Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum brief |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2008-2009 | 20454 nr. 92 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum brief |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2008-2009 | 20454 nr. 92 |
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 22 oktober 2008
Het programma Erfgoed van de Oorlog beoogt erfgoedmateriaal en getuigenissen uit en over de Tweede Wereldoorlog te behouden, te ontsluiten en beter toegankelijk te maken en te presenteren voor een breed publiek. Het programma is gestart in 2007 en loopt tot eind 2009. Over de doelstellingen en organisatie van dit programma heb ik u geïnformeerd bij brief van 7 december 2006 (Tweede Kamer 2006–2007, 20 454 en 25 839, nr. 81). Bij brief van 20 juni 2007, de dag dat het subsidieprogramma Erfgoed van de Oorlog werd gepresenteerd, heb ik u geïnformeerd over de uitgangspunten, het waardestellend kader en de voorwaarden voor subsidiëring (Tweede Kamer 2006–2007, 20 454 en 25 839, nr. 85).
Met deze brief wil ik u informeren over het verloop van het programma en de eerste resultaten ervan.
Het programma Erfgoed van de Oorlog
Het programma Erfgoed van de Oorlog is ontwikkeld om te voorkomen dat met het wegvallen van de generatie Nederlanders die de Tweede Wereldoorlog bewust heeft meegemaakt, ook veel waardevol materiaal verloren raakt. Historisch bronnenmateriaal is altijd kwetsbaar, maar dat geldt in het bijzonder voor materiaal uit de jaren ’40-’50 vanwege de slechte kwaliteit ervan, de onvermijdelijke vergankelijkheid van vooral audiovisueel materiaal en de slechte omstandigheden waarin veel voorwerpen, foto’s en documenten tijdens en na de oorlogsjaren zijn bewaard.
De zorg voor dit materiaal is voor het grootste deel de verantwoordelijkheid van de vele private instellingen en erfgoedbeherende organisaties. Het programma Erfgoed van de Oorlog biedt deze organisaties een tijdelijke helpende hand om behoud (conservering) en toegankelijkheid (veelal door digitalisering) van dit materiaal mogelijk te maken.
Gelet op de forse financiële consequenties van dit soort bewerkingen, waarin de reguliere exploitatie van deze instellingen niet altijd rekening mee is gehouden, voorziet het programma in een grote behoefte. Met Erfgoed van de Oorlog, waarvoor in totaal 21,7 miljoen euro beschikbaar is, levert het kabinet een maximale inspanning om waardevol materiaal uit en over de Tweede Wereldoorlog niet (uit het oog) te verliezen en vooral: er wat mee te doen.
Dat laatste wordt nu, 63 jaar na het einde van deze oorlog, nog veel belangrijker dan voorheen. Persoonlijke herinneringen zullen onvermijdelijk plaats gaan maken voor een meer beschouwende herdenking en reflectie op deze periode. Op termijn zijn de documenten, afbeeldingen, gedenktekens en ander erfgoedmateriaal de enige informatiedragers waar op terug kan worden gevallen. Ook maakt dit materiaal, een kamplijst, foto, filmfragment, dagboek of brief, abstracte begrippen als oorlog, vrede, verzet en vervolging beter invoelbaar. Het materiaal is verworden tot drager van een tijdsbeeld en levert specifieke informatie op over gebeurtenissen uit die tijd.
Elke generatie verhoudt zich op haar eigen manier tot het verleden en stelt aan dat verleden eigen vragen. Die omgang met het oorlogsverleden en de reflectie op de gevolgen daarvan moet ook voor toekomstige generaties mogelijk blijven, in de breedste zin van het woord, ruimte latend voor nieuwe inzichten en perspectieven. En daarin is een goede zorg voor het erfgoedmateriaal uit deze periode essentieel.
Organisatie van het programma.
Het programma Erfgoed van de Oorlog is ondergebracht bij de Eenheid Oorlogsgetroffenen en Herinnering WO II van het ministerie van VWS. Daar coördineert een programmabureau alle projecten en activiteiten, bereidt beslissingen over projectaanvragen ambtelijk voor en initieert nieuwe initiatieven die bij kunnen dragen aan het realiseren van de programmadoelstellingen. Binnen dit programmabureau is een aparte plaats ingeruimd voor Indisch erfgoed. Hier is voor gekozen om te voorkomen dat Nederlands-Indisch erfgoed onderbelicht zou raken. Nu het programma zo’n anderhalf jaar operationeel is, blijkt dat een goede keuze. Nederlands-Indisch erfgoed kent hele andere perspectieven, thema’s en erfgoedinfrastructuur dan het erfgoed en erfgoedinstellingen die zich richten op de specifiek Nederlandse situatie ten tijde van de oorlog.
Een Raad van Advies adviseert mij over de koers die het programma vaart en de keuzes die hierin te maken zijn. Op persoonlijke titel nemen in deze Raad zitting: de heer drs. E. van Thijn (voorzitter), mevrouw ir. J.M. Leemhuis-Stout, mevrouw drs. C.E. van Rappard-Boon en de heer mr. drs. G.J. Wolffensperger. In de Raad vertegenwoordigt de heer drs. M.P. van Gastel (Directeur-Generaal voor Jeugd en Maatschappelijke Zorg) het ministerie van VWS en mevrouw drs. J.A. van Kranendonk (Directeur-Generaal Cultuur) het ministerie van OCW. De Raad van Advies adviseert mij gevraagd en ongevraagd.
De kern van het programma Erfgoed van de Oorlog wordt gevormd door het «beleidskader voor subsidiëring» (bijlage 1).1 Ik heb u over de inhoud van dit beleidskader geïnformeerd bij mijn brief van 20 juni 2007. Voor oral history projecten is als nadere uitwerking van dit beleidskader het subsidiekader «Getuigen Verhalen» ontwikkeld (bijlage 2).1
Er zijn twee subsidierondes per jaar (sluitingsdata 1 april en 1 november). Om projectaanvragen goed te kunnen beoordelen zijn een aantal toetsingscommissies samengesteld, bestaande uit deskundigen uit de historische- en erfgoedwereld:
• Subsidieaanvragen voor behoud van materiaal of het verbeteren van de toegankelijkheid ervan, worden beoordeeld door de toetsingscommissie «Behoud en Toegankelijkheid», bestaande uit historici, erfgoeddeskundigen en deskundigen op museaal terrein. Deze commissie adviseert mij over de cultureel-historische waarde van het onderhavige materiaal.
• Subsidieaanvragen voor oral history-projecten worden door de toetsingscommissie Getuigen Verhalen getoetst aan de eisen en voorwaarden die in het subsidiekader Getuigen Verhalen worden gesteld.
• Subsidieaanvragen die tot doel hebben een (financieel) omvangrijke of innovatieve publieksgerichte toepassing te realiseren worden voorgelegd aan de commissie erfgoed van de Mondriaan Stichting.
De adviezen van deze commissies wegen zwaar in mijn eindbeoordeling van de aanvragen.
In de periode juli 2007-juli 2008 zijn 193 subsidieaanvragen ingediend en beoordeeld. Hiervan zijn 84 aanvragen gehonoreerd. Deze projecten vindt u terug in het overzicht (bijlage 3).1 In dat overzicht zijn ook een aantal projecten opgenomen waar er nog geen sprake is van subsidieverstrek-king, omdat deze zich nog in de oriëntatiefase bevinden. Die projecten zijn in het overzicht met een * gemarkeerd. De lijst is gecompleteerd met (pilot)projecten die al voor juli 2007 zijn geïnitieerd.
De tot dusverre gefinancierde projecten variëren sterk in aard en omvang, maar kunnen globaal in twee categorieën worden verdeeld:
I. Projecten die zich richten op collecties van verschillende erfgoedbeherende instellingen en waarmee over het algemeen een nationaal bereik wordt beoogd.
II. Projecten die zich richten op erfgoedmateriaal/collecties van één erfgoedbeherende organisatie dan wel lokaal/regionaal van opzet en bereik zijn.
Bijlage 3 bevat een overzicht van alle projecten die tot nu toe onder de vlag van Erfgoed van de Oorlog zijn of worden geïnitieerd, of waar Erfgoed van de Oorlog financieel aan bijdraagt. De projecten uit categorie I zijn daarbij wat uitgebreider beschreven dan de projecten uit categorie II. Hiermee wordt overigens geen verschil in status van de projecten geïntroduceerd. Kleine collecties ondergebracht bij één organisatie kunnen in betekenis of cultureel-historische waarde zeker zo belangrijk zijn als een heel conglomeraat van collecties van verschillende instellingen. Bovendien zijn de impact en gevolgen van de Tweede Wereldoorlog vaak meer invoelbaar als burgers deze kunnen relateren aan gebeurtenissen uit de eigen leefomgeving.
Met het programma Erfgoed van de Oorlog is dan ook bewust gekozen voor het ondersteunen van projecten die lokale of regionale verhalen en gebeurtenissen over het voetlicht kunnen brengen. Wel zijn de projecten uit categorie I over het algemeen in termen van reikwijdte, complexiteit en financiële implicaties veel verdergaand dan de projecten uit categorie II. Om die reden is de betrokkenheid vanuit het programmabureau op het ministerie van VWS op deze projecten groter, vooral in de fase van voorbereiding tot het moment dat een werkbare aanpak is ontwikkeld en een organisatie daadwerkelijk een subsidieaanvraag voor een dergelijk project kan indienen.
Projecten die organisatieoverstijgend van karakter zijn: categorie I.
De projecten in deze categorie hebben deels tot doel een zo volledig mogelijk (digitaal) overzicht te verschaffen van verschillende soorten WO II-collecties die zich in Nederland bevinden. Hierbij gaat het om het inzichtelijk maken van de aard, omvang en fysieke vindplaats van bijvoorbeeld archiefmateriaal, foto- en audiovisueel materiaal en museale collecties. Een specifiek project dat ik in dit kader wil noemen is het voornemen een «webportaal Indisch Erfgoed» te realiseren, dat als centraal punt kan fungeren in de ontsluiting van erfgoedmateriaal dat betrekking heeft op het voormalige Nederlands-Indië ten tijde van de Tweede Wereldoorlog. De digitale overzichten, gidsen en portalen die binnen de programmatermijn kunnen worden gerealiseerd zullen een stevige basis leggen om de WO II-collectie Nederland inzichtelijk en toegankelijk te maken. De hoeveelheid materiaal, de enorme (fysieke) verspreiding ervan en de verschillen in technische en informatie-infrastructuur van alle betrokken instellingen maken een 100% dekking echter onmogelijk. Het is aan alle betrokken instellingen om, na afronding van het programma Erfgoed van de Oorlog, op deze basis voort te bouwen en deze digitale collecties en overzichten steeds verder in te vullen en actueel te houden.
Daarnaast zitten in deze categorie projecten die tot doel hebben een hele specifieke toepassing te realiseren met behulp van erfgoedmateriaal, waarbij uit veel verschillende erfgoedcollecties wordt geput en het eindproduct een duidelijk nationaal bereik beoogt.
Een aansprekend voorbeeld hiervan is de televisieproductie «De Oorlog», met haar pendant voor de jeugd: «de Klas van ’39», een serie die niet alleen op het publieke net, maar ook via School-TV voorzien van educatief materiaal zal worden gedistribueerd. Beide producties worden in coproductie met de NPS, en met aanzienlijke financiële steun van het Nationaal Fonds voor Vrijheid en Veteranenzorg gerealiseerd. Deze series geven heel concreet vorm aan de doelstelling van Erfgoed van de Oorlog zoals in mijn inleiding genoemd: erfgoed ontsluiten, toegankelijk maken en in context presenteren. Ze laten een breed publiek kennis nemen van de meest actuele inzichten over de Tweede Wereldoorlog, waarbij een keur aan nog niet eerder vertoond erfgoedmateriaal wordt gebruikt en getoond. Beide series worden in het najaar van 2009, de vooravond van de herdenking van 65 jaar bevrijding in mei 2010, uitgezonden.
Een ander aansprekend voorbeeld van een project met een nationaal bereik is een webgids over de Tweede Wereldoorlog (www.WO2online.nl) die momenteel wordt ontwikkeld door het Nationaal Comité 4 en 5 mei. Doel hiervan is om de geïnteresseerde burger en scholier een beter inzicht te bieden in het oneindige aanbod aan websites over de Tweede Wereldoorlog. Deze digitale webgids zal de gebruiker gestructureerd leiden via WO II-thema’s en -onderwerpen naar de meest aansprekende en kwalitatief beste websites die informatie kunnen bieden over een dergelijk onderwerp. De webgids zal de gebruiker daarnaast de mogelijkheid bieden om informatie te krijgen over erfgoedinstellingen die zich specifiek bezighouden met WO II-herinnering en -erfgoedbeheer en linkt door naar digitaal gemaakte collecties en collectieoverzichten.
Alle projecten met een organisatieoverstijgend karakter zijn het waard om genoemd en toegelicht te worden. Binnen het bestek van deze brief is dat uiteraard niet mogelijk, vandaar dat ik verwijs naar het eerste deel van bijlage 3 voor een overzicht van alle projecten.
Projecten die zich richten op de collectie van één instelling: categorie II.
In het tweede deel van bijlage 3 zijn alle projecten opgenomen die wat beperkter van omvang zijn, meestal gericht op de eigen collectie vanéén organisatie. Deze projecten hebben als gemeenschappelijke noemer dat zij gericht zijn op óf behoud, óf het beter toegankelijk maken van erfgoedmateriaal, dan wel dat zij erfgoedmateriaal actief bij een breder publiek onder de aandacht willen brengen voorzien van context (de zogenaamde «publieksgerichte toepassing»).
De respons van organisaties om dit type projecten te ontwikkelen is groot en lijkt gedurende de programmaperiode ook steeds groter te worden. Dat kan voor afwegingsproblemen zorgen, als het totaal aan goede projectaanvragen het beschikbare budget overstijgt. Toch heb ik bewust gekozen voor een actief communicatiebeleid om het bestaan en de mogelijkheden van het programma Erfgoed van de Oorlog zo breed mogelijk bekend te maken, ook bij kleinere instellingen met een lokaal of regionaal bereik.
De projecten in categorie II zijn zeer verschillend in aard, uitwerking, bereik en type erfgoedmateriaal dat centraal staat. Een aantal van deze projecten wil ik hier apart noemen om u een beeld te geven van de diversiteit en aard ervan:
– Oral history-project waarin de getuigenissen van Duitse burgers worden vastgelegd, die tussen november 1944 en mei 1945 gedwongen verbleven in concentratiekamp Vught (samen met Nederlandse collaborateurs en Canadese troepen).
– Conservering van een collectie tekeningen gemaakt door geïnterneerden in de Japanse kampen in het voormalig Nederlands-Indië.
– Een oral history-project met een aanvullende documentaire over de manier waarop dove Joodse Nederlanders de Holocaust konden overleven.
– Het realiseren van een geavanceerde digitale toegang tot het Centraal Archief van de Bijzondere Rechtspleging (CABR)1.
– Het digitaliseren en voor een breed publiek toegankelijk maken van 2000 interviews uit de zgn. «Spielberg-collectie»; het videoarchief van de stichting Survivors of the Shoah.
– Ontwikkeling van de digitale tentoonstelling «Letters laten zich niet knechten. De Universiteit van Utrecht en het verzet, 1940–1945».
– Conservering van de met tijdschriftknipsels beplakte wand van de kamer van Anne Frank (onderdeel van een groot conserveringsproject van de Anne Frank Stichting gericht op behoud van het Achterhuis).
– Oral history-project waarin vrouwen worden geïnterviewd die lid waren van de NSB ten tijde van de Tweede Wereldoorlog.
– Restauratie en conservering van delen van het archief van de afdeling Oorlogsnazorg van het Nederlandse Rode Kruis.
Dit is slechts een greep uit de projecten die vanuit erfgoedinstellingen zijn geïnitieerd, voorbereid en nu tot uitvoering worden gebracht. Voor een volledig overzicht verwijs ik nogmaals naar bijlage 3.
Het programma Erfgoed van de Oorlog blijkt overigens ook over de grenzen van het eigen subsidiekader heen te inspireren. Zo is er door de Universiteit van Amsterdam een wetenschappelijk onderzoeksprogramma ontwikkeld, getiteld «Erfgoed van de Oorlog». Het NWO heeft dit opgenomen in haar onderzoeksprogrammering.
De reeds tot uitvoering gebrachte projecten leggen een beslag op het budget van het programma Erfgoed van de Oorlog van in totaal ca. 11,5 miljoen euro. Binnen het omvangrijke conserverings- en ontsluitingsproject Beelden voor de Toekomst (gericht op Nederlands audiovisueel materiaal) is daarnaast ca. 3 miljoen euro bestemd voor bewerking van WO II-gerelateerd materiaal. Op het totale Erfgoedbudget van 21,5 miljoen euro betekent dit dat voor de resterende programmaperiode (tot eind 2009) nog ca. 4 miljoen euro beschikbaar is voor projectsubsidiëring en is ca. 2,5 miljoen euro gereserveerd voor de financiering van projecten die nu in voorbereiding zijn maar pas in 2009 tot uitvoering komen alsmede organisatiekosten van het programma.
Ik verwacht dat met nog twee subsidierondes (najaar 2008 en voorjaar 2009) voor de boeg, de vraag naar subsidieverstrekking het nog beschikbare budget zal overstijgen. Het is bovendien denkbaar dat het resterende programmabudget niet voldoende ruimte biedt om alle projecten te financieren die een positieve beoordeling door toetsingscommissies en programmabureau krijgen. Ik zal in dat geval moeten selecteren in deze projecten, waarbij ik dan als volgt zal prioriteren:
1. Projecten gericht op behoud (conservering) van kwetsbaar materiaal en oral history-projecten.
2. Projecten gericht op het verbeteren van de toegankelijkheid van materiaal.
3. Projecten gericht op het realiseren van een publieksgerichte toepassing waarin erfgoedmateriaal centraal staat.
Met twee subsidierondes afgerond en nog twee rondes die gaan komen staan we in feite halverwege de uitvoering van dit programma.
Ik constateer dat het programma Erfgoed van de Oorlog voorziet in een duidelijke behoefte bij instellingen en organisaties die erfgoedmateriaal uit en over de Tweede Wereldoorlog beheren. Ik signaleer daarnaast dat het programma veel organisaties inspireert om eigen collecties goed in kaart te brengen, de staat van dit materiaal te bepalen en na te denken over de manier waarop dit materiaal voor een breed publiek toegankelijk en aansprekend kan worden gemaakt.
Voor de komende anderhalf jaar ligt er nog een ambitieus programma voor ons. Veel van de projecten die zijn of worden gestart moeten nog een hele uitvoeringsslag maken om tot concrete en aanspreekbare resultaten te leiden. Vanuit het ministerie van VWS wordt hier met aandacht en betrokkenheid aan gewerkt. Maar niet alleen vanuit het ministerie. De inzet en het enthousiasme van alle betrokken instellingen is minstens zo belangrijk.
Zij doen hun uiterste best op korte termijn projecten te initiëren en te realiseren omdat zij zich realiseren dat het «nu of nooit» is. Want na 2009 wordt Erfgoed van de Oorlog afgerond.
Dat brengt mij op de fase vanaf 2010, als het programma is afgerond.
Ik stel voorop dat mijn ambitie om met Erfgoed van de Oorlog een tijdelijk programma uit te voeren, onveranderd is. Het is niet aan de rijksoverheid om structureel een verantwoordelijkheid op zich te nemen voor behoud en ontsluiting van historisch materiaal dat zich overwegend in de private sfeer bevindt. Die verantwoordelijkheid ligt bij de erfgoedbeherende instellingen.
Wel zie ik dat het programma Erfgoed van de Oorlog als katalysator werkt om de nalatenschap van de Tweede Wereldoorlog, in materiële en immateriële zin, ook daadwerkelijk als «erfgoed» te gaan beschouwen. Die notie is relatief nieuw. Nog niet zo lang geleden waren dagboeken, brieven en foto’s vooral «persoonlijke memorabilia», bewaard vanwege de emotionele betekenis ervan. En archieven zijn ontstaan en bewaard om werkprocessen van organisaties vast te leggen. Die functies veranderen. Documenten, persoonlijke voorwerpen, brieven en foto’s worden onderwerp van historisch onderzoek en illustraties en informatiedragers voor een breed publiek dat geen persoonlijke band heeft met de maker(s) of eigenaren ervan. De fundamentele wijziging in betekenis en functie van dit materiaal, naarmate de tijd verstrijkt, heeft consequenties voor onze omgang ermee. Zolang dit materiaal betekenis houdt voor burgers van nu is het te beschouwen als erfgoed en past daar een erfgoedbenadering bij. Die noodzaak zal na 2010 niet meer weg te denken zijn. De erfgoedbenadering die dit kabinet gekozen heeft ten aanzien van materiaal uit en over de Tweede Wereldoorlog, is onlangs gepresenteerd binnen de International Task Force for International Cooperation on Holocaust Education, Remembrance and Research (ITF). Veel andere landen, aangesloten bij de ITF, blijken eenzelfde noodzaak te ervaren om veel meer vanuit een erfgoedperspectief naar de nalatenschap van de Tweede Wereldoorlog te kijken. Nederland is echter het eerste land dat hier concreet een programma op heeft ontwikkeld.
Ik ben ervan overtuigd dat na 2010 veel projectresultaten zijn geboekt die generaties na ons in de gelegenheid stellen kennis te nemen van de veelheid aan informatie, verhalen en kennis over de Tweede Wereldoorlog. Daarmee zal een belangrijke doelstelling van het programma bereikt zijn. Maar ik plaats daar ook een kanttekening bij. Een investering van 21,7 miljoen euro verdient een maximaal rendement, duurzame resultaten en een structurele verankering. Voor digitale collectieoverzichten, kerncollecties, digitale gidsen, webportalen, en publieksgerichte toepassingen zoals de jeugdserie «De Klas van ’39», biedt Erfgoed van de Oorlog een uitstekende basis maar dat zou niet het eindplaatje moeten zijn. Dit soort toepassingen moet ook op langere termijn bruikbaar en actueel zijn, bovendien verder worden gevuld met nieuw materiaal dat opduikt of digitaal beschikbaar komt. Dat betekent structureel onderhoud, aanvulling en actualisering. Voortdurende aandacht voor het vraagstuk hoe met erfgoedmateriaal de burger van vandaag het beste bereikt kan worden, is zeker op het thema «Tweede Wereldoorlog» ook van belang. Ik denk dat het goed is tijdig stil te staan bij de vraag welke organisatie(s) hierin structureel een voortrekkende rol kunnen blijven spelen als Erfgoed van de Oorlog is afgerond.
Dat geldt ook voor de continuering van de infrastructuur die zich rond het programma Erfgoed van de Oorlog ontwikkelt. Er ontwikkelen zich samenwerkingsverbanden tussen instellingen die zich uitsluitend bezig houden met erfgoedmateriaal Tweede Wereldoorlog, en andere erfgoedinstellingen met een veel breder profiel (museumconsulenten, regionaal historische centra, archieven en erfgoedhuizen). Ook het Nationaal Comité 4 en 5 mei ontwikkelt zich in haar gids- en centraal aanspreekfunctie op het gebied van herinnering WO II. Ik zie de wetenschappelijke wereld verbinding maken met erfgoedinstellingen en zo hun inzichten verder aan een breed publiek verspreiden. En op regionaal niveau bundelen instellingen de krachten om tot gemeenschappelijke projecten te komen rond specifieke thema’s als de Atlantikwall of de bevrijdingstrijd in de regio Arnhem/Nijmegen (www.liberationroute.nl). Ook zie ik samenwerking en kennisuitwisseling ontstaan tussen erfgoedbeherende instellingen en organisaties die een grote expertise hebben opgebouwd in digitalisering en conservering, zoals de Koninklijke Bibliotheek. Met het programma Erfgoed van de Oorlog is er op één punt een overzicht ontstaan waar kennis en contacten samenkomen op het hele specifieke terrein van de nalatenschap van de Tweede Wereldoorlog. Hierdoor is het mogelijk organisaties, initiatieven en projecten aan elkaar te koppelen, mensen met elkaar in contact te brengen en kennis uit te wisselen. Ik ben van mening dat die opgebouwde expertise, contacten en infrastructuur van belang is voor een structurele aandacht en ontwikkeling van deze erfgoedsector. Daarom vraag ik mij af in hoeverre het gewenst is een dergelijk contact- en kenniscentrum ergens in die infrastructuur te gaan borgen.
Ik wil op bovengenoemde punten de Raad van Advies van het programma Erfgoed van de Oorlog om een advies vragen om tot een goed afgewogen oordeel te komen langs welke aanpak de resultaten van Erfgoed van de Oorlog geborgd kunnen worden, zonder dat de rijksoverheid hierin een structurele of te vergaande rol in toebedeeld krijgt.
Ik zal u over de verdere ontwikkelingen van het programma Erfgoed van de Oorlog op de hoogte houden.
Overheidsarchieven kunnen alleen aanspraak maken op middelen van Erfgoed van de Oorlog als het bewerkingen op archiefmateriaal betreft die de eisen van de Archiefwet 1995 te boven gaan.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-20454-92.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.