Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 14 december 2020
Bij brief van 9 november jongstleden heeft u mij de brief van de heer R.T. te V. d.d.
19 oktober toegezonden en mij gevraagd om te reageren op zijn brief. Hierbij stuur
ik mijn reactie.
De brief van de heer T. heeft betrekking op nabestaanden van personen in Indonesië
die een uitkering ontvingen op grond van de Wet uitkeringen vervolgingslachtoffers
1940–1945 (Wuv). Als gevolg van een uitspraak van de Centrale Raad van Beroep uit
december 2012 zijn ambtshalve de Wuv-uitkeringen van deze personen herberekend en
heeft een nabetaling plaatsgevonden. Bij deze herberekening zijn de uitkeringen die
tot dan toe op grond van de zogenaamde roepia-grondslag werden uitgekeerd, omgezet
naar (hogere) uitkeringen op eurogrondslag.
De Wuv wordt uitgevoerd door de Sociale Verzekeringsbank (SVB). De SVB heeft ook voornoemde
nabetalingen verricht.
De heer T. stelt in zijn brief dat het geautomatiseerde systeem van de SVB bij de
herberekening van de uitkering van de in de periode 1 december 2012 tot 1 oktober
2013 in Indonesië overleden Wuv-uitkeringsgerechtigden hun nabestaanden niet heeft
herkend en een fout heeft gemaakt. Deze nabestaanden hebben ook recht op postuum ambtshalve
herzieningen. De heer T. noemt in zijn brief twee voorbeelden van gevallen waarin
deze door hem gestelde fout zou zijn gemaakt.
De heer T. heeft u verzocht mij te benaderen en mij de vraag voor te leggen of de
betaallijst van cliënten van oktober 2012 vergeleken zijn met de betaallijst van cliënten
van oktober 2013, omdat het verschil duidt op cliënten die na november 2012 zijn overleden.
Indien dit niet is gebeurd, wil de heer T. weten waarom dit is nagelaten.
Naar aanleiding van de brief van de heer T. heb ik navraag gedaan bij de SVB.
Hieruit blijkt dat bij de omzettingen van de uitkeringen in roepia naar uitkeringen
in euro met terugwerkende kracht tot 1 december 2012 niet alleen de uitkeringen van
de in leven zijnde Wuv-gerechtigden zijn omgezet. Vanuit de systemen heeft de SVB
ook gekeken naar personen die inmiddels waren overleden. Dat waren er in totaal 28
(2 in december 2012 en 26 in 2013). Als de erven van deze personen niet bekend waren,
zijn deze via de Nederlandse ambassade in Jakarta en de rapporteurs die voor de SVB
in Indonesië werken, achterhaald en geholpen bij het overleggen van verklaringen van
erfrecht en bankgegevens.
De SVB benadrukt dat bij alle personen die tussen 1 december 2012 en 31 december 2013
zijn overleden en recht hadden op een periodieke uitkering, deze uitkeringen zijn
omgezet naar euro-grondslag en eurobedragen, en dat de nabetalingen aan erven correct
zijn afgehandeld.
Gelet op het vorenstaande concludeer ik dat de SVB dus wel is nagegaan of er personen
waren overleden bij de omzetting van de uitkeringen naar eurobedragen en dat er geen
fout in het systeem is geweest. Ik zie dan ook geen aanleiding de aanbeveling van
de heer T. op te volgen en nabestaanden van overleden Wuv-gerechtigden alsnog te informeren
over het recht op voornoemde nabetaling door het plaatsen van een advertentie in de
grote dag- en regiobladen van Indonesië.
Ten slotte merk ik op dat ik vanwege privacyredenen niet kan ingaan op de individuele
zaken die door de heer T. in zijn brief worden genoemd.
Ik verwacht u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, P. Blokhuis