21 477
Arbeidsvoorzieningsbeleid

nr. 54
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 3 mei 1995

De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid1 heeft op 5 april 1995 overleg gevoerd met minister Melkert van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over het Landelijk Beleidskader 1995 (LBK) van de Arbeidsvoorzieningsorganisatie en het ontwerp van de Landelijke begroting 1995 (21 477, nrs. 50 en 51).

Van het gevoerde overleg brengt de commissie bijgaand beknopt verslag uit.

Vragen en opmerkingen uit de commissie

Mevrouw Essers (VVD) ging ervan uit dat over de toekomstige plaats en invulling van de arbeidsvoorziening (ARBVO) nog zal worden gediscussieerd naar aanleiding van de rapportage van de commissie Van Dijk. Zij maakte uit de grote hoeveelheid reacties op, dat de brief van 30 maart jl. (21 477, nr. 51) de enorme ongerustheid in den lande over de gevolgen van de korting van 100 mln. op de rijksbijdrage niet heeft kunnen wegnemen, ook al is voor een aantal problemen inmiddels een oplossing gevonden. Zo is er nog steeds geen volledig inzicht in de regionale begrotingen en dreigt sluiting van Centra voor beroepsoriëntatie en beroepsoefening (CBB's). Is het juist is dat CBB's die zijn ondergebracht in de ARBVO-organisatie, worden ontzien? Hoewel zij er begrip voor had dat uit het verleden stammende verplichtingen tegenover het personeel van ARBVO worden gehonoreerd, stak het haar dat vooral aan het personeel op centraal niveau garanties zijn gegeven, terwijl op lager niveau werkgelegenheid in gevaar komt. In dit verband herinnerde zij eraan dat in het verleden vooral op centraal niveau de beheerskosten enorm stegen. Sluiting van CBB's of instituten voor basiseducatie achtte zij in strijd met het door de Kamer ingenomen standpunt dat niet gekort mag worden op scholing. Wordt dit alles veroorzaakt door verevening van oude schulden en zo ja, kan daarvoor dan niet een zodanige fasering worden gekozen dat wordt voorkomen dat in 1995 de scholingsinfrastructuur wordt afgebroken die juist voor de kansarmen op de arbeidsmarkt van zo groot belang is? Desnoods zou voor de financiering hiervan een beroep kunnen worden gedaan op de 10% van de middelen die de ARBVO-organisatie thans besteedt aan de draaggolf. Dit probleem moet hoe dan ook worden opgelost.

Mevrouw Vliegenthart (PvdA) vond dat het LBK op papier voldoet aan het uitgangspunt dat bezuinigingen in de eerste plaats moeten worden gezocht in de bureaucratie en de loonkostensubsidies en dat scholingsvoorzieningen buiten de wind worden gehouden, maar zette grote vraagtekens bij de uitwerking ervan op regionaal niveau. Door de bezuinigingen op de CBB's (17 mln.) zijn al vier instellingen gesloten, terwijl voor andere het perspectief onzeker wordt. De basiseducatie wordt bijna gehalveerd en er is onduidelijkheid over de banenpools. Kan een deel van de 45 mln. eenmalige liquiditeitsruimte worden gebruikt om dit soort knelpunten op te lossen of is dit budget reeds volledig gebruikt? Ook vroeg zij een toelichting op de constatering van de VNG dat in vergelijking tot 1994 het CBA-budget stijgt met 61 mln., terwijl regionale budgetten dalen met 155 mln. Blijkt ook hier niet uit dat vooral wordt bezuinigd op de uitvoering en zo ja, hoe verhoudt zich dat met de uitgangspunten van het LBK? Hoe verhoudt de bezuiniging van 100 mln. waarmee de grote steden worden geconfronteerd, zich tot de totale bezuiniging van 100 mln. op de rijksbijdrage voor ARBVO?

Mevrouw Vliegenthart maakte uit de stukken op dat de verevening van oude schulden van de ARBVO-organisatie ertoe leidt dat in de komende jaren veel forser moet worden bezuinigd dan was overeengekomen en dat dit vooral gevolgen heeft voor activiteiten die van groot belang zijn voor de aanpak van langdurige werkloosheid, terwijl aangegane verplichtingen buiten schot lijken te blijven. Om dit te voorkomen bepleitte zij om voor het wegwerken van oude schulden wat meer tijd te nemen. Kan in 1995 ruimte worden gecreëerd door betaalde dienstverlening mogelijk te maken? Ook vroeg zij een toelichting op de aanwending van ESF-middelen.

De heer Bakker (D66) leidde uit het enorme aantal ongeruste reacties op het LBK af dat er in de ARBVO-organisatie iets grondig fout dreigt te gaan. Het beeld is ontstaan dat sociale partners in het partijenakkoord vooral hun eigen positie hebben veiliggesteld. Doordat werkgelegenheid van medewerkers van ARBVO vooralsnog is gegarandeerd en voorrang is gegeven aan het leerlingwezen, kan slechts worden bezuinigd op de infrastructuur voor de scholing en bemiddeling ten behoeve van langdurig werklozen en kansarme groepen. Zo zijn er berichten over de sluiting van CBB's en de dreigende opheffing van Vrouwenvakscholen. Dit alles vond hij in strijd met de afspraak dat primair zou worden bezuinigd op het beheer van ARBVO en dat scholing zou worden ontzien. Hoewel ontwikkelingen in de afgelopen maanden enig vertrouwen in de toekomst rechtvaardigen (er komt een nieuwe directie voor het CBA en er is – ten koste van problemen later – eenmalig 45 mln. liquiditeitsruimte gecreëerd) bleef hij toch ongerust over de koers die wordt gevaren. De door het CBA verstrekte begrotingsoverzichten en de grote kortingen op scholingsmaatregelen duiden erop dat problemen in 1995 en 1996 grotendeels worden veroorzaakt door het versneld vereffenen van oude schulden. Daarbij zou een wat lager tempo moeten worden aangehouden, om de afbraak van scholingsinfrastructuur te voorkomen. Bezuinigingen moeten in een wat reëler tempo worden doorgevoerd en moeten op de juiste prioriteiten en posterioriteiten worden gericht. Wat is ervoor nodig om deze weg in te slaan? Naar aanleiding van goede resultaten die de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen op dit punt heeft geboekt vroeg hij ten slotte nog naar de resultaten van het overleg tussen de bewindsman van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en zijn collega van Financiën over het naar voren halen van wachtgelden.

Mevrouw Dankers (CDA) stelde het kabinet mede verantwoordelijk voor de gevolgen van de in gang gezette bezuinigingsoperatie voor de vele goede, kleinschalige activiteiten die op regionaal niveau worden ontplooid in het belang van de kansarmste groepen. Door het (centralistisch getinte) partijenakkoord van 1994 in het LBK en de begroting voor 1995 te verwerken, is ook het CBA hiervoor verantwoordelijk. De bezuinigingen en de gevolgen van het in het verleden gevoerde financiële beleid zijn er de oorzaak van dat thans slechts kan worden voldaan aan formele verplichtingen. Bezuinigingen worden ten dele afgewenteld op derden. Zo wordt het budget van de RBA's niet met 70 mln. maar met 155 mln. gekort om de bedrijfstaksgewijze scholing op landelijk niveau te ontzien. Zij deelde de zorg van de VNG over de beperking van de decentrale beleidsvrijheid bij de inzet van middelen. Vooral instellingen die zich richten op de kansarmste groepen en die nog niet zijn geïntegreerd in de ARBVO, dreigen hiervan de dupe te worden. In de ARBVO geïntegreerde instellingen treft weliswaar het verwijt dat de beheerskosten te hard zijn gegroeid, maar zij worden niet bedreigd in hun voortbestaan. Zij betwijfelde sterk of voldoende ruimte wordt gereserveerd om het ingezette beleid ten aanzien van CBB's, banenpools en regionale dienstencentra te continueren, zeker niet waar met name het beleid ten aanzien van banenpools op voorhand niet gericht was op het in stand houden ervan op lange termijn. Krijgen partijen met de sterkste lobby de beste reddingsoperatie? Wanneer is de inventarisatie van knelpunten bij de CBB's en de basiseducatie voltooid en wat wordt er met de resultaten daarvan gedaan? VNG-rapportages tonen aan dat regionale budgetten extra zijn gekort en dat RBA's rekeningen naar gemeenten doorschuiven, waardoor minder geld voor banenpool-plaatsen resteert en het aantal aanvragen voor bijzondere bijstand stijgt.

De in paragraaf 4 van de brief van 30 maart jl. genoemde oplossingen voor de problemen vond mevrouw Dankers ontoereikend. Onduidelijk is hoeveel het ESF oplevert en welke problemen daarbij spelen op het gebied van co-financiering. Verder wordt niet gemeld dat slechts een beperkt aantal gemeenten in aanmerking komt voor Melkert-banen en experimenten met inzet van uitkeringsgelden. Zij wees erop dat dit soort zaken bedoeld zijn als extra impuls om langdurig werklozen aan het werk te helpen en niet als substituut voor bijvoorbeeld banenpool-plaatsen. Samenwerking tussen ARBVO en uitkeringsorganen sociale zekerheid zal op den duur zeker efficiencywinst opleveren, maar het is volstrekt onvoldoende om de problemen in 1995 op te lossen. Ook vond zij het niet reëel om te stellen dat ARBVO ook van elders middelen voor activiteiten kan genereren, omdat dan de rekening grotendeels op het bord van de gemeenten wordt gelegd. Uiteindelijk wordt de doelgroep hiervan de dupe. Ten slotte benadrukte mevrouw Dankers haar verzet tegen het centralisme binnen de ARBVO-organisatie door te wijzen op de starre invulling van de KRA-regeling. Met het bedrag dat thans voor één geplaatste beschikbaar is, konden in het verleden de trajectbemiddelaars via een flexibele inzet van middelen het viervoudige bereiken.

De heer Rosenmöller (GroenLinks) zette, gezien de grote gevolgen die de bezuinigingen hebben voor de scholingsinfrastructuur, grote vraagtekens bij de toekomst van de ARBVO op centraal en regionaal niveau. De vele reacties van de betrokken organisaties maken duidelijk dat in het verleden uitgesproken zorg over het functioneren van de ARBVO met de brief van 30 maart niet is weggenomen. Aan 10 regio's is tot 3 april de tijd gegeven om alsnog een gekwalificeerde meerderheid achter de begroting te krijgen. Hoe staat het daarmee? Hij herinnerde aan de in 1994 gemaakte afspraak om primair te bezuinigen op beheerskosten, secundair op loonkostensubsidies en pas in de laatste plaats op scholing. Er is nu een plafond voor beheerskosten van 1085 mln., maar hoe hoog was dit in het verleden? Kan de minister de verwarring over de cijfers betreffende de bezuinigingen op beleidsuitgaven wegnemen? Is de signalering van de VNG juist, dat op beleidsuitgaven 200 mln. à 300 mln. wordt gekort? Hoe is de relatieve stijging van de CBA-begroting ten opzichte van de daling van de RBA-begroting te verklaren? Hoe zit het met de ESF-middelen?

De heer Rosenmöller vond het terecht dat de minister er in zijn brief van 30 maart jl. op wijst dat de RBA's zelf verantwoordelijk zijn voor het verwerken van de bezuinigingstaakstelling in hun begroting, maar hij miste daarbij de aanvulling dat moet worden voldaan aan de uitgangspunten van de partijenovereenkomst. Hij betwijfelde sterk of dit laatste ook echt is gebeurd. Uit de signalen over sluiting van CBB's, forse kortingen op basiseducatie en het verdwijnen van banenpool-plaatsen maakte hij op dat er onvoldoende ruimte is gereserveerd om beleidsuitgaven ten behoeve van het ingezette beleid op deze terreinen te continueren. Welke gevolgen trekt de minister hieruit? Dreigen banenpool-plaatsen als gevolg van dit beleid te worden omgeruild voor Melkert-banen? Kan de overheidsgeleding in het CBA tegen de achtergrond van dit alles eigenlijk wel haar goedkeuring aan de RBA-begrotingen geven? Hoe reageert de minister op de signalering van de VNG dat samenwerking tussen de RBA's gemeenten verslechtert en hoe verhoudt dit zich tot de nadruk die hierop bijvoorbeeld in het kader van de Algemene bijstandswet wordt gelegd?

De heer Van der Vlies (SGP) onderstreepte het belang van fundamentele discussie over de toekomst van de ARBVO-organisatie. In dit verband vond hij het typerend dat thans geen landelijk meerjarig beleidskader (LMBK) aan de orde is. Het wegvallen van de «M» uit de afkorting geeft de op dit terrein bestaande beleidsimpasse aan.

De heer Van der Vlies wees erop dat de minister zijn opstelling in het CBA zal moeten toetsen aan de vereisten die in samenspraak tussen Staten-Generaal en regering zijn overeengekomen. Beoordeeld moet worden of de uit de bezuiniging op de ARBVO voortvloeiende pijn naar behoren is verdeeld over het landelijke en het regionale niveau, mede gelet op de te voorziene effecten van een en ander. Uit signalen maakte hij op dat de problemen te zeer zijn doorgeschoven naar de regio. Gezien de dreigende teloorgang van de scholingsinfrastructuur twijfelde ook hij aan een goede verdeling van de bezuinigingen over de beheers- en de beleidscomponent van de ARBVO. Voorkomen moet worden dat instituten die straks hard nodig zijn, nu worden afgebroken. Hoe staat het met de besluitvorming over de regionale begrotingen? Waartoe leiden eventuele aanwijzingen? Hoe reëel zijn de in paragraaf 4 van de brief van 30 maart jl. beschreven alternatieve beleidsinitiatieven op regionaal niveau? Hij waarschuwde voor substitutie van banenpool-plaatsen door Melkert-banen. Ten slotte wees hij erop dat de eenmalige aanpassing van het kasritme in de KBS later zal moeten worden gecompenseerd. Hoe wordt de aldus verkregen 45 mln. besteed?

Het antwoord van de minister

De minister attendeerde de Kamer erop dat hij in het kader van de ARBVO naast zijn functie als minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid vooralsnog ook nog een rol speelt als deelnemer aan de overheidsgeleding binnen het CBA. Als minister achtte hij zich gehouden om de ARBVO-begroting te toetsen op basis van de bij of krachtens de wet gestelde regels, maar als deelnemer in de overheidsgeleding in het CBA voelde hij zich verplicht om een actieve en waar nodig assertieve rol te spelen in de besluitvorming, teneinde te bereiken dat het eindresultaat zo dicht mogelijk komt te liggen bij wat in overleg tussen regering en staten-generaal naar voren kwam.

In het regeerakkoord is de ruimte voor ARBVO beperkt, omdat door de Kamer breed het gevoelen werd gedeeld dat op dit gebied een beleid moest worden ontwikkeld waarin de tering meer naar de nering zou worden gezet. Een extra complicerende factor is dat het verplichtingenniveau in het verleden door ARBVO te laat is aangepast aan de kortingen die ook toen al werden doorgevoerd. Daarnaast was er nog de erfenis van de «negatieve bruidsschat» en een eerder akkoord waarin werd overeengekomen om kwesties met gesloten beurzen af te handelen. Omdat het budget voor beleidsuitgaven veel van dit soort oude verplichtingen bevat die in 1995 tot uitgave komen, doen zich in die sector vooral bij de nieuwe verplichtingen knelpunten voor. De beperkte ruimte die het regeerakkoord ARBVO in de komende jaren biedt, verhindert namelijk om het uit het verleden stammende liquiditeitstekort (ongeveer 200 mln.) naar de toekomst te blijven doorschuiven. Desgevraagd zegde hij toe de Kamer schriftelijk te informeren over de precieze omvang van de hierdoor noodzakelijke ombuigingen. Verder wees hij erop dat ook de crediteuren van de ARBVO-organisatie geen genoegen zullen nemen met eindeloos uitstel van betalingen. Onaanvaardbaar vond hij het dat tot op heden niet kan worden beschikt over gegevens van de RBA's, op grond waarvan de ARBVO-organisatie grondig kan worden geanalyseerd. Dit soort gegevens wenste hij zo snel mogelijk centraal aangeleverd te krijgen.

Op basis van de in 1994 gesloten partijenovereenkomst dient in de komende jaren krachtig te worden ingegrepen om nog ernstiger problemen in een verdere toekomst te voorkomen. De inhoud van dit akkoord gaf de minister vertrouwen dat de problemen oplosbaar zullen zijn. Hoewel de rijksbijdrage in de periode 1996–1998 400 mln. lager uitvalt, kunnen daaruit voortvloeiende problemen worden opgevangen omdat met het vorderen van de tijd steviger kan worden omgebogen op het beheer, meer eigen inkomsten kunnen worden gegenereerd en ook uit de Europese fondsen hogere bijdragen kunnen worden verkregen. Zodoende ontstaat er naar verwachting na 1998 zelfs weer wat ruimte. Dit laat onverlet dat er zich in de tussentijd forse problemen zullen voordoen. Gezien de periode die moet worden overbrugd zag hij geen heil in een verlaging van het tempo waarin liquiditeitsproblemen moeten worden aangepakt. Op deze manier kan voor sommige onderdelen soms wellicht enige ruimte worden geboden, of kan op andere wijze de pijn iets worden verzacht, mits problemen maar niet op onverantwoorde wijze naar de toekomst worden verschoven. Randvoorwaarde is, dat voorkomen moet worden dat de essentiële infrastructuur van ARBVO teloor gaat. Korting op de 10% die ARBVO besteedt aan de draaggolf wees hij in dit verband af, omdat dit direct ten koste zou gaan van degenen die (hoewel zij onder beheer vallen) belast zijn met de bemiddeling tussen vraag en aanbod op de arbeidsmarkt. Hoewel hij het een hard gelag vond dat in een tijd waarin alles op alles wordt gezet om werkgelegenheid te creëren, als gevolg van erfenissen uit het verleden drastisch moet worden gekort op het personeel van de ARBVO-organisatie, onderschreef hij ten volle dat ARBVO een zo efficiënt mogelijk beheer moet voeren. In vergelijking tot 1994 wordt in 1995 op de uitgaven daarvoor dan ook zo'n 65 mln. bezuinigd. Hij bestreed dat er als het ware een hek rondom het personeel van ARBVO zou zijn geplaatst. In 1995 sloot hij een verdere ombuiging in de personeelssfeer dan ook niet uit, al waarschuwde hij voor al te grote verwachtingen op dit punt. De pijn die op dit gebied moet worden geleden zou wat kunnen worden verzacht als ook overheidsinstellingen vacatures consequent melden bij de arbeidsbureaus. Signalen van de VNG over een achteruitgang in de samenwerking tussen ARBVO en de gemeenten waren voor hem aanleiding om te laten onderzoeken welke invloed keuzes van RBA's hierop hebben. In dit verband wees hij erop dat in de toekomst juist een hechte samenwerking nodig is.

De minister bestreed dat er een discrepantie is tussen wat centraal op het gebied van het beheer wordt gedaan en problemen waarmee het regionale niveau wordt geconfronteerd. In verband met dit laatste wees hij erop dat problemen mede zijn veroorzaakt doordat de Kamer kortingen op onder andere de KBS-regeling (het leerlingwezen) zo goed als uitsloot. Het beperkte financiële kader en het tempo waarin beheersuitgaven zijn om te buigen veroorzaken knelpunten elders. De daaruit voortvloeiende pijn zou wat kunnen worden verzacht door winst die wordt geboekt bij ombuigingen op beheersuitgaven te besteden in de sfeer van het beleid. Ook zal in het CBA-bestuur het standpunt worden verdedigd dat de 45 mln. liquiditeitsruimte gedurende zo'n twee jaar moet worden gebruikt om de instandhouding van essentiële scholingsinfrastructuur te financieren. Tegemoetkoming in de knelpunten bij de Vrouwenvakscholen en de scholingsinstellingen voor gehandicapten vergt ongeveer 10 mln., zodat voor de CBB's en de instellingen van basiseducatie nog zo'n 35 mln. resteert. Terzijde wees hij erop dat het in de toekomst onderbrengen van de basiseducatie bij het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen weliswaar leidt tot een verschuiving in de financiering ervan, maar dat daarmee geen oplossing is geboden voor het voor de ARBVO zo belangrijke onderwijs in het Nederlands als tweede taal. Het kabinet zal zich over dit probleem nog buigen. Het overleg met het ministerie van Financiën over de wachtgeldproblematiek is nog niet afgesloten. De minister bevestigde in dit verband dat de «Ritzen-shuffle» niet onopgemerkt is gebleven.

Wijzend op de marginaal dalende begroting voor beleidsuitgaven (1994: 1,116 mld. – 1995: 1,112 mld.) bestreed de minister met kracht de suggestie als zou er minder worden gedaan aan begeleiding van werkzoekenden en zou het 40 000-banenplan slechts bedoeld zijn als substitutie van banenpool-plaatsen. Ondanks mogelijke verschillen per RBA blijft het totaal aantal banenpool-plaatsen in dezelfde orde van grootte. Van groot belang vond hij het dat daar bovenop in 1995 nog circa 200 mln. beschikbaar is gesteld om 5000 echte banen voor langdurig werklozen te creëren. Het budget van de Kaderregeling arbeidsinpassing (KRA) is niet geoormerkt voor werkervaringsplaatsen. Binnen het door het CBA bepaalde plafond kan dit budget vrij worden besteed voor de instrumenten die onder deze regeling vallen. Desgevraagd zegde hij toe de Kamer hierover nader schriftelijk te rapporteren. Ook zegde hij toe de Kamer schriftelijk te informeren over de relatieve stijging van het CBA-budget ten opzichte van het regionale budget in 1995. Op voorhand verklaarde hij dat dit wordt veroorzaakt doordat kasuitgaven voor de KBS-regeling in 1994 lager waren dan was begroot.

Omdat er reeds van uit is gegaan dat ARBVO in 1995 veel meer dan in 1994 in staat zal zijn om via tariefstelling en retributies eigen middelen te genereren zag de minister geen mogelijkheid tot verdere uitbreiding van deze financieringswijze. In totaal was voor de diverse ESF-doelstellingen in de periode 1990–1993 jaarlijks een bedrag beschikbaar dat opliep van 100 mln. tot 370 mln. Vanaf 1994 stijgt dit tot jaarlijks ongeveer 400 mln. à 450 mln. Dit mag niet zonder meer worden opgeteld bij het ARBVO-budget, omdat beschikbaarstelling ervan is geconditioneerd. In het belang van een gedegen arbeidsmarktbeleid nam de minister zich voor om gemeenten en RBA's te attenderen op een optimaal gebruik van deze middelen. Bij de begroting voor 1996 zal het voorgestane ESF-beleid uiteen worden gezet.

Ten slotte onderstreepte de minister (desnoods via wetgeving) flinke vorderingen te willen maken bij de bevordering van efficiency en een scherpe prioriteitstelling in alle geledingen van de ARBVO-organisatie. IJkpunt bij het nemen van de noodzakelijke maatregelen is, dat zoveel mogelijk moet worden voorkomen dat de mensen die op ARBVO zijn aangewezen, de dupe worden en dat er alles aan wordt gedaan om gestelde ambities te halen. In dit verband wees hij erop dat in tabel 3.1 van het LBK (blz. 27) opgenomen taakstellingen voor 1995 aantonen dat ARBVO zich erop richt om, zij het met minder geld, beter te presteren. Gezien de sleutelrol die ARBVO in het kabinetsbeleid vervult, zal nauwgezet worden bewaakt en zal er ook actief aan worden bijgedragen dat deze ambitie wordt waargemaakt. In antwoord op door mevrouw Essers en de heer Rosenmöller uitgesproken scepsis over de haalbaarheid van de taakstellingen gezien de gang van zaken in het verleden, wees de minister erop dat het CBA de taak die het zichzelf in 1994 stelde, ruimschoots heeft gehaald. Derhalve zag hij geen reden om er op voorhand van uit te gaan dat dit in 1995 niet zal lukken. Zonder het belang van de CBB's, instellingen van basiseducatie en dergelijke te willen bagatelliseren, wees hij er ten slotte op dat dit middelen zijn bij de uitvoering van de missie van ARBVO: mensen aan de slag helpen. Aan de mate waarin ARBVO daarin slaagt kan worden afgemeten of men op de goede weg is.

De voorzitter van de commissie,

De Jong

De griffier van de commissie,

Pe


XNoot
1

Samenstelling: Leden: Groenman (D66), M.M.H. Kamp (VVD), Doelman-Pel (CDA), Biesheuvel (CDA), Vliegenthart (PvdA), De Jong (CDA), voorzitter, Scheltema-de Nie (D66), Van Middelkoop (GPV), Schimmel (D66), Rosenmöller (GroenLinks), Van Zijl (PvdA), Bijleveld-Schouten (CDA), Middel (PvdA), Van Hoof (VVD), Boogaard (AOV), Noorman-den Uyl (PvdA), Vreeman (PvdA), Adelmund (PvdA), Dankers (CDA), Marijnissen (SP), Essers (VVD), Van der Stoel (VVD), Van Dijke (RPF), Bakker (D66), Klein Molekamp (VVD).

Plv. leden: Giskes (D66), Hoogervorst (VVD), Soutendijk-van Appeldoorn (CDA), Esselink (CDA), Van Nieuwenhoven (PvdA), Terpstra (CDA), Van Rooy (CDA), Van der Vlies (SGP), Fermina (D66), Rabbae (GroenLinks), Van der Ploeg (PvdA), Wolters (CDA), Dijksma (PvdA), Cherribi (VVD), Nijpels-Hezemans (AOV), Kalsbeek-Jasperse (PvdA), Witteveen-Hevinga (PvdA), Apostolou (PvdA), Boers-Wijnberg (CDA), J.M. de Vries (VVD), B.M. de Vries (VVD), Leerkes (Unie 55+), Van Vliet (D66), Hofstra (VVD).

Naar boven