21 501-02 Raad Algemene Zaken en Raad Buitenlandse Zaken

Nr. 1187 MOTIE VAN HET LID VOORDEWIND C.S.

Voorgesteld 11 oktober 2012

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat recente rapporten van Amnesty International duidelijk aangegeven dat mensenrechtenschendingen in Egypte nog altijd aan de orde van de dag zijn en dat daders, in het bijzonder van de politie en het leger, zelden worden bestraft;

constaterende dat er nog altijd geen sprake is van een onafhankelijk onderzoek naar het Maspero-slachtingincident en dat de legerleiding hierbij nadrukkelijk buiten schot blijft;

overwegende dat president Morsi weliswaar de legerleiding met vervroegd pensioen heeft gestuurd maar nu zelf ook veel macht naar zich toetrekt, wat onder andere blijkt uit het censureren en intimideren van kritische media en tegenstanders van de moslimbroeders;

overwegende dat volgens Human Rights Watch de conceptgrondwet die onlangs is gepresenteerd, blijk geeft van een beperking van de mensenrechten, in het bijzonder voor vrouwen, kinderen, godsdienstvrijheid en de vrijheid van meningsuiting;

van mening dat er gezien het bovenstaande geen enkele inhoudelijke reden is voor de hervatting van de wapenexport naar Egypte en dat een hervatting hiervan in Egypte gezien kan worden als beloning voor het gevoerde beleid;

verzoekt de regering, onverkort vast te houden aan de uitvoering van de eerder aangenomen motie omtrent de stop op de wapenexport zolang Egypte geen ernst maakt met het beschermen van de eigen burgerbevolking;

verzoekt de regering tevens, zich ook in EU-verband hiervoor in te spannen zodat er sprake is van een eenduidig beleid en een level playing field voor de defensiegerelateerde industrie,

en gaat over tot de orde van de dag.

Voordewind

Van Bommel

Van der Staaij

Van Ojik

Naar boven