nr. 19
BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 20 augustus 2007
In bovengenoemde brief vraagt u mij naar een reactie op de opheffing van
het Groninger Natuurmuseum, mijn algemene visie op natuur- en milieueducatie
(NME) en de toezegging van een analyse en plan van aanpak betreffende natuurbeleving
bij de jeugd.
Groninger Natuurmuseum
Mij is duidelijk geworden dat het niet zozeer de bedoeling is van de gemeente
Groningen om te stoppen met NME, maar dat de combinatie van een «museale
functie» en NME in de zin van educatieve programma’s en producten
voor Groninger scholen en voor burgers een zware financiële last is.
Indien de museale functie – een verantwoordelijkheid van OCW –
niet financieel op de NME-activiteiten drukt, ziet men meer ruimte om de NME-activiteiten
voor de Groninger scholen en burgers anders te organiseren.
Overigens is de lokale invulling van NME altijd al een lokale verantwoordelijkheid
geweest. De landelijke rol betreft voorwaardenscheppende kaders, kennisinfrastructuur,
innovatie, de relatie met onderwijsbeleid en de ondersteuning van de landelijke
organisaties zoals bijvoorbeeld het Instituut voor Natuurbeschermingseducatie
(IVN).
Visie op NME
Ik hecht veel waarde aan NME als instrument om bewustwording in de samenleving
te stimuleren, kennis over natuur- en milieuonderwerpen te vergroten en burgers
in staat te stellen competenties te verwerven die hen in staat stellen –
individueel en collectief – hun eigen rol en verantwoordelijkheid te
nemen. Dat is noodzakelijk voor draagvlak en effectieve uitvoering van beleid,
maar ook voor een leefbare en duurzame samenleving.
Samen met VROM en OCW en in samenspraak met IPO, VNG en UvW werk ik aan
een nota NME, waarin de verschillende rollen en verantwoordelijkheden zijn
uitgewerkt, nieuwe acties worden voorgesteld en waar bestuurlijke overeenstemming
over is. Na afronding zal ik de nota aan uw Kamer doen toekomen.
De lijn dat het de individuele verantwoordelijkheid van een gemeente is
om de uitvoering van NME en de bijbehorende NME-voorzieningen in te vullen,
wordt in de nota voortgezet.
Natuurbeleving Jeugd
Ten aanzien van uw vraag over mogelijkheden en methoden om natuurbeleving
bij de jeugd te stimuleren, kan ik u antwoorden dat er binnen mijn ministerie
en bij mij veel energie is om dit onderwerp vorm te geven. Thans wordt gewerkt
aan analyse en plan van aanpak tot het kanaliseren van de vele initiatieven,
het bepalen van de Rijksrol en het zoeken van de benodigde middelen. Het zal
duidelijk zijn dat het NME-beleid één van de belangrijkste instrumenten
is om de natuurbeleving bij de jeugd te stimuleren.
Ik zal de Kamer na de zomer nader informeren over de inhoudelijke vorderingen
op de genoemde gebieden.
De minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
G. Verburg