Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 9 juni 2011
Naar aanleiding van mijn toezegging tijdens het Algemeen Overleg Raad Buitenlandse Zaken van 17 februari jl. (21 501-02, nr. 1046) bied ik u hierbij de visie van de Nederlandse regering op de bevindingen van het Human Rights Watch report inzake de EU-inzet
mensenrechten aan.
Het World Report 2011 van Human Rights Watch roept de gehele internationale gemeenschap, inclusief de Europese Unie, op tot
een meer doeltreffende en doelmatige inzet van de verschillende instrumenten die bestaan op het gebied van mensenrechten.
Gezien de inzet die de internationale gemeenschap, inclusief de Europese Unie, op mensenrechtenterrein verricht, vind ik deze
conclusie te negatief. Mensenrechten zijn integraal verankerd in het buitenlandbeleid van de Europese Unie. Dit is bevestigd
door de Hoge Vertegenwoordiger tijdens de laatste Raad van de Ministers van Buitenlandse Zaken op 23 mei jl.
De inzet van de Nederlandse regering is erop gericht dat de Europese Unie de beleidsinstrumenten die zij tot haar beschikking
heeft om mensenrechten te bevorderen en te beschermen, op adequate wijze inzet. De Nederlandse regering is voorstander van
een coherent, effectief en zichtbaar Europees mensenrechtenbeleid. Deze visie wordt consequent uitgedragen in bilaterale contacten
en in EU-fora. Dit was ook mijn inzet in de discussie tijdens de Raad van 23 mei jl, waarbij de Hoge Vertegenwoordiger heeft
aangegeven dat zij voor de zomer zal komen met een ambitieuze visie op het Europees Mensenrechtenbeleid waarin deze elementen
zullen worden meegenomen.
Het World Report 2011 van Human Rights Watch rapport spreekt verder zorg uit over tekortschietende integratie van mensenrechten
in het economische beleid van de Europese Unie. Ik neem kennis hiervan, maar vind dat deze conclusie te zwaar is aangezet
gezien de verbeteringen die zijn doorgevoerd. Ook in de mensenrechtenstrategie «Verantwoordelijk voor Vrijheid» wordt veel
aandacht besteed aan de synergie tussen handels- en economisch beleid enerzijds, en mensenrechtenbeleid anderzijds. Nederland
maakt zich sterk voor universele ratificatie en tenuitvoerlegging van de vier fundamentele arbeidsnormen van de ILO: het verbod
op kinderarbeid, het verbod op dwangarbeid, non-discriminatie en de vrijheid van (vak)verenigingen. Effectiviteit vereist dat we onze inzet ook gestalte geven via het EU-handelsbeleid.
Nederland pleit daarom voor consequente toepassing van de ILO-normen in onder meer het Algemeen Preferentieel Stelsel (APS).
Nederland zet zich daarnaast in voor opname en naleving van genoemde normen middels de mensenrechtenclausules en duurzaamheidshoofdstukken
die zijn verbonden aan de EU-(handels) verdragen met derde landen. Nederland pleit voor het aanmerken van mensenrechtenclausules
in (handels)verdragen met derde landen als «essentieel», waardoor de EU het desbetreffende verdrag eenzijdig kan opschorten
in geval van niet-naleving. Voor wat betreft de modaliteit kan daarbij sprake zijn van maatwerk afhankelijk van de relatie
met het land in kwestie.
Nederland zal de Hoge Vertegenwoordiging voor Buitenlandse Zaken en Veiligheidsbeleid blijven aansporen actief gebruik te
maken van het EU-mensenrechteninstrumentarium in de vorm van verklaringen, demarches, mensenrechtendialogen, en interventies
in het kader van mensenrechten-richtsnoeren. De Hoge Vertegenwoordiger heeft als vicevoorzitter van de Commissie eveneens
een coördinerende rol ten aanzien van andere onderwerpen van het EU-externe beleid, zoals handelsbeleid en ontwikkelingssamenwerking.
Deze dubbelrol biedt kansen voor het beter laten doorwerken van mensenrechten op deze beleidsterreinen. Nederland zal erop
aandringen dat de Hoge Vertegenwoordiger deze kansen ook benut.
Voor een succesvolle uitvoering van het Europese mensenrechtenbeleid geldt dat lidstaten en de EU-instellingen hun activiteiten
en posities goed op elkaar moeten afstemmen. Dit zal het gewicht van de EU tegenover bilaterale partners en richting multilaterale
organisaties vergroten.
Zoals u bekend is, heb ik de AIV verzocht een advies te schrijven over het Europees Mensenrechtenbeleid. Dit advies, evenals
de visie die door de Hoge Vertegenwoordiger op dit moment in voorbereiding is, zal bijdragen aan de verdere positiebepaling
van de Nederlandse regering op dit onderwerp.
De minister van Buitenlandse Zaken,
U. Rosenthal