21 501-02 Raad Algemene Zaken en Raad Buitenlandse Zaken

Nr. 1056 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN, LANDBOUW EN INNOVATIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 21 april 2011

Graag bied ik u, mede namens de minister van Economische Zaken, Landbouw & Innovatie en de minister van Buitenlandse Zaken, de geannoteerde agenda van de Raad Buitenlandse Zaken (over Handelspolitiek) van 13 mei 2011 aan. De EU-ministers verantwoordelijk voor Handelspolitiek zullen deelnemen aan deze bijeenkomst. Namens het kabinet zal ik deelnemen aan deze Raad.

De staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,

H. Bleker

Geannoteerde agenda van de Raad Buitenlandse Zaken (over handelspolitiek) van 13 mei 2011

Voor de tweede keer sinds de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon wordt een Raad Buitenlandse Zaken geheel gewijd aan handelspolitieke onderwerpen. Hierbij treft u per agendapunt een korte beschrijving en de Nederlandse inzet hierbij.

Herziening Algemeen Preferentieel Stelsel (APS)

Naar verwachting zal op 10 mei a.s. het voorstel voor de nieuwe APS-verordening het licht zien. Drie dagen later zal de Europese Commissie het voorstel voor de nieuwe APS-verordening presenteren aan de RBZ. Het APS is het EU unilaterale stelsel van handelspreferenties voor ontwikkelingslanden. Momenteel vallen 176 ontwikkelingslanden onder het stelsel, dat drie regelingen kent; het standaard APS, het APS+ (extra preferenties voor landen die voldoen aan verplichtingen op het terrein van mensen- en arbeidsrechten, duurzaamheid en good governance) en de zogenaamde EBA-regeling (Everything But Arms voor minst ontwikkelde landen). Het voorstel zal door de lidstaten en het Europees Parlement behandeld worden in de komende anderhalf jaar. Het is de Nederlandse inzet om het instrument effectiever te maken, onder andere door de preferenties uit te breiden en landen de mogelijkheid te bieden doorlopend tot het APS+ toe te treden (i.p.v. eens in de anderhalf jaar).

Voorbereiding EU-Japan Top

De ministers zullen spreken over de EU-Japan Top die eind mei plaats zal vinden. Tijdens deze Top komt onder meer aan de orde de Japanse wens om een vrijhandelsakkoord te gaan onderhandelen met de EU. Tijdens de Europese Raad van 24 en 25 maart jl. is geconcludeerd dat de EU de handelsrelatie met Japan zal gaan verdiepen, mogelijk middels een vrijhandelsakkoord als Japan voldoende laat zien dat het handelsbelemmeringen (zgn. NTB’s, Non-Tarifaire Belemmeringen) kan verwijderen. De RBZ zal verder over mogelijke verdieping van de handelsrelatie spreken en wellicht concluderen om tijdens de top ofwel direct onderhandelingen voor een vrijhandelsakkoord te starten of een zogenaamde onderzoeksexercitie te laten starten die over het algemeen geldt als een opstap voor mogelijke onderhandelingen. Een meerderheid van de Lidstaten zal vermoedelijk het starten van laatstgenoemde exercitie kunnen steunen.

Nederland staat positief ten opzichte van een vrijhandelsakkoord met Japan onder de voorwaarde dat Japan voldoende laat zien NTB’s te willen en kunnen verwijderen. Daarnaast zou gelijktijdig een raamwerkakkoord tot stand moeten komen met daarin afspraken over de bredere politieke samenwerking. Deze twee akkoorden dienen aan elkaar gekoppeld te worden.

WTO/Doharonde

De RBZ zal de stand van zaken bespreken van de onderhandelingen in de Doha ronde die ongeveer tien jaar onderweg zijn. Na een opleving gedurende de eerste maanden van dit jaar is er momenteel sprake van een impasse. Nederland is nadrukkelijk voorstander van succesvolle afronding van een ambitieus, gebalanceerd en volledig akkoord dat rekening houdt met de ontwikkelingsdimensie. Vrije(re) wereldhandel is essentieel voor economisch herstel. Zeker voor de Nederlandse economie, die in hoge mate afhankelijk is van handel, is het van groot belang dat er actief beleid wordt gevoerd om markttoegang te verkrijgen en te behouden (tegengaan van protectionisme).

Verordening voor overgangsarrangementen voor Investeringsbeschermingsovereenkomsten van Lidstaten

Met de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon vallen buitenlandse directe investeringen onder de gemeenschappelijke handelspolitiek en daarmee onder de exclusieve bevoegdheid van de EU. Dit betekent ten eerste dat dit een nieuw EU beleidsterrein is en ten tweede dat er een oplossing moet komen voor de 1,200 bestaande investeringsbeschermingsovereenkomsten (IBO’s) van de lidstaten met derde landen («extra-EU IBO’s»). Nederland heeft 98 IBO’s ondertekend met landen buiten de EU.

Het voorstel van de Europese Commissie van 7 juli 2010 behelst een transitieregime waarbij de bestaande IBO’s van de lidstaten met derde landen onder voorbehoud door de Commissie geautoriseerd kunnen worden en daarmee tijdelijk mogen blijven bestaan («autorisatiesysteem»). De Commissie wil binnen 5 jaar alle bestaande IBO’s op hun conformiteit met EU recht toetsen (reviewen). Mocht de Commissie tot de conclusie komen dat een IBO van een lidstaat met een derde land niet conform EU recht is, dan kan zij de autorisatie intrekken en in het uiterste geval de lidstaat dwingen om de desbetreffende IBO te wijzigen of zelfs op te zeggen. Vanaf het moment van inwerkingtreding van deze Verordening mogen de lidstaten geen IBO’s met derde landen meer afsluiten zonder voorafgaande goedkeuring van de Commissie. Ook voor lopende IBO onderhandelingen geldt dat de Commissie geïnformeerd dient te worden.

Voor Nederland en de meeste andere lidstaten is rechtszekerheid voor investeerders leidend. Omdat het voorgestelde autorisatiesysteem in de huidige vorm hieraan niet voldoet, zal Nederland zich maximaal blijven inzetten voor het vervangingssysteem dat inhoudt dat een nationale IBO pas buiten werking wordt gesteld als de EU een vergelijkbare IBO met het betreffende land heeft afgesloten.

Trade and Investment Barriers rapport

Dit rapport maakt inzichtelijk wat de EU doet om te zorgen dat de concurrentie met de rest van de wereld zo goed mogelijk verloopt. Ook de verschillende manieren waarop de EU zich inzet voor een meer gelijk speelveld wereldwijd worden hierin behandeld. Dit rapport geeft jaarlijks een overzicht van de wereldwijde markttoegangsbelemmeringen en in hoe de EU deze aanpakt. Het belang van deze rapportage is onder meer gelegen in het verkrijgen van een goed overzicht van mogelijk protectionistische handelsmaatregelen, opdat de EU hier gecoördineerd tegen kan ageren.

Lunchonderwerpen

Aansluitend op de formele RBZ vindt een informele lunch plaats waar zal worden gesproken over de onderhandelingen over vrijhandelsakkoord met India respectievelijk Canada.

Onderhandelingen over vrijhandelsakkoord met India

De Europese Unie onderhandelt sinds juni 2007 met India over een vrijhandelsakkoord, als onderdeel van de Global Europe agenda. De laatste onderhandelingsronde was begin april 2011. Nederland is voorstander van een voorspoedige en snelle afronding van een ambitieus vrijhandelsakkoord dat rekening houdt met duurzaamheids- en ontwikkelingsaspecten en waarmee een oplossing wordt gerealiseerd voor onder meer de hoge tarieven op bijvoorbeeld chemie en landbouwproducten, niet-tarifaire belemmeringen en de beperkte mogelijkheden in de dienstensector in India.

Zowel de EU als India zijn er op gericht om voor de zomer een doorbraak te bereiken in het onderhandelingsproces. Hoewel er over de meeste onderwerpen overeenstemming is bereikt, zijn er nog een aantal openstaande punten, zoals de mate van de liberalisering van goederen en diensten en de bescherming van producten met een geografische aanduiding. Ook de onderhandelingen over een duurzaamheidshoofdstuk verlopen moeizaam. De Nederlandse regering zal conform de motie-Voordewind van 15 december 2010 aandacht vragen voor de Europese inzet op dit punt.

Onderhandelingen over vrijhandelsakkoord met Canada

Sinds het najaar van 2009 onderhandelen de Europese Unie en Canada over een vrijhandelsakkoord, het zogeheten Comprehensive Economic and Trade Agreement (CETA). Inmiddels hebben zeven onderhandelingsrondes plaatsgevonden. Nog voor de zomer zullen de eerste dienstenaanbiedingen uitgewisseld worden. In deze aanbiedingen geven beide partijen aan welke sectoren van de dienstenmarkt men bereid is open te stellen voor de andere partij. De voorbereidingen voor het opstellen van het Europese aanbod zijn vrijwel afgerond en tijdens de informele lunch na de RBZ zal het concept aanbod besproken worden.

Voor het eerst zal de EU een deel van zijn diensten aanbieden in de vorm van een zogeheten «negatieve lijst». Dit is een aanbod waarbij de sectoren benoemd worden die een partij niet wenst open te stellen. Canada heeft in eerdere vrijhandelsakkoorden steeds een negatieve lijst gebruikt en de EU heeft zich bereid getoond om dit principe over te nemen. Canada stemt in met de Europese methodiek in andere onderdelen van het akkoord. Voor Nederland vormen diensten een belangrijk onderdeel van het akkoord, omdat de Canadese dienstenmarkt tot op heden relatief gesloten is, vanwege de provinciale competentie op dit terrein. Aangezien in CETA ook expliciet provinciale markttoegang wordt opgenomen, zal een akkoord reële nieuwe markttoegang bieden voor Nederlandse en Europese dienstverleners.

Naar boven