nr. 27
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
's-Gravenhage, 16 mei 1995
Heden is in het Staatsblad verschenen het Reglement op de Orde van
de Nederlandse Leeuw en de Orde van Oranje-Nassau. Met dit reglement
wordt uitvoering gegeven aan de artikelen 14 en 13 van respectievelijk de
wet van 1815, houdende instelling van de Orde van de Nederlandse Leeuw (Stb.
47) en de wet van 4 april 1892, houdende de instelling van de Orde van Oranje-Nassau
(Stb. 55). Een exemplaar van dit reglement treft u bijgaand aan.1
Een eerste concept van dit reglement (kamerstukken II 1989/90, 20 668
(R 1354), nr. 9) is eerder met de kamers uitvoerig besproken. Naar aanleiding
van de opmerkingen van de kamers zijn verschillende wijzigingen aangebracht.
Zo is het onderscheidend criterium voor de Orde van Oranje-Nassau (artikel
2) aangescherpt, waardoor beter tot uitdrukking komt dat de nadruk ligt op
de bijzondere verdienste van betrokkene. Het element van de karaktervolle
en voorbeeldige plichtsvervulling kan daarbij een rol spelen, maar heeft geen
doorslaggevende betekenis.
Artikel 3 van het aan de kamers voorgelegde concept-reglement, waarin
de graden van Ridder Grootkruis en Grootofficier in de Orde van Oranje-Nassau
werden voorbehouden aan buitenlanders en de eremedailles ten aanzien van buitenlanders
werden gehandhaafd, is, zoals toegezegd in de memorie van antwoord aan de
Tweede Kamer, geschrapt (kamerstukken II 1991/92, 20 668 (R 1354)
nr. 12, blz. 18).
Naar aanleiding van de opmerkingen met betrekking tot artikel 14 zijn
aan de daarin genoemde personen toegevoegd de Nederlandse leden van het Europese
Parlement (eerste lid, onderdeel b,) en is de eis dat leden van de Staten-Generaal
twee maal zijn herkozen en ten minste tien achtereenvolgende jaren zitting
hebben gehad, vervangen door de eis dat zij twee maal zijn herkozen en ten
minste tien jaren zitting moeten hebben gehad (artikel 14, eerste lid, onderdeel
a). Dienovereenkomstig is ook ten aanzien van leden van de provinciale staten
en de gemeenteraden in Nederland en van de eilandsraden van de Nederlandse
Antillen de eis van twaalf achtereenvolgende jaren vervallen en
vervangen door twaalf jaren zitting hebben in totaal.
Het streven is erop gericht om de uitreiking van de onderscheidingen ter
gelegenheid van de viering van de verjaardag van de Koningin in 1996 overeenkomstig
het nieuwe stelsel te doen plaatsvinden. Dit streven komt ook tot uitdrukking
in artikel 19 van het reglement, dat voorziet in een overgangsregeling. Om
dit streven te realiseren, dient zo spoedig mogelijk, liefst nog voor het
zomerreces, duidelijkheid te bestaan over het nieuwe stelsel, zodat met de
voorlichting over het nieuwe stelsel kan worden gestart. Ik ben daarom verheugd
dat eind mei reeds het algemeen overleg over het reglement met de vaste commissie
van de Tweede Kamer voor Binnenlandse Zaken kan plaatsvinden.
Ik vertrouw erop u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.
De Minister van Binnenlandse Zaken,
H. F. Dijkstal