21 501-02 Raad Algemene Zaken en Raad Buitenlandse Zaken

Nr. 1026 BRIEF VAN DE MINISTER EN STAATSSECRETARIS VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 14 februari 2011

Graag bieden wij u hierbij aan de geannoteerde agenda van de Raad Algemene Zaken van 21 februari 2011.

De minister van Buitenlandse Zaken,

U. Rosenthal

De staatssecretaris van Buitenlandse Zaken,

H. P. M. Knapen

Geannoteerde agenda van de Raad Algemene Zaken d.d. 21 februari 2011

Follow-up ER 4 februari en voorbereiding maart – ER

De Raad zal spreken over de follow-up die gegeven zal worden aan de Europese Raad (ER) van 4 februari jl. (verslag ging uw Kamer toe op 8 februari jl.) en zal tevens de agenda bespreken van de ER van 24-25 maart aanstaande. Deze onderwerpen zullen door het voorzitterschap als één agendaonderwerp worden geagendeerd. Het voorzitterschap heeft de geannoteerde agenda van de maart-ER nog niet verspreid. Bespreking tijdens deze Raad Algemene Zaken (RAZ) betreft een procedureel agendapunt; de inhoudelijke voorbereiding van de maart-ER vindt plaats tijdens de RAZ van 21 maart a.s.

Toekomst cohesiebeleid

Op 10 november jl. publiceerde de Commissie het Vijfde Cohesieverslag. Dit verslag gaat in op de resultaten van het Cohesiebeleid in de periode mei 2007–november 2010. In een bijbehorend openbaar consultatiedocument schetst de Commissie de contouren van een toekomstig Cohesiebeleid. De Raad zal over dit laatste een oriënterend debat voeren en gevraagd worden in te stemmen met conclusies over het Vijfde Cohesieverslag en over de toekomst van het Cohesiebeleid.

Nederland is het eens met het Commissievoorstel om structuurfondsen voortaan gericht in te zetten op een beperkt aantal thema’s, gebaseerd op de doelen van de Europa 2020-strategie. Ook staat Nederland achter het voornemen van de Commissie om de administratieve lasten van het Cohesiebeleid te verlichten en om meer te sturen op resultaten. Nederland ziet echter weinig brood in het voornemen van de Commissie structuurfondsen afhankelijk te maken van pre-condities zoals het tijdig implementeren van richtlijnen ( «institutionele» conditionaliteit). Ook heeft Nederland twijfels over het Commissie-voornemen om Partnerschapsovereenkomsten voor Ontwikkeling en Investering te sluiten tussen Commissie en individuele lidstaten. Daarin zouden investeringsprioriteiten worden bepaald, afspraken vastgelegd over de financiering door de EU en door de lidstaten zelf, alsook doelstellingen gekwantificeerd en afspraken gemaakt over conditionaliteit. Nederland is geen voorstander van het voorstel om een tussencategorie tussen ontwikkelde en onderontwikkelde regio’s in het leven roepen; de zogenaamde «transitieregio’s». Nederland zal ervoor pleiten dat structuurfondsen en cohesiefondsen in de toekomst zullen worden gericht op de minst welvarende regio’s in de minst welvarende lidstaten. Hierdoor kan het aandeel van structuurfondsen in de EU-begroting in de toekomst substantieel dalen.

De kabinetsreactie op het consultatiedocument van de Commissie zal uw Kamer op zeer korte termijn worden toegezonden.

Naar boven