nr. 19
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN DEFENSIE
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
's-Gravenhage, 11 augustus 1995
In de vergadering van de vaste kamercommissie voor Defensie op 18 mei
jl. en het daarop volgende plenaire debat op 20 juni jl., heb ik u naar aanleiding
van een vraag van de heer Verkerk toegezegd na te gaan of er mogelijkheden zijn in plaats van de aan de veteranenpas verbonden reisfaciliteiten
telefoonkosten te vergoeden.
In overleg met de Stichting Dienstverlening Veteranen (SDV) is bezien
of er onder veteranen behoefte is aan een vergoeding van telefoonkosten en
zo ja, of dit praktisch uitvoerbaar zou zijn. De bevindingen van de SDV zijn
dat er geen algemene behoefte is aan deze vorm van vergoeding. Bij de administratie
van de keuze tussen reisfaciliteiten en telefoonkosten zou een aantal praktische
problemen ontstaan, in het bijzonder bij de registratie. Hierdoor zouden de
uitvoeringskosten te hoog worden.
Ik beschouw reünies als een belangrijke uitdrukking van zorg en erkenning
voor veteranen. Deelneming aan reünies bevordert de sociale contacten
en het groepsaspect heeft toegevoegde waarde. Ter ondersteuning hiervan zijn
de reisfaciliteiten in het leven geroepen. Vergoeding van telefoonkosten is
op individuele veteranen gericht en zou niet bijdragen aan de doelstellingen
van het veteranenbeleid.
Met een dergelijke uitbreiding zou bovendien een precedent worden geschapen,
waardoor mogelijk ook anderssoortige kosten ter discussie komen te staan.
Ik noem bijvoorbeeld de kosten van eigen vervoer naar een reünie, of
postzegels en dergelijke voor schriftelijke contacten. Dit zou leiden tot
een te grote versnippering van de financiële middelen die Defensie ter
beschikking staan en tot een buitensporige toename van de uitvoeringskosten.
Ik heb daarom besloten niet in te gaan op de suggestie van de heer Verkerk en mij te beperken tot het vergoeden van treinkaartjes van
veteranen die de reünies bezoeken.
Ik vertrouw erop u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.
De Staatssecretaris van Defensie,
J. C. Gmelich Meijling