De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat recente rapporten van Amnesty International duidelijk aangegeven
dat mensenrechtenschendingen in Egypte nog altijd aan de orde van de dag zijn en dat
daders, in het bijzonder van de politie en het leger, zelden worden bestraft;
constaterende dat er nog altijd geen sprake is van een onafhankelijk onderzoek naar
het Maspero-slachtingincident en dat de legerleiding hierbij nadrukkelijk buiten schot
blijft;
overwegende dat president Morsi weliswaar de legerleiding met vervroegd pensioen heeft
gestuurd maar nu zelf ook veel macht naar zich toetrekt, wat onder andere blijkt uit
het censureren en intimideren van kritische media en tegenstanders van de moslimbroeders;
overwegende dat volgens Human Rights Watch de conceptgrondwet die onlangs is gepresenteerd,
blijk geeft van een beperking van de mensenrechten, in het bijzonder voor vrouwen,
kinderen, godsdienstvrijheid en de vrijheid van meningsuiting;
van mening dat er gezien het bovenstaande geen enkele inhoudelijke reden is voor de
hervatting van de wapenexport naar Egypte en dat een hervatting hiervan in Egypte
gezien kan worden als beloning voor het gevoerde beleid;
verzoekt de regering, onverkort vast te houden aan de uitvoering van de eerder aangenomen
motie omtrent de stop op de wapenexport zolang Egypte geen ernst maakt met het beschermen
van de eigen burgerbevolking;
verzoekt de regering tevens, zich ook in EU-verband hiervoor in te spannen zodat er
sprake is van een eenduidig beleid en een level playing field voor de defensiegerelateerde
industrie,
en gaat over tot de orde van de dag.
Voordewind
Van Bommel
Van der Staaij
Van Ojik