in het bijzonder aandacht nodig voor de dialoog met het noorden en tussen de verschillende etnische groepen.

Op 2 april jl. presenteerde de SGVN zijn rapport met betrekking tot de verschillende opties voor VN-inzet in Mali. Ingezet wordt op omvorming van AFISMA in een VN-stabilisatiemissie in de vorm van een geïntegreerde missie met een stevig politiek mandaat. Een resolutie van de VN- Veiligheidsraad tot mandatering van deze geïntegreerde VN-missie in Mali zal waarschijnlijk in de komende weken worden aangenomen. Het kabinet zet in op een effectieve en geïntegreerde VN-missie, die nauw aansluit op de huidige internationale inspanningen in Mali op politiek, militair- en ontwikkelingssamenwerkingsterrein.

De Europese hulp aan Mali wordt stapsgewijs hervat, gekoppeld aan de implementatie van de routekaart door de Malinese interim-regering. Op korte termijn wordt hulp geboden via een zogenaamd staatsopbouwcontract. De koppeling tussen het staatsopbouwcontract en het politiek proces draagt bij aan een geïntegreerde aanpak van de crisis in Mali. De Mali-donorconferentie die op 15 mei a.s. in Brussel zal worden georganiseerd, biedt eveneens de mogelijkheid om het belang van een geïntegreerde benadering verder invulling te geven, waarbij ook de regionale context wordt meegewogen.

Birma

De Raad zal in april de EU-sancties tegen Birma, die op 30 april 2013 aflopen, herzien. De sancties werden in april 2012 met een jaar verlengd én gelijktijdig gedeeltelijk opgeschort, in het licht van de politieke en economische hervormingen in Birma. Het wapenembargo en het verbod op uitvoer naar Birma van middelen die gebruikt kunnen worden voor interne repressie bleven onverminderd van kracht.

Het kabinet verwelkomt de verdere voortgang van het hervormingsproces in Birma en steunt de terugkeer van het land in de internationale gemeenschap. Het kan instemmen met de opheffing van de opgeschorte sancties. Het kabinet acht het vooralsnog echter te vroeg om ook het wapenembargo en verbod op de uitvoer van interne repressiemiddelen op te heffen. Deze handelsrestricties zouden overeind moeten blijven. Hierover lijkt binnen de EU brede consensus te bestaan.

Ondanks de positieve ontwikkelingen en politieke hervormingen staat Birma nog altijd voor grote uitdagingen. Het kabinet is in het bijzonder bezorgd over de situatie van de Rohingya-minderheid in de deelstaat Rakhine, de recente gewelddadige confrontaties tussen religieuze gemeenschappen in Meiktila en het gewapende conflict in de deelstaat Kachin. De EU zal in al haar contacten met de Birmese autoriteiten aandacht moeten blijven vragen voor deze problemen. Daarnaast zal het kabinet zich ervoor inspannen dat de EU goede afspraken maakt met Birma over de wijze waarop het land tot aan de verkiezingen van 2015 kan worden bijgestaan bij verdere politieke en economische hervormingen.

Energie

Commissaris voor Energie Oettinger zal in samenspraak met HV Ashton een presentatie geven over het externe energiebeleid van de EU, met bijzondere nadruk op de zuidelijke gasaanvoerroutes («zuidelijke corridor»). Het kabinet waardeert de bespreking van dit onderwerp tijdens de RBZ, ook vanwege de vele raakvlakken tussen het externe energiebeleid en het Gemeenschappelijke Buitenlands- en Veiligheidsbeleid van de EU.

Het kabinet onderschrijft de noodzaak om meer aandacht te besteden aan energie in de externe relaties van de EU, in het bijzonder ook in contacten met relevante derde landen, zoals Rusland, Oekraïne en Turkije. Het kabinet pleit voor een actievere coördinerende rol van de EDEO. Ook kan HV Ashton haar coördinerende functie op het gebied van extern beleid binnen de Europese Commissie nog beter invullen. Dit laat onverlet dat lidstaten een eigenstandig extern energiebeleid voeren. Voor het kabinet is het daarnaast belangrijk dat de EU blijft inzetten op een geliberaliseerde energiemarkt, waarin financiering en bouw van pijpleidingen wordt overgelaten aan de markt.

Gemeenschappelijk Veiligheids- en Defensiebeleid

Mogelijk spreekt de Raad bij wijze van eerste voorbereiding van de Europese Raad van december 2013 over het Gemeenschappelijk Veiligheids- en Defensiebeleid (GVDB). Tijdens deze ER zullen de staatshoofden en regeringsleiders de defensie-aspecten van het GVDB bespreken. De kaders voor deze discussie zijn tijdens de ER van december 2012 vastgesteld: verbeteren van de effectiviteit van het GVDB, versterken van defensiecapaciteiten, en versterking van de positie van de Europese defensie-industrie.

Het kabinet is voorstander van een effectief en efficiënt GVDB binnen het Gemeenschappelijk Buitenlands- en Veiligheidsbeleid (GBVB). Een geïntegreerde benadering is cruciaal voor het behalen van duurzame resultaten. Bij de afweging van prioriteiten zou voorrang moeten worden gegeven aan missies en operaties in gebieden rondom de Europese Unie. De civiele missies en militaire operaties van het GVDB moeten ondersteund worden door toereikende capaciteiten, samenwerkingsverbanden en structuren. Het kabinet is een krachtig pleitbezorger van verdere defensiesamenwerking en zet in op het samenbrengen van schaarse middelen. Versnippering van de defensiemarkt en van defensiebudgetten moet zoveel mogelijk worden tegengegaan.

Naar boven