20 644
Informatievoorziening openbare sector

nr. 26
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 13 maart 1996

De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken1 heeft op 8 februari 1996 overleg gevoerd met staatssecretaris Kohnstamm van Binnenlandse Zaken en staatssecretaris Nuis van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen over hun brief d.d. 27 november 1995 inzake het project «Digitale duurzaamheid» (MLG-beleid (20 644, nr. 25)).

Van het gevoerde overleg brengt de commissie bijgaand beknopt verslag uit.

Vragen en opmerkingen uit de commissie

De heer Valk (PvdA) stelde vast dat het met het digitale geheugen van de overheid is gesteld als met de ziekte van Alzheimer: als het geheugen eenmaal is gewist, komt het nooit meer terug. Het gevaar van een dementerende overheid is niet ondenkbeeldig. De problemen rondom hardware, software en bestandenbeheer zijn niet gering en mogen absoluut niet worden onderschat. De ontwikkelingen op digitaal terrein gaan razendsnel en zaken verouderen navenant. Een ander probleem betreft de houdbaarheid van digitale gegevens. Er is nog geen structureel beleid ontwikkeld voor het tijdig overzetten van die gegevens. Verder is de bewijsvoering in het geding. Een brief is gemakkelijker te autoriseren dan een geautomatiseerd bestand waarmee bovendien gemakkelijk kan worden gemanipuleerd. Verder voorzag de heer Valk bij ongewijzigd beleid problemen met betrekking tot de openbaarheid en toegankelijkheid van digitale documenten.

Een concreet en systematisch beleid dat anticipeert op te voorziene ontwikkelingen is dringend gewenst. In ieder geval zal antwoord moeten worden gegeven op de vraag wat en wanneer de komende tijd zal worden gedaan en door wie. Eigenlijk zou daartoe nog dit jaar een plan van aanpak moeten worden opgesteld, waarin ook aandacht wordt besteed aan beveiliging, conservering en problemen met betrekking tot bewijsvoering en toegankelijkheid. De bepaling in de Archiefwet dat bestanden na twintig jaar moeten worden overgedragen aan een archiefdienst is ook van toepassing op digitale archieven. De vraag dient te worden gesteld of die periode niet te lang is. Er dienen bovendien extra financiële en personele middelen beschikbaar te worden gesteld voor een adequaat beleid op dit gebied.

Bestanden dienen systematisch te worden overgezet om te voorkomen dat ze verloren gaan, maar het is nog maar de vraag of dit voldoende is om de problemen afdoende het hoofd te bieden. Wellicht dient op een centrale plaats hardware en software bewaard te blijven opdat belangrijke informatie niet verloren gaat.

In 1991 kwam de Algemene Rekenkamer met een rapport over machineleesbare gegevensbestanden waarin de Rijksarchiefdienst te kennen gaf niet een belangrijke rol voor zich te zien weggelegd met betrekking tot archivering van deze MLG's omdat ze cultureel en historisch nauwelijks van belang zouden zijn. Deelt staatssecretaris Nuis deze visie of is de Rijksarchiefdienst inmiddels op andere gedachten gekomen? Welke rol zal de Rijksarchiefinspectie spelen in haar contacten met andere rijksorganen?

Ten slotte herinnerde de heer Valk aan de toezegging van minister d'Ancona in 1990 dat elk jaar in de memorie van toelichting bij de afzonderlijke begrotingshoofdstukken een passage zou worden gewijd aan het archiefbeleid op de departementen. Een paar jaar is dat goed gegaan, maar in 1995 kweten alleen Algemene Zaken, Buitenlandse Zaken, LNV, OCW, SZW, VROM en Verkeer en Waterstaat zich van deze taak. In 1996 hebben alleen nog maar Verkeer en Waterstaat, Algemene Zaken, Buitenlandse Zaken, VROM en SZW een paragraaf gewijd aan het departementale archiefbeleid. Wil de staatssecretaris van OCW, die er ongetwijfeld voor zal zorgen dat ook zijn departement weer van de partij zal zijn, er bij andere departementen op aandringen in de komende memories van toelichting bij de begroting wederom aandacht te besteden aan het archiefbeleid?

Mevrouw Assen (CDA) zei dat het CDA het eens is met beide staatssecretarissen dat het probleem van het beheer en het bewaren van digitale gegevensbestanden om een adequate aanpak vraagt. Het gevaar van verloren raken van informatie, mede tengevolge van technologische ontwikkelingen, is daarbij een belangrijk facet. Zij deelde de mening van de bewindslieden dat een goed beheerssysteem voor digitale archivering alsmede de daarbij behorende meta-informatie van grote betekenis is. Het is daarom noodzakelijk te komen tot een deugdelijke digitale archivering (een betere term dan «digitale duurzaamheid»).

Bij dat alles is het noodzakelijk, dat er een goed plan van aanpak komt waarin deze aspecten zijn opgenomen en waarvoor een duidelijke centrale aansturing plaatsvindt. Helaas ontbreekt een dergelijk plan van aanpak in de brief. Er wordt wel gesproken over regelgeving, voorlichting en een pakket van maatregelen met betrekking tot het archiefbeheer, maar er is geen strategie ontwikkeld voor het opzetten, implementeren en controleren van een systeem van digitale archivering. In dat plan van aanpak zou aangegeven moeten worden welke concrete acties daarvoor nodig zijn en hoe hiervoor medewerkers moeten worden opgeleid. In de brief wordt gesproken over het mobiliseren van personele en financiële middelen, maar dat wordt verder niet toegelicht.

De voorgenomen maatregelen moeten niet alleen worden voorzien van een goed strategisch plan, maar ook van een tijdschema, een kostenraming en de gevolgen voor de inzet, opleiding (omscholing en werkwijze) van medewerkers. Van dit alles ontbreekt zelfs maar een indicatie.

Mevrouw Assen herhaalde dat dit project moet worden aangestuurd vanuit een centraal punt, zeker in de start- en implementatiefase. In de brief wordt melding gemaakt van de huidige verdeling van verantwoordelijkheden. Die verdeling kan worden gehandhaafd als het project gerealiseerd is, maar in de tussentijd zal meer centrale coördinatie en controle nodig zijn. Het is een gemis dat niet wordt aangegeven wie dit project gaat uitvoeren en wie de voortgang controleert en de financiën bewaakt.

Het probleem van technische ontwikkelingen is niet zozeer dat er nieuwe middelen en apparatuur komen, maar heeft veeleer te maken met de conversie. Dit probleem wordt wel gesignaleerd maar niet opgepakt. Een afstemming tussen nationale, regionale en lokale archieven is van groot belang.

Zal alle informatie die onder de Archiefwet valt voor digitalisering in aanmerking komen? Zo niet, op welke basis wordt dan geselecteerd? Mevrouw Assen was overigens van mening dat de Archiefwet als uitgangspunt moet worden genomen, ook voor de digitale bestanden.

Het papieren archief is toegankelijk voor alle burgers en dat moet ook gelden voor het digitale archief. Hoe kan worden gerealiseerd dat dit archief toegankelijk is voor de burgers, ook voor degenen die niet beschikken over digitale toegangsmiddelen? Is die informatie gratis toegankelijk?

Er dient ook aandacht te worden besteed aan de beveiliging van toegankelijke en niet-toegankelijke informatie. De informatie moet worden behoed voor vervorming.

Ten slotte merkte mevrouw Assen moeite te hebben met de term «het collectieve digitale geheugen van onze samenleving». Digitaal is een opslag- en coderingsvorm en geen kwalificatie van het collectieve geheugen.

De heer Jeekel (D66) zei dat het openbaar bestuur moet oppassen zijn geheugen te verliezen. Die noodkreet klinkt op uit de rapportages van de Rijksarchiefdienst, waarvan vooral het rapport «Het heden onthouden» een goede toegang geeft tot de problematiek van de digitale duurzaamheid. De twee kernproblemen betreffen conservering en conversie. Van groot belang is de vraag wat nu wel en niet een archiefstuk wordt als het gaat om het opzetten van digitale bestanden. Hoe worden de digitale bestanden bewaard en hoe kan ervoor worden gezorgd dat ze toegankelijk blijven?

De heer Jeekel constateerde dat de eindinformatie blijft, maar dat de wijze waarop die informatie wordt vergaard en beheerd onnavolgbaar kan worden. Het proces tussen basis- en eindinformatie wordt zo langzamerhand erg ondoorzichtig.

Een tweede aspect is dat de archiefbeheerders, de directies O&I en de (hogere) beleidsfunctionarissen zeker niet dezelfde taal spreken. Hieraan zal zeker aandacht moeten worden besteed in het project «digitale duurzaamheid».

In de derde plaats is sprake van een geringe probleemonderkenning door hogere functionarissen. Het archief is voor hen ver weg en de afstand tot cruciale en strategische informatie is erg groot. Deze functionarissen zouden meer inzicht moeten hebben in de archiveringsaspecten van hun werk.

In de vierde plaats mag niet worden gevlucht in een vlucht in regeltjes, in disciplinering en een beroep op grotere zorgvuldigheid. Dit laatste moet zeker worden nagestreefd, maar is niet voldoende voor een voldoende adequate aanpak.

Ten slotte constateerde de heer Jeekel dat er onvoldoende hulp is vanuit de automatiseringwereld bij het oplossen van problemen die samenhangen met digitale duurzaamheid.

Op grond van dit alles suggereerde de heer Jeekel de projecten niet te technisch van aard te laten zijn. Het gaat in eerste instantie om sensibilisering van alle betrokkenen en daartoe kunnen werkconferenties en simulaties van «rampen» van grote betekenis zijn. Allereerst dienen een groter draagvlak en een bredere erkenning van de problemen te worden gerealiseerd.

Uit de brief destilleerde de heer Jeekel drie projecten. In de eerste plaats het opstellen van regels voor duurzaamheid van en toegankelijkheid tot archieven van cultureel erfgoed. In de tweede plaats voorlichting over risico's en dilemma's, samenhangend met digitale informatievoorziening. In de derde plaats een samenhangend pakket van maatregelen dat tegelijkertijd ook het meest vage project is. De heer Jeekel zei twee projecten te missen die wel in de BIOS-nota worden genoemd: het project «digitale duurzaamheid» en het project «doorzicht», dat erop is gericht de beleidsinformatie op de departementen elektronisch toegankelijk te maken. Dit project kan overigens alleen maar slagen als er sprake is van een groot politiek commitment. Hoe is de precieze samenhang tussen al deze projecten en welk tijdschema wordt daarbij gehanteerd? Het leek de heer Jeekel wenselijk dat de commissie zich buigt over de vraag wanneer opnieuw met de regering moet worden gediscussieerd over de voortgang van al deze projecten.

Zal er in de periodieke rapportage van de Algemene Rijksarchivaris speciale aandacht worden besteed aan het vraagstuk van de digitale informatievoorziening?

Gemeld is dat de Archiefwet dient te worden gewijzigd, gericht op de erkenning van de formele status van elektronische informatie. Is dit hetzelfde als de nadere regels op grond van het Archiefbesluit die zeer onlangs zijn gepubliceerd?

Ten slotte vroeg de heer Jeekel wat de bewindslieden doen met het algemene gevoelen dat het conversieprobleem het belangrijkste is en hoe dit gaat doorwerken in de diverse projecten.

De heer Kamp (VVD) betoogde dat hij aanvankelijk niet goed de boodschap van deze brief begreep, maar toen hij tot twee keer toe las dat er uiteraard en vanzelfsprekend sprake is van een goede afstemming tussen de ondertekenaars begreep hij dat er kennelijk enkele afstemmingsproblemen zijn. De staatssecretaris van OCW blijkt verantwoordelijk te zijn voor het toezicht op de ministers en bestuurders van provincies, gemeenten en waterschappen als het gaat om het archiefbeheer; hij mag bepalen welke bestanddelen van het culturele erfgoed voor permanente bewaring in aanmerking komen. De staatssecretaris van Binnenlandse Zaken heeft een coördinerende verantwoordelijkheid als het gaat om de documentaire informatievoorziening binnen de rijksdienst en de informatievoorziening in de gehele openbare sector. Om staatssecretaris Nuis in staat te stellen zijn werk (het garanderen van de kwaliteit van de archivering) goed te doen, moet staatssecretaris Kohnstamm ervoor zorgen dat de vastlegging in orde is.

De heer Kamp zei uit de brief te kunnen opmaken dat de staatssecretarissen de problemen onderkennen en er op een serieuze manier mee aan het werk zijn. Nog dit jaar zullen zij de resultaten van dat werk aan de Kamer overleggen en hij ging ervan uit dat daarover dan een goede discussie met de Kamer zal kunnen plaatsvinden.

Het antwoord van de regering

Staatssecretaris Kohnstamm merkte op dat over het probleem van de digitale duurzaamheid niet licht mag worden gedacht, maar ook dat in het algemeen de politiek-bestuurlijke aandacht ervoor nog te gering is. De belangrijkste boodschap is in ieder geval dat niet mag worden gewacht totdat het kalf verdronken is. Hoe gevoelig en belangrijk de materie is, illustreerde de bewindsman aan de hand van de ontwikkeling van geografische informatiesystemen. Het gaat daarbij om zeer geavanceerde systemen die de provincies inzicht bieden in de ligging van percelen en infrastructurele voorzieningen (leidingen, kabels e.d.). Deze bestanden worden continu geactualiseerd en de gegevens worden dus gemuteerd. Er vindt besluitvorming plaats op basis van een geografische momentopname, bijvoorbeeld in het kader van de provinciale streekplannen. Die momentopname wordt niet bewaard in het digitale bestand. Als echter het provinciaal bestuur zich later moet verantwoorden voor een bepaald besluit, is de basis van dat besluit niet meer te achterhalen want de bestanden zijn allang weer aangepast aan de actuele situatie.

De staatssecretaris wees erop dat er niet sprake is van een typisch Nederlands probleem, maar dat alle westers georiënteerde landen ermee kampen. Niemand heeft echter nog de steen der wijzen gevonden. Tegelijkertijd kan worden geconstateerd dat het proces van digitalisering snel vordert, maar dat het nog niet te laat is voor structurele maatregelen.

Het plan van aanpak, waar de commissie uitdrukkelijk naar heeft gevraagd, is een eind op streek. Er dient nog enige afstemming plaats te vinden en de staatssecretaris verwachtte dat over enkele maanden de definitieve versie kan worden vastgesteld. De Kamer zal het dan ontvangen en kunnen vaststellen hoe de regering zich voorstelt de diverse problemen aan te pakken. In dat plan van aanpak zal met name worden ingegaan op de vraag hoe verantwoorde archivering en beheer van relevante digitale informatie, die door vele zelfstandige instanties wordt verzameld, kan worden bereikt. Digitale informatie mist vaak meta-informatie (wanneer is het geschreven, wie is de auteur, voor wie is het bestemd, in welk kader moet het stuk worden gezien?). Zonder deze informatie is reconstructie een moeizame zaak. Uiteraard zal in het plan van aanpak ook op dit vraagstuk worden ingegaan. Het zal niet wel doenlijk zijn in het plan van aanpak alle vragen die door de commissieleden zijn gesteld afdoende te beantwoorden, maar wel zal de richting kunnen worden aangegeven waarin de regering denkt te gaan en zal iets worden vermeld over de gedachte bestuurlijke aanpak. De staatssecretaris wees er nog wel op dat bij dit alles een groot aantal zelfstandige partners is betrokken met een eigen verantwoordelijkheid en ook inbreng. Wat dit betreft is er veel te zeggen voor de door de heer Jeekel bepleite politiek van sensibilisering van bestuurders en hoge functionarissen. Het betekent overigens ook dat de reguliere financiering door die partners zal moeten worden verzorgd. De staatssecretaris verwachtte niet dat er op korte termijn veel extra geld nodig zal zijn voor de projecten.

De staatssecretaris zegde toe aandacht te zullen vragen bij zijn collega's voor de wenselijkheid een archiefparagraaf in de memories van toelichting bij de begrotingen op te nemen. Hij constateerde overigens wel dat de Kamer relatief weinig aandacht heeft besteed aan de archiefparagrafen die wel in de begrotingen zijn opgenomen. Het is in ieder geval gewenst dat zowel de Kamer als de departementen aandacht schenken aan het probleem van de digitale archivering opdat er een zo breed mogelijk draagvlak ontstaat en ook de niet-vakmensen erin geïnteresseerd raken.

De samenwerking met de staatssecretaris van OCW verloopt zonder problemen, al was het maar omdat er sprake is van zoveel raakvlakken dat aan samenwerking niet valt te ontkomen.

Van het door de heer Jeekel gereleveerde BIOS-project «Doorzicht» maakt het project «Digitale duurzaamheid» onderdeel uit. Het project «Doorzicht» is gericht op het actief toegankelijk maken van openbare beleidsinformatie voor de burger.

Ten slotte benadrukte de staatssecretaris dat problemen in de sfeer van de conversie zeer serieus moeten worden genomen. In de praktijk hebben zich al enkele problemen voorgedaan en duidelijk is wel dat conversieproblemen grote bestuurlijke gevolgen kunnen hebben.

Staatssecretaris Nuis begon met de opmerking dat hij is opgevoed met de regel «Wie schrijft, die blijft», maar dat een kenner van de Papoea-cultuur hem duidelijk heeft gemaakt dat bij de Papoea's het omgekeerde gold: «Wat wordt opgeschreven, verdwijnt». Dat moet een zinvolle regel zijn in een gesloten samenleving waarin dankzij een goed geheugen de wijsheden van het verleden konden worden doorverteld. Geconstateerd moet worden dat in het huidige tijdsgewricht niet precies bekend is wat «opschrijven» is en zeker niet of dat dan ook blijft. De Rijksarchiefdienst is zich terdege bewust van dit probleem en realiseert zich dat vanaf het allereerste begin de vraag moet worden gesteld of een document al dan niet de status van «archiefstuk» moet krijgen. De verantwoordelijkheid voor het culturele erfgoed doet zich al op de dag van aanmaak van een document gelden. Dat is niet alleen een kwestie van (technische) regels, maar ook van sensibilisering. Uiteraard zal in het plan van aanpak aan dit fenomeen aandacht worden besteed. Wel moet worden bedacht dat de ontwikkelingen zo snel gaan, dat het ondoenlijk is een standaard af te kondigen. Het is veeleer een kwestie van het probleem beheersbaar maken en het doen van proefnemingen om te bezien of beleid en praktijk goed op elkaar aansluiten. Mensen gevoelig maken voor de problematiek betekent overigens wel dat daartoe de nodige middelen – in de vorm van regels – moeten worden verstrekt. De staatssecretaris zei in dit verband te denken aan het opstellen van een proefreglement, dat wellicht nog voor de zomer gestalte kan krijgen. Naast het voorbereiden van de proefprojecten wordt thans geïnventariseerd wat er nu precies aan digitale bestanden bij de diverse instanties aanwezig is. Die proefprojecten zullen duidelijk kunnen maken welke middelen er nodig zijn voor het nieuwe beleid. OCW kan in 1996 nog uit de voeten met het bestaande personeel en middelen; in de cultuurnota zal iets worden gezegd over de middelen voor 1997 en latere jaren.

De staatssecretaris sloot zich aan bij de woorden van zijn collega van Binnenlandse Zaken over de wenselijkheid van een archiefparagraaf in de memories van toelichting bij de begrotingen. Hij wees er in dit verband nog op dat elk jaar de Rijksarchiefinspectie een rapport uitbrengt, waarin zeker ook aan de digitale archieven aandacht wordt besteed.

De Archiefwet biedt de mogelijkheid om al na een jaar digitale bestanden over te brengen naar een archiefbewaarplaats en dus af te wijken van de norm van twintig jaar.

De staatssecretaris onderschreef de noodzaak van converteerbaarheid, al was het maar omdat veel digitale informatiedragers beperkt houdbaar zijn. In ieder geval moet ontoegankelijkheid tot of ondoorzichtigheid van de informatie worden bestreden. Daarom zou in afwachting van deugdelijke technische alternatieven bijvoorbeeld ook oude hardware kunnen worden bewaard, maar dat mag er niet toe leiden dat de druk om afdoende oplossingen te vinden vermindert. Het ligt wellicht niet direct voor de hand om als een soort vangnet een centraal depot in te stellen waar hardware en software (voorlopig) kunnen worden opgeslagen.

Er wordt hard gewerkt aan de afstemming tussen rijks- en gemeentearchieven. De Archiefwet is daarbij – maar bijvoorbeeld ook bij de voorbereiding van de projecten – het belangrijkste uitgangspunt.

Toegankelijkheid tot de informatie is inderdaad een groot goed. Naast alle knelpunten doet zich ook het verschijnsel voor dat digitalisering veel informatie beter bereikbaar maakt. Het mag uiteraard niet zo zijn dat die informatie onbereikbaar wordt gemaakt door financiële drempels.

Een punt van zorg is de bewijswaarde van digitale stukken en het is heel wel mogelijk dat op de langere termijn wettelijke definiëring daarvan gewenst is. Voorlopig volstaat echter de regelgeving zoals neergelegd in het Archiefbesluit en de Archiefwet.

Tweede termijn

De heer Valk (PvdA) vroeg nog of de gedachte aan een centraal depot voor hardware en software geen plaats kan krijgen in het plan van aanpak of in een adviesaanvrage aan de Raad voor cultuur.

Mevrouw Assen (CDA) vroeg aandacht voor de overgangsfase van een papieren naar een digitale samenleving. In zo'n fase doen zich immers altijd bepaalde fricties voor.

De heer Jeekel (D66) realiseerde zich dat probleem van de digitale duurzaamheid ingewikkeld en veelomvattend is. Het is altijd moeilijk schieten op bewegende doelen! Om een zo breed mogelijk politiek commitment te verkrijgen, is het raadzaam rapportagemogelijkheden te creëren in de projectopzet. Wellicht zou dat kunnen aan de hand van de cultuurnota en de BIOS-rapportage. Ten slotte vroeg hij nog naar de inschakeling van de automatiseringswereld bij het project «digitale duurzaamheid».

De heer Kamp (VVD) constateerde dat de Kamer dit jaar een vijftal stukken van de bewindslieden mag verwachten: een proefreglement en een uitvoeringsrapportage van de heer Nuis, een plan van aanpak van beide bewindslieden, een BIOS-voortgangsrapportage van de heer Kohnstamm en het rapport van de Rijksarchiefinspectie.

Staatssecretaris Kohnstamm benadrukte dat in besluitvorming geïnteresseerde burgers op kritieke ogenblikken de beschikking moeten kunnen krijgen over de door hen verlangde (digitale) informatie. Er mag absoluut geen tweedeling ontstaan tussen mensen die wel en mensen die niet met computers kunnen omgaan. Het is overigens frappant dat laatstgenoemde categorie vaker voorkomt in de hogere echelons dan in de lagere echelons van organisaties.

Staatssecretaris Nuis wenste nog aandacht te vragen voor de internationale dimensie van het probleem. Nederland verkeert met landen als Australië en Canada in de voorhoede. Er valt echter nog veel van andere landen te leren en het is niet raadzaam om zoiets als digitale duurzaamheid perfect op nationaal niveau te regelen om vervolgens te merken dat buiten de landsgrenzen totaal andere systemen worden gehanteerd. Er bestaat overigens nog weinig regelgeving in het buitenland. In Amerika en Duitsland zijn regels uitgevaardigd voor gegevensdragers c.a., terwijl in Australië, Canada en Engeland door de nationale archiefdiensten handleidingen zijn gepubliceerd. Kennisname daarvan dient altijd gepaard te gaan met inachtneming van (vrij aanzienlijke) culturele verschillen.

Het is misschien toch goed om nog eens door te praten over een centraal depot voor hard- en software. The International Council on Archives werkt aan een internationale gids voor archiefdiensten, waarin ook aanbevelingen worden gedaan voor het bewaren van digitale bestanden. De staatssecretaris zegde toe de Kamer te zijner tijd te zullen informeren over de stand van zaken op dit punt.

Op verzoek van de Europese Raad van ministers voor cultuur wordt een conferentie voorbereid van bestuurders, archivarissen en de automatiseringswereld. Wellicht dat deze conferentie kan fungeren als een impuls voor de verdere activiteiten op nationaal niveau.

De voorzitter van de commissie,

De Cloe

De griffier van de commissie,

Hommes


XNoot
1

Samenstelling: Leden: Van Erp (VVD), V. A. M. van der Burg (CDA), Te Veldhuis (VVD), Van der Heijden (CDA), De Cloe (PvdA), voorzitter, Janmaat (CD), Van den Berg (SGP), Scheltema-de Nie (D66), ondervoorzitter, Apostolou (PvdA), Kalsbeek-Jasperse (PvdA), Zijlstra (PvdA), Van der Hoeven (CDA), Remkes (VVD), Gabor (CDA), Koekkoek (CDA), Nijpels-Hezemans (groep-Nijpels), Oedayraj Singh Varma (GroenLinks), Hoekema (D66), Essers (VVD), Dittrich (D66), Dijksman (PvdA), De Graaf (D66), Cornielje (VVD), Rouvoet (RPF) en Rehwinkel (PvdA).

Plv. leden: Korthals (VVD), Dankers (CDA), Van Hoof (VVD), Bijleveld-Schouten (CDA), Liemburg (PvdA), Poppe (SP), Schutte (GPV), Jeekel (D66), Van Heemst (PvdA), Noorman-den Uyl (PvdA), Vreeman (PvdA), Verhagen (CDA), Van der Stoel (VVD), Mateman (CDA), Mulder-van Dam (CDA), Van Wingerden (AOV), Rabbae (GroenLinks), Van Boxtel (D66), H.G.J. Kamp (VVD), Assen (CDA), M. M. van der Burg (PvdA), Bakker (D66), Klein Molekamp (VVD), Leerkes (Unie 55+) en Van Oven (PvdA).

Naar boven