21 501-02 Raad Algemene Zaken en Raad Buitenlandse Zaken

Nr. 1236 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 15 maart 2013

Hierbij bied ik u de geannoteerde agenda aan van de informele Raad Buitenlandse Zaken («Gymnich») van 22 en 23 maart 2013.

De minister van Buitenlandse Zaken, F.C.G.M. Timmermans

Geannoteerde agenda informele Raad Buitenlandse Zaken («Gymnich») d.d. 22–23 maart 2013

Partnerschappen EU met regionale organisaties

Op voorstel van Hoge Vertegenwoordiger (HV) Ashton zullen de ministers discussiëren over het versterken van partnerschappen van de Europese Unie met regionale organisaties, te weten internationale organisaties bestaande uit een geografisch bepaalde groep landen, zoals de Afrikaanse Unie, de Arabische Liga, ASEAN en CELAC.

De EU onderhoudt relaties met de meeste regionale organisaties. Samenwerking met deze organisaties is gestoeld op wederzijdse behoeften en gedeelde belangen, zoals veiligheid en stabiliteit, economische ontwikkeling, handel en klimaatverandering. Omdat de Europese belangen ten opzichte van de verschillende organisaties divergeren, lopen ook de samenwerkingsvormen uiteen.

De EU als organisatie en de samenwerking van de lidstaten binnen de Unie vormen een voorbeeld voor andere landen en regionale organisaties. Onderdeel van de samenwerking is dan ook vaak ondersteuning bij institutionele ontwikkeling, zoals het geval is bij de Arabische Liga en de Afrikaanse Unie.

Het kabinet is van mening dat Europese samenwerking met regionale organisaties vooral dient te worden gezocht dan wel verdiept, waar dit bijdraagt aan het behartigen van de belangen van de Europese Unie en de lidstaten. Dit betreft zowel economische ontwikkeling, als stabiliteit en veiligheid en het verbeteren van democratie, mensenrechten, rechtsstaat en conflictpreventie.

De recente ontwikkelingen in de zuidelijke buurlanden van de EU, maar bijvoorbeeld ook in Mali, vormen een goed aanknopingspunt de partnerschappen met relevante regionale organisaties te versterken. Partnerschappen met regionale organisaties als de Arabische Liga, de Afrikaanse Unie en ECOWAS bieden mogelijkheden krachten te bundelen om de consequenties van deze ontwikkelingen te mitigeren.

Daarnaast dienen langlopende partnerschappen, zoals met ASEAN, te worden gecontinueerd, teneinde de kansen van toenemende onderlinge (economische) verbondenheid te benutten en om mondiale uitdagingen gezamenlijk het hoofd te kunnen bieden. Voortdurend moet worden bezien of politieke ontwikkelingen en verschuivingen van politieke en economische zwaartepunten aanleiding geven om nieuwe of diepgaandere samenwerking te zoeken. In dit licht steunt het kabinet EU-waarnemerschap in de Arctische Raad en de intensivering van overleg en samenwerking van de Unie met bijvoorbeeld de Arabische Liga en ECOWAS.

Europese Dienst Extern Optreden (EDEO)

HV Ashton heeft voor het Gymnich-overleg tevens de evaluatie van de EDEO geagendeerd. De HV dient deze evaluatie conform het Raadsbesluit voor de oprichting van de EDEO van 26 juli 2010, uiterlijk medio 2013 te presenteren. Voor de Gymnich-bespreking zijn ook de heer Elmar Brok, voorzitter van het Comité voor Buitenlandse Zaken van het Europees Parlement, en Europees Commissaris Šefčovič, verantwoordelijk voor Interinstitutionele Relaties, uitgenodigd.

De evaluatie ziet op zowel de organisatie als het functioneren van de EDEO en kan tot voorstellen voor herziening van het EDEO-besluit leiden. Naar verwachting zal de discussie tijdens het Gymnich-overleg zich vooral richten op nadere vormgeving van de evaluatie alsmede het verdere tijdpad.

Het kabinet beschouwt de HV en de EDEO als belangrijke instrumenten om de Europese en de Nederlandse belangen mondiaal te bevorderen. Door inzet van de HV en de EDEO kan een bijdrage worden geleverd aan internationale stabiliteit en veiligheid en bevordering van de internationale rechtsorde en mensenrechten. Dit strookt met de doelen van het Nederlandse buitenlands beleid.

Het kabinet hecht aan een actieve inbreng van de lidstaten in de evaluatie van de EDEO en trekt hiertoe actief met gelijkgestemde landen op. Nederland spant zich in voor een brede evaluatie die helpt de buitenlandspolitieke slagkracht van de Europese Unie te versterken.

Het kabinet kan zich voorstellen dat de evaluatie vaststelt dat de EU een krachtiger en effectiever buitenlands beleid kan voeren wanneer de samenwerking tussen de HV en andere Commissarissen die zich met aspecten van het externe beleid bezig houden, wordt versterkt. Ook blijft het van belang dat de lidstaten de HV voldoende ruimte en vertrouwen geven. Daarnaast moet worden bezien of betere afspraken kunnen worden gemaakt over vervanging van de HV, die als gevolg van de combinatie van drie taken – die van Hoge Vertegenwoordiger, vice-voorzitter van de Commissie / Commissaris voor Externe Betrekkingen en voorzitter van de Raad Buitenlandse Zaken – regelmatig met een overvolle agenda kampt.

Op operationeel niveau moet worden onderzocht hoe EU-delegaties en ambassades van lidstaten in derde landen nauwer kunnen samenwerken, bijvoorbeeld om beter gebruik te maken van elkaars kennis. Ook dient blijvend aandacht te worden geschonken aan mogelijkheden voor co-locatie van EU-delegaties en bilaterale ambassades.

Het kabinet wenst op consulair gebied een grotere rol voor de EDEO. Hoewel het draagvlak hiervoor onder de overige lidstaten beperkt is, blijft het zich inspannen voor meer samenwerking op dit vlak tussen het postennet van de EU en dat van de lidstaten, binnen de mogelijkheden die het Verdrag van Lissabon biedt, bijvoorbeeld op het vlak van consulaire samenwerking bij crises. Het kabinet blijft bovendien alert op budgettaire discipline en de plaatsing van voldoende Nederlanders bij de EDEO.

Actueel onderwerp

Mogelijk zal HV Ashton nog een actueel onderwerp van extern beleid agenderen. Op dit moment is nog niet bekend of dit het geval zal zijn en, zo ja, om welk onderwerp het dan zal gaan.

Naar boven