20 668 (R 1354)
Wijziging van de wet van 4 april 1892, houdende instelling van de Orde van Oranje-Nassau, en de wet van 29 september 1815, houdende instelling van de Orde van de Nederlandse Leeuw, alsmede instelling van de Raad voor de civiele orden

nr. 29
MOTIE VAN DE LEDEN POPPE EN OEDAYRAJ SINGH VARMA

Voorgesteld 14 juni 1995

De Kamer,

gehoord de beraadslaging;

constaterende, dat in het nieuw in te voeren decoratiestelsel in artikel 14 het automatisme van toekenning van decoraties aan ministers, staatssecretarissen en volksvertegenwoordigers gehandhaafd blijft;

van mening, dat het bekleden van deze functies op zich geen reden is voor het verlenen van een onderscheiding;

van mening, dat het zeer onwenselijk is indien de regering oordeelt over welke bewindslieden en volksvertegenwoordigers in aanmerking komen voor een onderscheiding en welke niet;

spreekt uit, dat de verlening van onderscheidingen aan ministers, staatssecretarissen en volksvertegenwoordigers op grond van hun functie of gewezen functie af geschaft moet worden;

en verzoekt de regering het onderhavige Reglement overeenkomstig te wijzigen,

en gaat over tot de orde van de dag.

Poppe

Oedayraj Singh Varma

Naar boven