21 501-02 Raad Algemene Zaken en Raad Buitenlandse Zaken

Nr. 1220 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 8 februari 2013

Hierbij bied ik u, mede namens de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, de geannoteerde agenda aan van de Raad Buitenlandse Zaken van 18 februari 2013.

De minister van Buitenlandse Zaken, F.C.G.M. Timmermans

Geannoteerde agenda van de Raad Buitenlandse zaken d.d. 18 februari 2013

Syrië

Speciaal Vertegenwoordiger van de VN en de Arabische Liga, Lakhdar Brahimi, verzorgde op 30 januari jl. een briefing voor de VN-Veiligheidsraad en schetste het vooruitzicht van een langdurige en vernietigende oorlog als de situatie op het diplomatieke front geblokkeerd blijft. Hij riep de VN-Veiligheidsraad op overeenstemming te bereiken over implementatie van het Genève-communiqué van 30 juni jl. evenals over een VN-Veiligheidsraadresolutie.

De maand januari 2013 kende de grootste vluchtelingenstroom sinds het begin van het conflict. Meer dan 750.000 Syrische vluchtelingen bevinden zich nu in Jordanië, Libanon, Turkije, Irak en Egypte en minstens vier miljoen hulpbehoevenden trachten in Syrië te overleven onder vaak erbarmelijke omstandigheden. De VN-donorconferentie in Koeweit op 30 januari jl. bracht 1,5 miljard USD bij elkaar. De VN acht dit bedrag nodig om tijdens de eerste helft van 2013 hulpbehoevenden van humanitaire hulp te voorzien. Arabische landen zegden rond 1 miljard USD toe. De EU en EU-lidstaten beloofden in Koeweit 370 miljoen USD aan nieuwe donaties, waarmee de EU als geheel de grootste humanitaire donor voor Syrië blijft. De Nederlandse humanitaire bijdrage bedraagt tot nu toe 28,5 miljoen euro.

De levering van humanitaire hulp in gebieden die niet langer onder de controle van het Syrische regime staan, blijft problematisch. Zowel de VN als andere hulporganisaties zoeken naar oplossingen om de hulp ter bestemming te krijgen. Hulpverlening cross-line (over de frontlinies heen binnen Syrië) wordt geleidelijk beter mogelijk. Cross-border hulpverlening (vanuit buurlanden naar «bevrijde» gebieden) wordt steeds breder bespreekbaar.

Moaz al-Khatib, de president van de National Coalition for Syrian Revolutionary and Opposition Forces («de Coalitie»), heeft het Syrische regime een aanbod tot besprekingen gedaan. Voor het eerst heeft al-Khatib ook gesprekken gevoerd met de Russische en de Iraanse ministers van Buitenlandse Zaken. Met deze opening maakt de leider van de Coalitie nog duidelijker dat in het bijzonder op Rusland en het Syrische regime de verantwoordelijkheid rust constructief mee te werken aan een oplossing.

Het kabinet is van oordeel dat de internationale gemeenschap onverminderd moet zoeken naar een politieke oplossing en steunt in dit verband het werk van Speciaal Gezant van de VN en de Arabische Liga Brahimi. Ook bilateraal zal Nederland bij onder andere Rusland erop aandringen de aanname van een krachtige VNVR-resolutie mogelijk te maken. Prioriteit ligt daarnaast bij het voorbereiden op de wederopbouw. Nederland speelt een actieve rol binnen de Friends of the Syrian People en organiseerde begin februari jl. een internationaal seminar over watervoorziening in Syrië.

De discussie in de Raad Buitenlandse Zaken (RBZ) zal naar verwachting tevens verlenging van het sanctiepakket, waaronder het wapenembargo, betreffen. Om de druk op Assad en zijn getrouwen te handhaven, is verlenging van de maatregelen noodzakelijk. Het kabinet onderstreept de wenselijkheid van ondersteuning van de gematigde oppositie en bevordert dat de EU actief de mogelijkheden hiertoe benut, maar is zeer terughoudend over aanpassing van het wapenembargo, in het bijzonder ook vanwege het proliferatierisico. Het kabinet is bereid te bezien of uitzonderingen op het wapenembargo voor het leveren van non-lethal materiaal mogelijk zijn, bijvoorbeeld in de vorm van het toelaten van levering van toegestane, niet-dodelijke goederen, zoals scherfvesten en nachtkijkers.

Speciaal gezant Brahimi zal een deel van de RBZ-bespreking over Syrië bijwonen.

Midden-Oosten Vredesproces

Tijdens de RBZ van januari jl. is het Midden-Oosten Vredesproces (MOVP) door tijdgebrek niet besproken. De Raad wil deze keer alsnog bezien op welke wijze de EU kan bijdragen aan het doorbreken van de impasse in het MOVP. Ook kunnen de ondersteuning van het staakt-het-vuren tussen Israël en Gaza/Hamas, de gevolgen van de Palestijnse statusverhoging in de VN en de gevolgen van de uitslag van de verkiezingen in Israël op 22 januari jl. aan de orde komen.

Het kabinet meent dat de EU eensgezind, in nauwe samenwerking binnen het Kwartet, met daarin een cruciale rol voor de VS, hervatting van rechtstreekse onderhandelingen tussen partijen dient te bevorderen met als doel een tweestatenoplossing overeen te komen. De Palestijnse statusverhoging in de VN mag hervatting van deze onderhandelingen niet in de weg staan. Hoge Vertegenwoordiger (HV) Ashton moet het overleg met partners in de regio over een EU-bijdrage aan bestendiging van het Gaza-bestand, bestaande uit ondersteuning bij het tegengaan van wapensmokkel en de openstelling van grenzen, krachtig voortzetten. Ten aanzien van de Israëlische verkiezingen is het voor Nederland en de EU van belang dat een nieuwe regering een stevige basis legt voor substantiële stappen in het MOVP. Zowel de Israëlische als Palestijnse zijde zullen de komende tijd over hun schaduwen heen moeten stappen. Tegelijkertijd is het voor een duurzame oplossing ook van belang dat partijen in de Palestijnse gebieden komen tot onderlinge verzoening.

Irak

In Irak zijn de afgelopen tijd de spanningen opgelopen, met een toenemend aantal aanslagen. Het risico neemt toe dat de geboekte vooruitgang op bestuurlijk en economisch vlak in gevaar komt. Soennieten en Koerden eisen meer zeggenschap ten opzichte van de Sjiitische regering onder leiding van premier Maliki. Daarnaast speelt het sluimerende conflict tussen het Koerdische noorden en het Arabische zuiden over de verdeling van olieopbrengsten en zeggenschap over betwiste (olierijke) gebieden. De Raad zal de ontwikkelingen in Irak bespreken en daarnaast ingaan op de rol die de EU kan spelen om de spanningen te de-escaleren.

Het kabinet steunt de inzet van de EU, om in overleg met relevante partners de Iraakse leiders via directe dialoog en via publieke druk ertoe op te roepen de stabiliteit in hun land te beschermen en de onderlinge dialoog op gang te houden. De projectmatige samenwerking tussen de EU en Irak moet zich primair richten op versterking van de rechtsstaat, inclusief het respect voor mensenrechten.

Mali

De ministers van Buitenlandse Zaken zullen spreken over de recente ontwikkelingen in Mali en de Europese politieke inzet, inclusief de voorbereidingen op de start van de EU Trainingsmissie in Mali (EUTM Mali). Daarnaast wordt mogelijk gesproken over hervatting van Europese hulp aan Mali.

Op 5 februari jl. vond in Brussel de informele steun- en contactgroep voor Mali plaats. Naast de Afrikaanse Unie, ECOWAS, de VN en de EU waren ook VN-Veiligheidsraadleden, een aantal buurlanden van Mali en tien EU-lidstaten aanwezig. Nederland nam voor de eerste maal deel. Tijdens de bijeenkomst werd de noodzaak van voortgang in het politieke proces benadrukt. De aanname van de routekaart voor transitie door het Malinese parlement werd verwelkomd als een belangrijke stap voorwaarts en er bestond eensgezindheid over de noodzaak dat de Malinese interim--regering het momentum moet benutten om de routekaart te implementeren. Een kopie van de routekaart treft uw Kamer als bijlage1 bij deze brief aan. Zorg werd uitgesproken over de humanitaire situatie en de berichten over mensenrechtenschendingen. Hervatting van de OS-samenwerking met de Malinese overheid werd door donoren afhankelijk gesteld van voortgang in de uitvoering van de routekaart.

Het kabinet verwelkomt het internationale overleg, dat bijdraagt aan een goede afstemming van internationale inspanningen in Mali, waarbij goede samenhang en synergie tussen politieke, militaire en OS-sporen moet worden nagestreefd. Nederland steunt de versterkte inzet van de internationale gemeenschap in het kader van de relevante VNVR-resoluties ter ondersteuning van de constitutionele orde en ter handhaving van de territoriale integriteit van Mali. Nederland heeft samen met EU-partners de Malinese autoriteiten aangesproken op hun verantwoordelijkheid om schendingen van mensenrechten te onderzoeken en straffeloosheid tegen te gaan.

Het kabinet steunt het zo snel mogelijk van start gaan van de EUTM Mali, met in achtneming van een zorgvuldige beoordeling van de aandachtspunten en risico’s. Nederland heeft, evenals andere EU-lidstaten, aandacht gevraagd voor de noodzaak om mensenrechtenschendingen te helpen voorkomen. Training op dit vlak vormt een belangrijk onderdeel van de missie. Het Verenigd Koninkrijk stelt drie civiele experts op dit terrein beschikbaar. Zij zullen zich inzetten voor vergroting van kennis van mensenrechten, bescherming van burgers en tegengaan van seksueel geweld. Het kabinet steunt ook het voornemen van de VN om mensenrechten-waarnemers in te zetten. De aanname van de routekaart door het Malinese parlement is een positieve ontwikkeling met het oog op de noodzakelijke bredere inbedding van de EUTM.

Het kabinet onderzoekt de wenselijkheid en mogelijkheid van een eventuele nationale bijdrage aan EUTM Mali en heeft uw Kamer hierover op 18 januari jl. geïnformeerd in een kennisgevingsbrief. Het kabinet heeft bovendien besloten om in het kader van het European Air Transport Command (EATC) de Franse operatie te ondersteunen met de inzet van Nederlandse luchttransportcapaciteit. Naast vluchten naar de buurlanden van Mali kunnen ook vluchten naar Bamako worden uitgevoerd, mocht Frankrijk daarom verzoeken, zoals gemeld in de geannoteerde agenda ten behoeve van de informele EU-bijeenkomst van ministers van Defensie van 1 februari jl. (Kamerstuk Kamerstuk 21 501-28 nr. 91).

Minister Ploumen heeft reeds toegezegd uw Kamer te zullen informeren over de wijze waarop de Nederlandse OS-inspanningen in Mali, in aanvulling op voornamelijk humanitair georiënteerde maatregelen voor de korte termijn, verder vorm zullen krijgen. Nederland zal met EU-partners werken aan een geïntegreerde benadering van de uitdagingen in Mali door prioriteit te geven aan stabilisatie, de dialoog tussen bevolkingsgroepen en de (weder-)opbouw van democratische instituties.

Oostelijk Partnerschap

De Raad bespreekt de ontwikkelingen in het kader van het Oostelijk Partnerschap, mede in aanloop naar de derde Top van het Oostelijk Partnerschap op 28–29 november dit jaar in Vilnius. Naar verwachting zal de Raad het belang van het Oostelijk Partnerschap bevestigen, alsook de wil van de EU de landen van het partnerschap politiek en economisch zo direct mogelijk aan de EU te binden. Basis voor het Oostelijk Partnerschap zijn gemeenschappelijke waarden op gebied van vrijheid, democratie, respect voor mensenrechten en rechtsstatelijkheid. Het Oostelijk Partnerschap is geen voorportaal van EU-lidmaatschap: het nabuurschapsbeleid en het uitbreidingsbeleid van de EU zijn gescheiden trajecten.

De Top in Vilnius vindt plaats twee jaar na de tweede Top van het Oostelijk Partnerschap in Warschau en zal de voortgang in het Partnerschap bespreken en de politieke lijnen uitzetten voor de verdere bestendiging van het Partnerschap. Mogelijk kunnen tijdens de Top in Vilnius de besprekingen over de Associatie- en Vrijhandelsakkoorden (Deep and Comprehensive Free Trade Agreements, DCFTA) met Moldavië, Georgië en Armenië worden afgerond. Via deze vergaande akkoorden kunnen deze landen zich nauw politiek met de EU associëren en economisch verder integreren en kan de stabiliteit, veiligheid, rechtsstatelijkheid en welvaart aan de buitengrenzen van de Unie worden versterkt.

De ondertekening van het Associatie- en Vrijhandelsakkoord met Oekraïne is voorwaardelijk aan de door de EU gestelde voorwaarden op het gebied van de rechtsstaat, in het bijzonder het in lijn brengen van verkiezingsregelgeving en -organisatie met internationale standaarden, de aanpak van selectieve rechtspraak en het doorvoeren van justitiële hervormingen. Indien Oekraïne vastbesloten actie en tastbare voortgang op deze punten laat zien, zou ondertekening van de akkoorden tijdens de Top te Vilnius in de rede kunnen liggen.

Wit-Rusland is vanwege de zeer slechte situatie op het gebied van de democratie, mensenrechten en rechtsstaat geen volwaardige deelnemer aan het Oostelijk Partnerschap. Recente ontwikkelingen geven geen aanleiding tot herziening van het bestaande sanctiebeleid tegen leden van het Wit-Russische regime. Tegelijkertijd zal Nederland erop aandringen dat de EU zich blijft inspannen om het maatschappelijk middenveld in Wit-Rusland te steunen. Nederland zal dit zeker blijven doen.


X Noot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer

Naar boven