21 501-02 Raad Algemene Zaken en Raad Buitenlandse Zaken

Nr. 1048 BRIEF VAN DE MINISTER EN DE STAATSSECRETARIS VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 22 maart 2011

Graag bieden wij u hierbij het verslag aan van de Raad Buitenlandse Zaken van 21 maart 2011.

De minister van Buitenlandse Zaken,

U. Rosenthal

De staatssecretaris van Buitenlandse Zaken,

H. P. M. Knapen

Verslag Raad Buitenlandse Zaken van 21 maart 2011

De Raad Buitenlandse Zaken (RBZ) concentreerde zich op de situatie in de Arabische regio, in het bijzonder Libië. De overige agendaonderwerpen werden kort besproken.

1. Situatie in de Arabische regio, in het bijzonder Libië

Libië

De ministers spraken hun tevredenheid uit over de aanname van VN-Veiligheidsraadresolutie 1973, waarmee een krachtig signaal is gegeven dat het gewelddadige optreden van Qadaffi tegen zijn bevolking niet getolereerd kon worden. De Raad onderstreepte zijn vastberadenheid bij te dragen aan de uitvoering van resolutie 1973 om de burgerbevolking te kunnen beschermen. De ministers stonden stil bij de lopende operaties waartoe de conferentie in Parijs op 20 maart jl. de aanzet had gegeven en de rol die de Unie kan spelen, in het bijzonder door inzet van instrumenten van het Europese Gemeenschappelijke Veiligheids- en Buitenlandbeleid (GVDB). Op verzoek van de Raad zal de Hoge Vertegenwoordiger (HV) de komende dagen nader onderzoek doen naar de mogelijkheden voor een Europese (bijdrage aan een) humanitaire operatie (bijvoorbeeld een zee en/of luchtbrug). Daartoe zal nauw contact gehouden worden tussen de EU, de VN (inclusief de noodhulporganisatie van de VN, OCHA), de NAVO en landen in de regio. Ook de inzet van maritieme middelen zal door de HV onderzocht worden. Het belang van goede afstemming en complementariteit met andere internationale actoren, in het bijzonder ook met actoren uit de Arabische regio, werd door verschillende ministers benadrukt, waaronder minister Rosenthal. Elke organisatie zou vanuit de eigen specifieke krachten en capaciteiten moeten bijdragen aan implementatie van resolutie 1973, zodat dit op de meest effectieve kostenefficiënte wijze geschiedt. De Raad vroeg de HV voor het eind van deze week met nadere voorstellen te komen, met het oog op verdere beraadslagingen in de Europese Raad van 24 en 25 maart a.s. Bij de voorbereiding en uitvoering van een eventuele GVDB-operatie zullen onder andere de uitgangspunten van VNVR-resolutie 1325 inzake de rol van vrouwen in (post-)conflictsituaties worden betrokken. Het kabinet zal hier in navolging van de motie-Dikkers extra op toezien.

Politiek werd de druk op Qadaffi en zijn getrouwen verhoogd door het instellen van verdere sancties tegen het Libische regime. Negen nieuwe entiteiten werden aan de sanctielijst toegevoegd, waaronder enkele financiële instellingen, alsmede elf individuen. In de komende week zal verdere opvolging gegeven worden aan de additionele sanctiemaatregelen die in VN-Veiligheidsraadresolutie 1973 zijn opgenomen. In VNVR-resolutie 1970 werd reeds een wapenembargo tegen Libië ingesteld.

Ministers onderstreepten het belang van een omvattende strategie voor Libië om de transitie naar een democratisch model met respect voor fundamentele vrijheden mogelijk te maken. Ook daarvoor is nauwe samenwerking met de landen in de regio een vereiste, evenals samenwerking met de Arabische Liga en de Afrikaanse Unie. De HV zegde toe met de Arabische Liga en andere partners in contact te blijven, ook om de postconflict situatie te bespreken.

De ministers herhaalden hun bereidheid de lidstaten te steunen die het meest direct door migratiestromen worden geraakt. De deelnemers, onder wie minister Rosenthal, onderstreepten dat de EU en haar lidstaten bereid zijn tot het verlenen van humanitaire hulp waar nodig.

Bredere Arabische regio

Wat betreft Jemen sprak de Raad zijn grote zorgen uit over het recente geweld tegen betogers. De autoriteiten dienen de gewelddadigheden onmiddellijk te staken. Indien het geweld voortduurt zal de Unie haar beleid voor Jemen heroverwegen. Ook de verslechterde veiligheidssituatie in Bahrein baarde de Raad grote zorgen, evenals de berichten over arrestaties van oppositieleden. Zowel partijen in Bahrein als in Jemen dienen spoedigst in dialoog te treden om hervormingen te bewerkstelligen. De Raad veroordeelde het geweld tegen vreedzame demonstranten in beide landen.

De HV merkte op dat het Egyptische grondwetsreferendum van 19 maart jl. ordelijk was verlopen. De uitslag toonde een breed gedragen wens van de Egyptische bevolking voor verandering. Zij wees op het belang dat de komende verkiezingen voldoende inclusief zijn en politieke partijen genoeg tijd krijgen om zich voor te bereiden en zich bij de kiezer bekend te kunnen maken. De Raad besloot op verzoek van de Egyptische autoriteiten dat de tegoeden worden bevroren van 19 personen die ervan worden verdacht betrokken te zijn bij de verduistering van Egyptische staatsmiddelen. Onder hen is oud-president Mubarak.

In navolging van de discussies tijdens de buitengewone RBZ van 10 maart jl., de buitengewone Europese Raad van 11 maart jl. en het informele «Gymnich»-overleg van 11–12 maart jl., spraken de ministers over de bredere Europese inzet voor de regio en de implementatie van de Mededeling «Een partnerschap voor democratie en gedeelde welvaart met het zuidelijke Middellandse Zeegebied» van HV Ashton en Commissaris Füle. Meerderen onderstreepten het belang van het stellen van heldere conditionaliteiten. Landen die voortgang boeken ten aanzien van de ontwikkeling van democratie en rechtstaat en die mensenrechten respecteren, moeten genereuze samenwerkingsmogelijkheden krijgen: «more is more». Als landen niet aan deze voorwaarden voldoen, moet dat gevolgen hebben voor het hulpvolume.

Tijdens de Europese Raad op 24 en 25 maart a.s. zal nader gesproken worden over de mogelijke maatregelen die getroffen kunnen worden om de landen in transitie te ondersteunen, waaronder ophogen van het leenmandaat van de Europese Investeringsbank, het uitbreiden van het mandaat van de EBRD en handelsmaatregelen. Het kabinet zal daarbij benadrukken dat deze maatregelen getroffen worden binnen meerjarige financiële kaders van de EU-begroting.

2. Overige onderwerpen

Iran (mensenrechten)

De Raad sprak zijn grote zorg uit over de voortdurend verslechterende mensenrechtensituatie in Iran, in het bijzonder over het toenemend aantal executies en over de repressie van verscheidene groepen Iraanse burgers, onder wie personen behorend tot etnische en religieuze minderheden. Iran werd opgeroepen zijn internationale verplichtingen op het gebied van mensenrechten na te komen. Vanwege de voortdurende mensenrechtenschendingen besloot de Raad, mede op initiatief van het VK, Frankrijk, Duitsland en Nederland, op korte termijn sanctiemaatregelen te treffen tegen personen die voor ernstige mensenrechtenschendingen in Iran verantwoordelijk zijn.

Ook werd besloten tot het starten van een mensenrechtendialoog met Iran. De EU hanteert daarmee een tweesporenbeleid: zowel de dialoog als de sancties tegen de mensenrechtenschenders dienen om het Iraanse regime ertoe te brengen de mensenrechtensituatie te verbeteren.

Ivoorkust

De ontwikkelingen in Ivoorkust kwamen kort aan de orde, waarbij werd benadrukt dat de EU zich ten volle moet blijven inspannen voor verbetering van de politieke situatie in het land, die verder lijkt te verslechteren. Het sanctieregime tegen Ivoorkust blijft onder voortdurende revisie met als doel op Gbagbo en zijn getrouwen gerichte sancties te hanteren die de Ivoriaanse bevolking en de regionale handel zo veel mogelijk ontzien. Daarnaast verleent de EU humanitaire hulp. De EU-bijdrage is verhoogd naar dertig miljoen euro. Het kabinet heeft overigens de mogelijkheden van een EU-verbod op de import van cacao uit Ivoorkust nader onderzocht en geconcludeerd dat dit niet zou bijdragen aan verhoging van de druk op Gbagbo; een dergelijk verbod zou waarschijnlijk de wereldmarktprijs van cacao doen stijgen en Gbagbo, die heeft aangekondigd de huidige cacaovoorraden in Ivoorkust in beslag te nemen, zou de cacao dan tegen deze hogere prijs aan derde landen kunnen verkopen. Daarnaast zou een importverbod er waarschijnlijk toe leiden dat cacao niet verwerkt wordt door Europese bedrijven, die hogere MVO-standaarden hanteren dan bedrijven uit vele andere landen.

Japan

De Commissarissen Piebalgs en Georgieva zetten uiteen dat de EU in reactie op een Japans verzoek daartoe gereed is om Japan bij te staan met een gebundeld en coherent hulppakket. Een EU-expertteam is in Japan aanwezig om de hulpverlening – vooralsnog bestaande uit de levering van dekens, water- en elektriciteitsinstallaties en voedsel – te coördineren en zal hierbij nauw samenwerken met het Rode Kruis en Japanse hulporganisaties. Mogelijk kan de EU verder een rol spelen bij het bieden van (tijdelijk) onderdak aan de getroffenen. De EU zal blijven bezien op welke wijze zij Japan het beste kan bijstaan in de nasleep van de ramp.

Naast de Raad Buitenlandse Zaken spraken ook de Energieraad en de Raad Algemene Zaken op 21 maart jl. over Japan. Daarbij kwamen onder andere nucleaire veiligheid en economische consequenties aan de orde. Het verslag van deze bijeenkomsten wordt u separaat toegezonden.

De Europese Raad van 24 en 25 maart as. zal het geheel van de consequenties van de tragische gebeurtenissen in Japan bezien, onder andere voor de politieke en economische betrekkingen tussen de EU en Japan.

Somalië/Hoorn van Afrika

De Raad richtte zich alleen op Somalië. Bij een volgende gelegenheid zal worden gesproken over de strategie voor de wijdere regio. De ministers uitten hun zorg over de politieke, veiligheids-, ontwikkelings- en humanitaire situatie in Somalië, alsmede over de gevolgen voor de regio en de rest van de wereld van de daaruit voortvloeiende dreigingen, zoals terrorisme, piraterij en de verspreiding van wapens.

Zij bevestigden hun steun aan het politieke proces (Djibouti-proces), maar benadrukten dat de Transitional Federal Institutions verdere voortgang dienen te maken bij de hervormingen die nodig zijn om hun legitimiteit, representativiteit en geloofwaardigheid te versterken. Deze voortgang is een voorwaarde voor blijvende EU-steun.

De ministers willen dat de overbruggingsperiode tussen de huidige en de hervormde institutionele structuur zo kort mogelijk is en wordt gebruikt om onder meer verzoening, veiligheid en rechtvaardigheid te bevorderen, minimale niveaus van goed bestuur te ontwikkelen, en de verlening van basisdiensten aan de bevolking mogelijk te maken. De ministers benadrukten dat het overgangsproces inclusief dient te zijn en benoemden daarbij ook de rol van vrouwen.

Zij wezen tot slot op het belang van piraterijbestrijding door middel van:

  • 1. operatie EU NAVFOR Atalanta;

  • 2. het wegnemen van de oorzaken op land en;

  • 3. capaciteitsopbouw voor de vervolging en detentie van piraten in Somalië (met name in relatief stabiel Somaliland en Puntland) alsmede in de bredere regio.

Sahel

In vervolg op de discussie tijdens de RBZ van 21 februari jl. over de Sahel (met name Mali, Niger, Mauritanië, Algerije en Burkina Faso) nam de Raad een Sahel-strategie aan die vier prioriteiten omvat, te weten:

  • 1. ontwikkeling, goed bestuur en conflictresolutie;

  • 2. een politieke en diplomatieke dimensie, waaronder het stimuleren van intraregionale samenwerking;

  • 3. verbetering van de veiligheidssituatie en de rechtsstaat door capaciteitsopbouw en;

  • 4. het tegengaan van radicalisering. De strategie richt zich primair op de zuidelijke Sahel-landen, te weten Mauritanië, Mali en Niger. Uitvoering zal in samenwerking met partners in de regio, in het bijzonder de AU en ECOWAS, geschieden.

De ministers concludeerden dat veiligheid en ontwikkeling niet kunnen worden gescheiden; de verbetering van de veiligheidssituatie in de Sahel is een integraal onderdeel van de economische groei en de vermindering van de armoede in de regio.

De ministers verzochten de HV en de Commissie om concrete voorstellen op te stellen voor de uitvoering van de strategie.

Bosnië-Herzegovina

De Raad nam conclusies aan met daarin een pakket maatregelen voor het EU-optreden in Bosnië-Herzegovina. De huidige twee EU-vertegenwoordigingen zullen worden geïntegreerd in één EU-delegatie met een sterk mandaat. De Bosnische autoriteiten worden opgeroepen hun verantwoordelijkheid te nemen snel de noodzakelijke hervormingen door te voeren. De strenge conditionaliteit voor verdere EU-toenadering wordt gehandhaafd. Ook voorziet het pakket in de mogelijkheid om bestaande GVDB-missies, inclusief EUFOR Althea, te herzien. Tenslotte heeft de Raad de mogelijkheid om tot sancties te besluiten bij niet-naleving van de Dayton-akkoorden. Hiertoe hebben de ministers een generiek sanctiebesluit aangenomen, dat middels een Raadsbesluit snel op individuen van toepassing verklaard kan worden.

Wit-Rusland

De ministers waren van mening dat de situatie in Wit-Rusland zorgwekkend blijft. Nog steeds worden oppositieleiders, journalisten en mensenrechtenverdedigers vastgehouden of hebben zij huisarrest. Een aantal van de arrestaties van 25 december jl. werd door de ministers veroordeeld. Daarnaast blijft het regime NGO’s en onafhankelijke krachten intimideren. De Raad besloot op basis van aanbevelingen van de ambassadeurs in Minsk de mogelijkheid van verdere stappen te onderzoeken. Het gaat hierbij onder andere om continue herziening van de visumbanlijst, erkenning als politieke gevangenen van aangeklaagde of veroordeelde oppositieleden, monitoring van politieke processen, opschorting van financiële samenwerking met het regime en andere economische maatregelen. De Raad besloot de lijst van personen voor wie een reisverbod en tegoedenbevriezing gelden, uit te breiden met 19 personen. Nederland blijft van mening dat maatregelen gericht moeten zijn tegen de autoriteiten, waarbij de bevolking niet onnodig getroffen wordt.

Naar boven