Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 2 mei 2011
In deze brief wordt u conform het verzoek van de Vaste Kamercommissie van Buitenlandse Zaken geïnformeerd over de besprekingen
in de Europese Unie (EU) aangaande eventuele militaire inzet ter ondersteuning van humanitaire hulpverlening in Libië.
De EU speelt een ondersteunende rol bij de uitvoering van de VN Veiligheidsraadsresoluties 1970 (wapenembargo) en 1973 (bescherming
van de Libische burgerbevolking). De sancties uit de VN resoluties zijn door de EU geïmplementeerd, en 85 miljoen euro is
besteed aan humanitaire hulpverlening voor Libië. Ook zijn middelen uit Frontex ingezet in verband met de mensenstroom uit
Libië. Voorts speelt de EU een actieve rol in het politieke proces dat er op is gericht om de Libische bevolking zelf richting
te laten geven aan de toekomst van het land.
Op 21 maart jl. heeft de RBZ besloten tot verdere planning voor GVDB-ondersteuning van humanitaire hulp en civiele beschermingsoperaties.
Nederland heeft hierbij vanaf het begin, evenals vele andere lidstaten, gesteld dat voor een dergelijke operatie een verzoek
van de VN-noodhulporganisatie OCHA een noodzakelijke voorwaarde is. Met het Raadsbesluit van 1 april jl. over het ondersteunen
van een humanitaire GVDB-operatie in Libië, Egypte en/of Tunesië is voorts een operationeel hoofdkwartier (Rome) en een Operatiecommandant
aangewezen. Het doel hiervan is om, voor het geval er een VN-verzoek mocht komen, verder te gaan met militaire planning teneinde
zo snel en adequaat mogelijk te kunnen reageren. Nederland heeft hiervoor één officier beschikbaar gesteld. Tijdens de RBZ
van 12 april jl. is bevestigd dat doorgegaan zal worden met de planning voor een eventuele ontplooiing van EUFOR Libya om
humanitaire bijstand te verlenen, indien de VN-noodhulporganisatie OCHA daartoe verzoekt.
In twee brieven aan de NAVO-bondgenoten en EU-lidstaten heeft Assistent Secretaris Generaal van de VN voor Humanitaire Zaken
Valerie Amos te kennen gegeven dat er voorlopig geen behoefte is aan militaire ondersteuning van de humanitaire activiteiten
in Libië. Vooralsnog zijn humanitaire organisaties goed in staat om met civiele middelen humanitaire hulp aan de Libische
bevolking te bieden. Onpartijdigheid en neutraliteit zijn essentieel voor de veiligheid van de humanitaire hulpverleners.
Alleen indien er geen civiele alternatieven zijn zal VN OCHA verzoeken om militaire assistentie, aldus Valerie Amos.
Het planningsproces kan doorgang vinden zonder een verzoek van VN-OCHA. De EU werkt een aantal mogelijke opties uit voor het
geval de VN de EU toch zou verzoeken om militaire ondersteuning van de humanitaire hulpverlening in Libië. De finale planning,
inclusief de personele en materiële invulling van de operatie is pas aan de orde nadat een specifiek verzoek van de VN om
EU-ondersteuning is ontvangen. Daarop volgt dan besluitvorming over eventuele EU-inzet door de Raad van Minister van de EU.
De inzet van de door Nederland geleide Battlegroup is niet aan de orde. Datzelfde geldt voor onderzoek naar de mogelijkheid
en wenselijkheid van een Nederlandse bijdrage.
Uw Kamer zal conform de bestaande afspraken op de hoogte worden gehouden van het verdere besluitvormingsproces.
De minister van Buitenlandse Zaken,
U. Rosenthal
De minister van Defensie,
J. S. J. Hillen