21 501-02 Raad Algemene Zaken en Raad Buitenlandse Zaken

Nr. 1088 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 7 september 2011

Graag bied ik u hierbij het verslag aan van de informele Raad Buitenlandse Zaken («Gymnich») van 2–3 september 2011.

De minister van Buitenlandse Zaken,

U. Rosenthal

VERSLAG INFORMELE RAAD VAN MINISTERS VAN BUITENLANDSE ZAKEN («GYMNICH-OVERLEG»), SOPOT (POLEN), 2–3 SEPTEMBER 2011

Tijdens de informele Raad van ministers van Buitenlandse Zaken van de EU («Gymnich-overleg») op 2 en 3 september jl. werd gesproken over het Midden-Oosten Vredesproces (MOVP), het Nabuurschapsbeleid (in het bijzonder Libië, Syrië, Oekraïne, Wit-Rusland en de Oostelijk Partnerschap Top) en de relatie van de EU met de strategische partners Brazilië, India en Zuid-Afrika. De ministers van Buitenlandse Zaken van de kandidaat-lidstaten van de EU woonden een deel van de discussie over de Nabuurschapslanden bij. Minister Store (Noorwegen) was bij een deel van de discussie over het MOVP aanwezig.

MOVP

De ministers bespraken hun visie op een resolutie die mogelijk door de Palestijnse Autoriteit (PA) bij de VNVR of AVVN wordt ingediend om de status van de PA in de VN te verhogen. De meesten meenden dat moet worden getracht een gemeenschappelijke positie van de EU te bepalen. Zij meenden echter dat het niet mogelijk of wenselijk was die positie al tijdens deze bijeenkomst vast te stellen; de precieze intenties van de PA en de reacties van andere partijen daarop zijn nog niet duidelijk. HV Ashton stelde dat alleen een oplossing in het voordeel van beide partijen vrede dichterbij zal kunnen brengen. Een resolutie die de EU zou verdelen zal in niemands voordeel zijn.

Een aantal ministers sprak steun uit voor verhoging van de status van de PA in de VN, bijvoorbeeld tot die van «non-member state observer».

Minister Rosenthal wees erop dat het gaat om het bereiken van vrede via onderhandelingen. Dat geldt ook voor de EU. Dit betekent dat alle activiteiten, inclusief stappen in de VN, in het teken moeten staan van hervatting van de onderhandelingen en langs deze lat beoordeeld moeten worden. Unilaterale stappen passeren deze test niet. Nederland kan erkenning van een Palestijnse staat of een andere vorm van verhoging van de status van de PA in de VN daarom, ook in EU-verband, alleen accepteren als deze door alle betrokken partijen wordt gesteund. Nederland zal elk plan of pakket langs deze lijnen beoordelen. Liever dan op een resolutie zou echter Nederland zien dat de focus van de besprekingen in de komende weken ligt op het bereiken van overeenstemming over een Kwartet- of eventueel EU/VS-verklaring. Deze zou de parameters voor hervatting van de onderhandelingen uiteen moeten zetten, de wens moeten uiten een oplossing te vinden onder welke twee staten naast elkaar bestaan – een democratische Joodse staat Israël en een levensvatbare, democratische Palestijnse staat – en voortgezette steun voor het Palestijnse leiderschap moeten uitspreken. Een eensgezinde EU-positie is van belang, maar gezamenlijk optrekken van de VS en de EU, met de VS in een leidende rol, blijft de beste weg voorwaarts. Minister Rosenthal bracht ten slotte in dat de EU tegen Israël moet blijven zeggen: «help us to make it possible to help you» en erop moet blijven wijzen dat het nederzettingenbeleid contraproductief is.

Meerdere ministers steunden het betoog van minister Rosenthal expliciet.

HV Ashton concludeerde dat zij de komende weken in nauwe samenwerking met de VS en het Kwartet verder zal zoeken naar een oplossing. Zij zal daarbij eerdere Raadsconclusies als basis voor haar inzet nemen.

Nabuurschapsbeleid

Libië

De bespreking in Sopot concentreerde zich op mogelijke inspanningen van de EU ter ondersteuning van het transitieproces in Libië en vond plaats indachtig de besprekingen door de «Group of Friends of New Libya» de dag ervoor in Parijs. Verslag van deze bijeenkomst is onderdeel van de brief over Libië die uw Kamer deze week ontvangt.

HV Ashton benadrukte dat de internationale gemeenschap, en dus ook de EU, moet optreden op basis van de behoeften van de National Transitional Council (NTC) en onder coördinatie van de Verenigde Naties. Zij riep de lidstaten op haar in kennis te stellen van hun activiteiten, met het oog op goede afstemming tussen de lidstaten onderliggen en tussen de EU en de VN.

Een EU-missie onder leiding van EU-crisiscoördinator Agostino Miozzo is in Libië om in overleg met de NTC de behoeften te inventariseren. De EU heeft zich inmiddels in Tripoli gevestigd. De vertegenwoordiging in Benghazi blijft vooralsnog bestaan.

HV Ashton noemde vier gebieden waarop in het bijzonder actie nodig is en waarop de EU een rol zou kunnen spelen: humanitaire hulpverlening, Security Sector Reform (SSR, bijvoorbeeld door steun bij de opbouw van politiediensten, grensmanagement en ontwapening), economische ontwikkeling (o.a. arbeidsmigranten en financiële accountability) en democratische ontwikkeling. Minister Rosenthal wees op de noodzaak ruime aandacht te besteden aan het verbeteren van de positie van vrouwen in het land, aan steun voor de ontwikkeling van het MKB en aan verbetering van toegang tot de Europese markt voor in het bijzonder agrarische producten. Hij deed dit niet alleen met betrekking tot Libië, maar ook voor de zuidelijke buurregio van de EU als geheel. Andere prioriteiten die werden genoemd waren het versterken van het maatschappelijk middenveld en het herstel van de gezondheidszorgvoorzieningen. Meerdere ministers zeiden dat het voorlopig noodzakelijk blijft de mogelijkheden om de burgerbevolking te beschermen in tact te houden.

HV Ashton zal zich blijven inspannen voor de spoedige aanname van een Veiligheidsraadsresolutie, onder andere om de ontdooiing van bevroren tegoeden (beter) mogelijk te maken. Ten tijde van het Gymnich-overleg waren verzoeken tot ontdooiing van bevroren tegoeden ter waarde van ongeveer $ 15 mrd. in behandeling of reeds goedgekeurd. Een substantieel deel van deze tegoeden betreft in de EU bevroren tegoeden.

Syrië

Gelijktijdig met de bijeenkomst werd de procedure voltooid waarmee de EU het sanctieregime tegen Syrië uitbreidde. Op 2 september jl. ontving uw Kamer een brief waarin minister Rosenthal de getroffen maatregelen toelichtte. In Sopot benadrukten meerdere ministers, onder wie minister Rosenthal, dat de EU het Syrische regime toenemend onder druk moet blijven zetten. De sancties moeten verder worden uitgebreid en het werk aan een VNVR-resolutie voortgezet. Ook is het nodig contacten met de Syrische oppositie te versterken. Minister Rosenthal wees erop dat gesprekspartners wel zorgvuldig gekozen moeten worden. Tot slot heb ik aangemoedigd dat landen in de regio en de Arabische Liga een actievere rol spelen, zodat ook door deze landen en deze organisatie de druk op president Assad verder wordt verhoogd.

Oekraïne, Wit-Rusland en Oostelijk Partnerschap Top

De ministers waren het eens dat de onderhandelingen over een Associatieakkoord en een vrijhandelsakkoord (DCFTA) met Oekraïne moeten worden voortgezet en dat de EU tegelijkertijd duidelijk haar zorg moet blijven uitspreken over de Timoshenko-zaak.

Er bestond overeenstemming over de noodzaak krachtige druk op de Wit-Russische president Loekashenko te blijven uitoefenen, het sanctiebeleid voort te zetten en de contacten met de oppositie en het maatschappelijk middenveld te versterken. Voordat hernieuwd engagement met Wit-Rusland mogelijk is, dienen alle politieke gevangenen te worden vrijgelaten en gerehabiliteerd. De ministers waren het eens dat de vrijlating van vier politieke gevangenen in Wit-Rusland op de eerste dag van het Gymnich-overleg onvoldoende aanleiding biedt om verlichting van het sanctieregime te overwegen.

Onder deze omstandigheden werd het niet opportuun geacht dat Wit-Rusland op het hoogste niveau deelneemt aan de Top van het Oostelijk Partnerschap. Het niveau van deelname kan ook niet gelijk zijn aan dat van de vorige Top, toen Wit-Rusland door een vice-premier werd vertegenwoordigd.

Strategische Partners

In vervolg op de discussies tijdens het Gymnich-overleg en de ER van september 2010, spraken de ministers over de strategische relaties van de EU met India, Brazilië en Zuid-Afrika. HV Ashton meende dat de EU meer aandacht aan deze landen moet besteden, omdat de EU zowel politiek als economisch baat kan hebben bij nauwere relaties. De ministers waren het hiermee eens; de drie landen neigen ernaar de EU te veel als een voornamelijk economische partner te zien. Ashton bepleitte dat de regeringen van de lidstaten en zijzelf en overige EU-vertegenwoordigers hun reizen naar en boodschappen aan deze landen actiever op elkaar afstemmen en actiever zoeken naar mogelijkheden om dossiers met elkaar te verbinden.

Meerdere ministers, onder wie minister Rosenthal, bepleitten het versterken van de EU-inspanningen op het gebied van mensenrechten vis-a-vis deze landen. Minister Rosenthal wees daarbij ook op het nut van het toepassen van de receptorbenadering. Betreffende de economische relaties met deze landen wees hij erop dat het belang van deze landen in de handel van de EU op dit moment nog relatief beperkt is, maar in de komende jaren sterk zal stijgen. Dit onderstreept het belang van een strategisch vormgegeven Europees beleid en goede afstemming tussen de lidstaten, bijvoorbeeld op het gebied van grondstoffen en zeldzame aardmetalen.

Mogelijk komt de strategische relatie van de EU met deze drie landen aan de orde tijdens de ER van 17–18 oktober as.

Naar boven