21 501-02 Raad Algemene Zaken en Raad Buitenlandse Zaken

Nr. 1064 BRIEF VAN DE MINISTER EN DE STAATSSECRETARIS VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 25 mei 2011

Graag bieden wij u hierbij het verslag aan van de Raad Buitenlandse Zaken van 23 mei 2011.

De minister van Buitenlandse Zaken,

U. Rosenthal

De staatssecretaris van Buitenlandse Zaken,

H. P. M. Knapen

Arabische regio

Libië

Hoge Vertegenwoordiger (HV) Ashton beschreef het maatschappelijk middenveld in Benghazi, dat zich snel ontwikkelt. HV Ashton wil onder anderen vrouwen steunen en bevorderen dat zij een actieve rol gaan spelen in een democratisch Libisch bestuur. Ook ziet zij een belangrijke rol voor de EU bij de economische ontwikkeling en wederopbouw van Libië. Goede afstemming van politieke, militaire en economische activiteiten met internationale organisaties en derde landen heeft de volle aandacht van de HV en de EDEO.

De ministers spraken zorg en teleurstelling uit over het voortduren van het conflict in Libië en onderschreven het oordeel van de contactgroep Libië dat de militaire, economische en politieke druk op Qadaffi moet worden opgevoerd. Besloten werd de lijst personen tegen wie sancties van kracht zijn met enkele personen uit te breiden en te onderzoeken op welke wijze de sancties tegen Qadaffi verder kunnen worden aangescherpt. Minister Rosenthal benadrukte het belang van een geïntegreerde aanpak door o.a. scherpere sancties en berechting van Qadaffi en mede-verantwoordelijken door het Internationaal Strafhof, waarmee nog eens wordt onderstreept dat de internationale gemeenschap niet toestaat dat de misdaden ongestraft blijven. De Raad verwelkomde het verzoek van Hoofdaanklager Ocampo arrestatiebevelen uit te vaardigen tegen Qadaffi en twee andere hoofdverantwoordelijken voor het geweld tegen het Libische volk.

Meerdere ministers, onder wie minister Rosenthal, benadrukten de rol van de contactgroep Libië bij verdere uitwerking van de politieke strategie voor Libië. Algemeen werd erkend dat goede samenwerking van de EU met onder anderen de Speciale VN gezant voor Libië, de Arabische Liga en de AU essentieel is. De ministers verwelkomden de opening van het EU-kantoor in Benghazi en erkenden het belang van goede contacten met en ondersteuning van de Nationale Interim Raad (NIR). Minister Rosenthal vroeg met nadruk aandacht voor het belang van verbreding van de basis van de NIR. Toename van de representativiteit en inclusiviteit van de NIR zal de legitimiteit ervan als cruciaal gesprekspartner doen toenemen. Vrouwen zullen goed in de NIR vertegenwoordigd moeten zijn.

Het door de contactgroep Libië opgerichte Tijdelijk Financieel Mechanisme (TFM) is een belangrijk instrument om de NIR te ondersteunen. Op dit moment hebben Qatar (USD 400–500 miljoen), Koeweit (USD 180 miljoen) en de VS (bedrag nog niet bekend) toegezegd te zullen bijdragen aan het TFM.

Syrië

De ministers veroordeelden eensgezind en in scherpe bewoordingen het aanhoudende geweld tegen Syrische demonstranten en de massale arrestaties door de Syrische veiligheidsdiensten. Minister Rosenthal wees op de noodzaak harde sancties te treffen, ook tegen de hoofdverantwoordelijken voor het geweld. Voor effectiviteit is zorgvuldige en complete implementatie noodzakelijk. De ministers besloten eensgezind de druk op het regime te verhogen door middel van additionele sancties tegen onder meer president Assad en enkele andere hoogwaardigheidsbekleders, opschorting van EU-hulp en een moratorium op nieuwe EIB-leningen aan Syrië. Doel van de maatregelen is het Syrische regime aan te zetten tot beëindiging van het geweld en het aangaan van een inclusieve nationale dialoog, waarbij alle relevante groepen uit de bevolking worden betrokken. HV Ashton nodigde lidstaten uit om voorstellen te doen voor manieren om het Syrische maatschappelijk middenveld hierbij te betrekken.

Meerdere ministers benadrukten het belang van overleg met landen in de regio over het voorkómen van geweld tussen religieuze groepen en het zoeken naar een stabiele oplossing voor de onrust in Syrië. Minister Rosenthal en enkele andere ministers benadrukten dat de in de VN Veiligheidsraad zittende EU-lidstaten de Veiligheidsraad nogmaals moeten vragen Syrië te bespreken.

Overige landen in de regio

Zorg werd uitgesproken over de recente doodvonnissen in Bahrein. De ministers riepen de regering van Koning Hamad op tot respect voor mensenrechten, concrete stappen om de aangekondigde opheffing van de noodtoestand op 1 juni te consolideren en een nationale dialoog om hervormingen te realiseren.

Met teleurstelling werd kennis genomen van de hernieuwde weigering van president Saleh om het akkoord met de oppositie te ondertekenen. De ministers spraken steun uit voor de bemiddelingspogingen van de Gulf Cooperation Council (GCC) en spraken de bereidheid uit Jemen te ondersteunen bij de organisatie van verkiezingen en hervormingen. Besloten werd het EU-beleid ten opzichte van Jemen te herzien en aan te passen in het licht van verdere ontwikkelingen.

De ministers spraken over de actuele situatie in Marokko, Jordanië, Tunesië en Egypte. Meerdere ministers wezen op het belang van economische hervormingen, naast politiek-maatschappelijke hervormingen, en de rol die de EU hierbij kan spelen. In dit kader werd gewezen op de mogelijkheden die bestaande Associatieakkoorden bieden om democratische hervormingen te steunen. Minister Rosenthal markeerde dat het niet alleen om democratisering in deze landen ging maar ook om de opbouw van een economische infrastructuur en versterking van de rechtsstaat en mensenrechten. Hij steunde het voorstel van enkele collega’s om investeringen in deze landen te bevorderen en verbeterde markttoegang te realiseren; hij wees in dit verband op het grote belang van verbeterde toegang voor landbouwproducten. HV Ashton wees erop dat de Europese Commissie op korte termijn haar mededeling over herziening van het Nabuurschapsbeleid zal presenteren, waarin deze elementen ook aan de orde zullen komen.

Minister Rosenthal sprak zijn zorg uit over, vroeg aandacht voor het recente geweld tegen Koptische christenen in Egypte en stelde dat blijvende aandacht van de EU voor de situatie van religieuze minderheden in de Arabische regio essentieel is.

De Raad sprak ten slotte kort over de ongeregeldheden van 8 april jl. in het Iraanse kamp Ashraf in Irak en de mogelijke opties voor hervestiging van de bewoners van het kamp. De minister benadrukte voorstander te zijn van hervestiging, indien dat nodig zou zijn, in de regio.

MOVP

De Raad besprak de voortgang van het Midden-Oosten Vredesproces (MOVP). HV Ashton deed verslag van recente contacten met sleutelspelers. Eensgezind waren de ministers in hun opvatting dat ingezet moest worden op een herstart van directe onderhandelingen. Indien die niet zouden plaatsvinden, dreigde het gevaar dat eenzijdige handelingen de gang van zaken zouden gaan bepalen. Beide partijen zouden zich van eenzijdige stappen moeten onthouden. Anderzijds waren er ook ministers die de mogelijkheid van unilaterale stappen als een mogelijk drukmiddel op beide partijen zagen. Er was brede steun voor het hanteren van de Kwartetbeginselen in de omgang met een Palestijnse interim regering.

Minister Rosenthal gaf aan de Raadsconclusies te kunnen steunen. Belangrijkste prioriteit was nu om tot een herstart van de onderhandelingen te komen. Voor Nederland was de inzet gebaseerd op de drie Kwartetbeginselen en de vier EU-parameters. Een eventuele Palestijnse interim-regering moet beoordeeld worden aan de hand van aan de naleving van de drie kwartetbeginselen. Voor Nederland was het cruciaal dat de inzet van de EU binnen het Kwartet vorm zou krijgen, met een centrale rol voor de Verenigde Staten.

In haar afronding benadrukte HV Ashton het belang van een eensgezinde opstelling, ook met het oog op het eventuele uitroepen van een Palestijnse staat in september. Onzekerheid of de internationale gemeenschap dan over zou gaan tot internationale erkenning, zou een drukmiddel op beide partijen kunnen zijn om terug te keren naar de onderhandelingstafel. Tevens ging HV Ashton in op het belang van verbeterde toegang tot Gaza. Plaatsvervangend secretaris-generaal van de EDEO Schmid zou op basis van de conclusies de bijeenkomst van de Kwartetgezanten op 25 mei voorzitten.

Zuidelijke Kaukasus

Het korte debat richtte zich op de toegenomen spanningen in Nagorno-Karabach en op de afvallige Georgische regio’s Zuid-Ossetië en Abchazië. Ministers benadrukten dat de EU, onder andere via een speciaal vertegenwoordiger, betrokken moet blijven bij de vredesbesprekingen en alle partijen actief moet blijven aanmoedigen tot een constructieve houding. Ook onderstreepte de Raad de rol van het Oostelijk Partnerschap, dat betrokken landen dichter bij Europa en dichter bij elkaar moet brengen. Nederland blijft zich inspannen voor vrede in de regio. Daartoe sprak minister Rosenthal recentelijk bijvoorbeeld met de Georgische vicepremier Baramidze en brachten medewerkers van het ministerie van Buitenlandse Zaken een bezoek aan Georgië en Armenië.

Mensenrechtenbeleid

De Raad voerde een oriënterende discussie over de EU-mensenrechtenstrategie die naar verwachting in juni zal worden vastgesteld. HV Ashton liet weten de volgende vijf kerndoelstellingen voor ogen te hebben:

  • 1. slimmere inzet van het collectieve gewicht van de EU;

  • 2. vergroting van de effectiviteit van het mensenrechtenbeleid en bijbehorende instrumenten en structuren;

  • 3. intensievere samenwerking met internationale partners;

  • 4. meer coherentie tussen het mensenrechtenbeleid en andere externe beleidsterreinen, waaronder ontwikkelingssamenwerking en handel;

  • 5. meer en duidelijkere communicatie van het beleid.

De HV herhaalde haar visie dat mensenrechten als een zilveren draad door het externe EU-optreden lopen en noemde de strijd tegen de doodstraf en de behartiging van vrouwenrechten en rechten van kinderen als activiteiten die bijzondere aandacht verdienen. Enkele ministers voegden hieraan bevordering van de vrijheid van religie en de vrijheid van meningsuiting, waaronder internetvrijheid, toe. Tegelijkertijd benadrukte de HV dat het EU-mensenrechtenbeleid inclusief is en gericht op de bevordering van alle mensenrechten.

De ministers verwelkomden de visie van de HV en onderschreven eensgezind de centrale rol van mensenrechten in het externe EU-beleid. Algemeen erkend werd het belang van goede ondersteunende werkstructuren, een goede taakverdeling en een coherente, geïntegreerde inzet van de verschillende instrumenten van het externe EU-beleid.

De HV zal op basis van de inbreng van lidstaten de strategie uitwerken en deze aan de Raad voorleggen.

Soedan

Commissaris Piebalgs voor ontwikkelingssamenwerking informeerde de Raad kort over de voortgang van de beoogde gezamenlijke programmering van EU-hulp aan het toekomstige Zuid-Soedan. Verwezen wordt naar de verslaglegging van de Raad Buitenlandse Zaken in de samenstelling van ministers van Ontwikkelingssamenwerking van 24 mei jl., waar dit onderwerp uitgebreider is besproken.

Commissaris Piebalgs benadrukte het belang van blijvende EU-betrokkenheid bij het proces rond het «Comprehensive Peace Agreement» en de noodzaak te komen tot twee levensvatbare staten. De EU dient haar diplomatieke inspanningen en ontwikkelingssamenwerking ook op het Noorden te blijven richten. HV Ashton kondigde aan dat de Raad in juni nader zal spreken over een geïntegreerde strategie voor Soedan.

Minister Rosenthal sprak zijn zorg uit over de ontwikkelingen in Abyei en drong erop aan dat de EU zich inzet voor uitlevering aan het Internationaal Strafhof van de recentelijk herkozen en eerder door het Strafhof aangeklaagde gouverneur in Zuid-Kordofan. Hij wees daarnaast op de noodzaak van blijvende EU-steun aan het Doha-proces over Darfur.

Mede in vervolg op opmerkingen van verschillende ministers, onder wie minister Rosenthal, sprak HV Ashton na afloop van de RBZ haar zorg uit over het aanhoudende geweld in Darfur en de ontwikkelingen in Abyei. HV Ashton benadrukte daarbij de noodzaak van voortgang binnen het «Comprehensive Peace Agreement» en onderstreepte, eveneens mede op aandringen van de ministers, het belang van terugtrekking van troepen opdat burgers weer kunnen terugkeren naar Abyei.

Bosnië-Herzegovina

HV Ashton berichtte over haar bezoek aan Bosnië-Herzegovina, in welk kader zij president Dodik van de Republika Srpska ertoe heeft bewogen af te willen zien van een referendum dat het uiteenvallen van het land had kunnen inluiden. Op 31 mei a.s. besluit het parlement van de Republika Srpska over de annulering. De HV concludeerde dat een crisis was vermeden, maar dat de onderliggende problemen nog niet waren opgelost. Een nieuwe speciale vertegenwoordiger van de EU, tegelijkertijd hoofd van de EU-delegatie, zal spoedig worden benoemd, zo kondigde zij aan. De Raad toonde zich bezorgd over het feit dat in Bosnië-Herzegovina nog altijd geen federale regering was gevormd. Minister Rosenthal sprak, bijgevallen door vele andere ministers, zijn waardering uit voor de succesvolle inspanningen van de HV. Voor Nederland is dit een goed voorbeeld van de belangrijke rol die de EU in Bosnië kan spelen. Het kabinet zal zich sterk blijven maken voor een dergelijke betrokkenheid van de Unie bij het land.

Stand van zaken EDEO

Tijdens de lunch werd gesproken over de stand van zaken met betrekking tot de Europese Dienst voor Extern Optreden (EDEO). De ministers toonden begrip dat de EDEO zich nog in de opbouwfase bevond en waardeerden recente successen, maar stelden tevens dat een aantal zaken beter zou kunnen lopen. Het door Nederland met de Benelux-partners opgestelde paper met voorstellen voor nauwere samenwerking tussen de lidstaten en de EDEO werd door de overige ministers met instemming begroet. Het zal op ambtelijk niveau verder worden uitgewerkt. Minister Rosenthal onderstreepte dat voor een succesvolle EDEO niet alleen de organisatie zelf, maar ook de verwachtingen ervan en de communicatie erover goed moeten worden «gemanaged».

Naar boven