21 501-02 Raad Algemene Zaken en Raad Buitenlandse Zaken

Nr. 1241 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 27 maart 2013

Hierbij bied ik u het verslag aan van de Informele Raad Buitenlandse Zaken («Gymnich») van 22 en 23 maart 2013.

De minister van Buitenlandse Zaken, F.C.G.M. Timmermans

VERSLAG INFORMELE RAAD BUITENLANDSE ZAKEN («GYMNICH») 22–23 MAART 2013

Syrië

De ministers bespraken of het wapenembargo tegen Syrië moet worden gewijzigd ten gunste van de gematigde oppositie. Zowel de voorstanders als de tegenstanders van beperking van het wapenembargo onderstreepten dat alleen een politieke oplossing duurzame vrede in Syrië kan brengen. Omdat – ondanks alle inspanningen – nog geen wezenlijke stappen in die richting konden worden gezet, achten voorstanders een verdere beperking van het wapenembargo noodzakelijk; alleen een verandering van de balans op de grond kan in hun ogen een politieke oplossing dichterbij brengen. In het bijzonder Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk vertegenwoordigden deze positie.

De lidstaten deelden de visie dat speciaal gezant Brahimi van de Verenigde Naties en de Arabische Liga moet worden gesteund, evenals de gematigde oppositie. Velen betwijfelden echter of verlichting van het wapenembargo eraan zal bijdragen de politieke doelen te bereiken. Onder andere Nederland benadrukte dat het aan de voorstanders is om anderen ervan te overtuigen dat wijziging van het wapenembargo een positieve bijdrage zal leveren aan het bereiken van een politieke oplossing en dat de voordelen van een dergelijke stap opwegen tegen de nadelen. Ook de visie van buurlanden van Syrië dient hierbij te worden meegewogen. Nederland benadrukte ook het belang van EU-consensus; deze is noodzakelijk voor een effectieve Europese rol bij de beëindiging van het conflict en vereist een bijdrage van allen.

Ministers wezen op de nadelen en risico’s van verlichting van het wapenembargo, in het bijzonder het risico op proliferatie en escalatie. Nederland onderstreepte ook dat, alvorens te kunnen besluiten over eventuele wijziging van het wapenembargo, de voorstanders van beperking van het wapenembargo meer helderheid dienen te verschaffen over mogelijkheden om leveranties te volgen nadat ze in Syrië zijn aangekomen. Nederland, gesteund door meerdere Noordwest-Europese lidstaten, uitte daarnaast zijn zorg over radicalisering van jongeren in de EU als gevolg van het conflict in Syrië.

Er was brede steun, onder andere van Nederland, voor het voornemen om het sanctieregime tegen Syrië zodanig aan te passen dat de economische maatregelen niet langer op de gematigde oppositie van toepassing zijn. Dit zal de mogelijkheden van de oppositie vergroten om basisvoorzieningen te leveren in de door hen bestuurde gebieden. Dit voornemen zal in de komende weken nader worden uitgewerkt.

Hoge Vertegenwoordiger Ashton concludeerde dat het onderwerp in de komende weken verder zal worden besproken in Raadskader, met het oog op verlenging van de sancties voor 1 juni a.s. Op die datum verloopt het huidige sanctiepakket.

Met betrekking tot de berichten over mogelijk gebruik van chemische wapens in Syrië heeft Nederland op 22 maart jl. de Secretaris-Generaal van de VN schriftelijk laten weten een VN-onderzoek naar alle serieuze aantijgingen ten aanzien van het gebruik van chemische wapens in Syrië te steunen.

Evaluatie EDEO

In aanwezigheid van de voorzitter van de Commissie Buitenlandse Zaken van het Europees Parlement, Elmar Brok, en van de Commissaris voor Inter-institutionele Relaties en Administratie, Maros Sefcovic, bespraken de ministers de ontwikkeling van de Europese Dienst Extern Optreden (EDEO). Conform het Raadsbesluit over de oprichting van de EDEO dient HV Ashton medio 2013 een evaluatie te presenteren.

HV Ashton dankte de lidstaten, de Commissie en het Europees Parlement voor de geboden steun in de afgelopen jaren en wees op de hoge verwachtingen die vanaf het begin ten aanzien van de EDEO hadden bestaan. Met beperkte middelen waren goede resultaten behaald. Internationale partners verwachten van de EU dat zij eensgezind optreedt en de EDEO draagt daaraan bij. Onder andere op het vlak van inter-institutionele samenwerking, vervanging van de HV en de rol van de HV als vice-president van de Commissie zijn verbeteringen mogelijk, maar de mogelijkheden hiertoe worden naar de mening van Ashton beperkt door de budgettaire krapte waar de EDEO mee te maken heeft. Daarnaast wordt de flexibiliteit van de EDEO begrensd door bestaande verplichtingen en afspraken. Ook Brok en Sefcovic wezen op de mogelijkheden om de samenwerking tussen de EDEO en de Commissie te verbeteren. Beiden waren van mening dat dit zou kunnen worden bereikt zonder competenties te wijzigen.

De ministers complimenteerden Ashton en haar staf met de behaalde resultaten, onder andere bij het opzetten van de EDEO en in dossiers als Iran, Servië-Kosovo en de Arabische omwentelingen. Zij wezen erop dat de meeste lidstaten ook moeten bezuinigen op de kosten van hun administratie en dat het daardoor moeilijk voorstelbaar is dat de EU zelf niet bezuinigt. Meerderen bepleitten een sterkere coördinerende rol van de HV binnen de Commissie, niet alleen op het gebied van extern beleid, maar ook ten aanzien van «horizontale» kwesties als energie, transport en klimaat.

Onder andere Duitsland en de Benelux wilden de rol van de EU op consulair gebied versterken. De EDEO kan zo directe ondersteuning bieden aan burgers en bijdragen aan een efficiency-slag in een tijd van bezuinigingen. Anderen waren van mening dat, behoudens wellicht coördinatie bij crises, consulaire taken ook in de toekomst door de lidstaten moeten worden uitgeoefend. Ashton wees erop dat, alvorens de EDEO werkelijk een rol zou kunnen spelen, de competenties van de EDEO en de budgetten vergroot zouden moeten worden. Eveneens met het oog op kostenefficiency bepleitten meerdere ministers, vooral uit middelgrote en kleinere lidstaten, co-locatie van EU-delegaties en bilaterale ambassades. De mogelijkheden hiertoe worden van geval tot geval bezien.

In de zomer zal HV Ashton een rapport over de evaluatie van de EDEO ter bespreking aanbieden aan de Raad Buitenlandse Zaken. Mede op basis van de discussie van afgelopen weekeinde zal zij in dit rapport aanbevelingen formuleren voor aanpassingen van werkwijzen op korte termijn (zo spoedig mogelijk) en langere termijn (na het aantreden van een nieuwe HV en Commissie).

Samenwerking met regionale organisaties

Dit onderwerp is niet meer aan de orde gekomen.

Naar boven