nr. 37
ZESDE NOTA VAN WIJZIGING
Ontvangen 17 november 1995
Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 15m komt te luiden:
Artikel 15m
Ten aanzien van het plan en de in artikel 15b, eerste lid, bedoelde besluiten,
die reeds zijn vastgesteld of goedgekeurd voor het tijdstip van inwerkingtreding
van deze wet en die nog niet onherroepelijk zijn geworden, blijft het recht
zoals het gold voor dat tijdstip van toepassing.
Toelichting
Tijdens de mondelinge behandeling van het voorstel van Wet op de waterkering
door de Tweede Kamer op 16 november jl. heeft de heer Van den Berg aandacht
gevraagd voor het overgangsrecht, zoals dit is vervat in artikel 15m van het
wetsvoorstel. Hij heeft er zijn zorg over uitgesproken dat de consequentie
van artikel 15m, eerste lid, is dat dijkversterkingsplannen die zo ver gereed
zijn dat zij spoedig na de inwerkingtreding van de nieuwe wet kunnen worden
vastgesteld met toepassing van de nieuwe wet, als gevolg van artikel 15m,
eerste lid, pas kunnen worden bekendgemaakt nadat tenminste 13 weken verstreken
zijn na inwerkingtreding van de nieuwe wet, wil niet het oude recht van toepassing
zijn. Naar zijn oordeel is dit een ongewenst gevolg van de voorgestelde overgangsbepaling.
Waterschappen die snel willen doorwerken moeten derhalve plannen enige tijd
laten liggen, omdat zij anders niet onder het nieuwe recht vallen, maar onder
het oude recht. Die waterschappen willen evenwel zo snel mogelijk gebruik
maken van het nieuwe recht.
Ook de heren Blauw en Van Waning hebben de aandacht gevraagd voor dit
punt.
Dezerzijds heb ik toegezegd het probleem nader te onderzoeken en op korte
termijn een brief aan de Kamer te zenden.
Het onderzoek heeft opgeleverd dat erkend wordt dat het door de heer Van
den Berg aan de orde gestelde punt een probleem is. In de onderhavige
nota van wijziging wordt dan ook een andere overgangsbepaling voorgesteld,
waarmee het probleem dat waterschappen 13 weken na het tijdstip van inwerkingtreding
van de wet met de vaststelling van het plan zouden moeten wachten teneinde
gebruik te kunnen maken van de op aanzienlijke bekorting van de procedures
gerichte bepalingen van het wetsvoorstel, wordt ondervangen.
Voorgesteld wordt nu dat het overgangsrecht in vergelijking met het oorspronkelijke
artikel 15m een beperkter werkingssfeer heeft en slechts ziet op de gevallen
waarin de betrokken plannen en overige besluiten (vergunningen, ontheffingen,
vrijstellingen e.d.) reeds zijn vastgesteld onderscheidenlijk goedgekeurd
onder de vigeur van het oude recht. Het gaat met andere woorden erom dat het
overgangsrecht alleen van toepassing is in de gevallen waarin reeds bestuurlijk
is beslist en vervolgens een bezwaar- of beroepsprocedure aanhangig is. In
de nieuwe overgangsbepaling is er niet langer reden onderscheid te maken tussen
besluiten op aanvrage en ambtshalve besluiten. Mede daarom is de nieuwe overgangsbepaling
aanzienlijk eenvoudiger.
Met name indien te verwachten is dat de aanhangige (bezwaar- of beroeps)procedures
snel zijn afgerond en vervolgens het project uitvoeringsgereed is, is er behoefte
aan overgangsrecht en zou het niet aangewezen zijn het nieuwe recht op deze
procedures van toepassing te verklaren, hetgeen immers met zich zou brengen
dat alle procedures opnieuw en wel volgens de nieuwe bepalingen zouden moeten
worden gevolgd.
De Minister van Verkeer en Waterstaaat,
A. Jorritsma-Lebbink