20 361 Suriname

A/ Nr. 199 VERSLAG VAN EEN GESPREK

Vastgesteld 30 september 2021

De vaste commissie voor Buitenlandse Zaken (Tweede Kamer), de vaste commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (Tweede Kamer) en de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken, Defensie en Ontwikkelingssamenwerking (Eerste Kamer) hebben op 9 september 2021 een gesprek gevoerd met de heer C. Santokhi, president van Suriname.

Van deze gesprekken brengen de commissies bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.

De fungerend voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken, Wilders

De voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, De Roon

De voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken, Defensie en Ontwikkelingssamenwerking, Van Apeldoorn

De griffier van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken, Van Toor

Voorzitter: Wilders

Griffier: Van Toor

Aanwezig zijn zeven leden der Kamers, te weten: Van Apeldoorn, Brekelmans, Karimi, Agnes Mulder, De Roon, Sjoerdsma en Wilders,

alsmede:

  • de heer Bruijn, voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal;

  • mevrouw Bergkamp, voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal.

Gesprek met:

  • de heer C. Santokhi, president van Suriname.

Aanvang 9.45 uur.

De heer Bruijn: Excellentie, geachte meneer de president, graag heet ik u van harte welkom in Nederland. Het is een grote eer voor ons om u vandaag als Staten-Generaal van het Koninkrijk der Nederlanden te mogen ontvangen in de Ridderzaal. Daarnaast heet ik in het bijzonder uw echtgenote van harte welkom, alsmede de aanwezige ministers van uw regering, uw ambassadeur en de overige leden van uw delegatie. Ik ben zeer verheugd dat u bereid bent om vandaag in gesprek te gaan met de leden van het Nederlandse parlement die hier aanwezig zijn. U bent zelf ook tien jaar lid geweest van het parlement in Suriname, en dus ga ik ervan uit dat u zich vertrouwd voelt in het gezelschap van onze parlementariërs.

De coronacrisis heeft ervoor gezorgd dat het aantal internationale ontvangsten in de afgelopen anderhalf jaar zeer beperkt is gebleven. Het is voor het eerst sinds de start van de pandemie dat wij als Staten-Generaal weer het voorrecht hebben om een buitenlands staatshoofd te mogen ontvangen. Het voorrecht is des te groter en specialer omdat het een staatshoofd betreft van een land waarmee wij zo’n omvangrijke geschiedenis kennen, en waarmee wij op allerlei manieren zo verbonden zijn.

Excellentie, nog een andere reden waarom wij zo verheugd zijn u hier vandaag te ontmoeten, is dat de wederzijdse betrekkingen tussen onze beide landen in de recente geschiedenis niet altijd even warm zijn geweest. Na een periode van kilte doet het deugd om te zien dat de zon weer is gaan schijnen als het gaat om de relatie tussen Suriname en Nederland.

Het afgelopen jaar zijn er al verschillende bezoeken over en weer afgelegd op regeringsniveau.

De diplomatieke banden zijn hersteld en de samenwerking op verschillende terreinen is hervat of geïntensiveerd. Uw bezoek aan Nederland kan zonder meer worden gezien als de bevestiging van het hernieuwde wederzijdse partnerschap tussen onze beide landen, een partnerschap waarbij we elkaar kunnen ondersteunen, met elkaar kunnen samenwerken en ook van elkaar kunnen leren.

Excellentie, zoals u weet bevindt u zich op dit moment in de Ridderzaal. Het is een zaal die stamt uit het eind van de dertiende eeuw en die destijds onder meer al dienst deed als ontvangstzaal. In recenter tijden is de zaal gebruikt voor de jaarlijkse verenigde vergadering van de Staten-Generaal op Prinsjesdag, als onze Koning hier de troonrede uitspreekt. In verband met de coronacrisis hebben in het afgelopen anderhalf jaar zowel de Eerste als de Tweede Kamer gebruik gemaakt van de Ridderzaal als plenaire vergaderzaal, zoals u ook kunt zien aan de huidige opstelling.

In het jaar 1954 werd in deze zaal door de toenmalige Koningin Juliana het Statuut voor het Koninkrijk ondertekend. Daarmee kwam er een nieuw staatsverband tussen Nederland, Suriname en de Nederlandse Antillen, waarbij alle gebiedsdelen een gelijkwaardige plaats in het Koninkrijk kregen. Ruim twintig jaar later, in 1975, ontstond de onafhankelijke Republiek Suriname. Dat wij u vandaag in de Ridderzaal mogen ontvangen en hier met u in gesprek mogen treden, beschouw ik als een mooie en waardevolle toevoeging aan de rijke geschiedenis van dit gebouw.

Excellentie, ik hoop dat u aan het eind van uw verblijf in Nederland, bij uw vertrek terug naar Suriname, terug kunt kijken op een vruchtbaar en succesvol bezoek. Het is voor ons een grote eer om u hier vandaag te ontvangen en ik dank u nogmaals namens de Staten-Generaal voor uw aanwezigheid vandaag hier in ons midden.

Ik geef u graag het woord, waarna we kunnen overgaan tot een gedachtewisseling met de aanwezige parlementsleden. Het woord is nu eerst aan u, meneer de president.

De heer Santokhi: Dank u wel, voorzitter. Goedemorgen aan allen die aanwezig zijn, leden van de Staten-Generaal, de heer Bruijn, voorzitter van de Eerste Kamer, en mevrouw Bergkamp, voorzitter van de Tweede Kamer. Ook goedemorgen aan de heer Wilders, de voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken, aan de leden van de Eerste en de Tweede Kamer, onze leden van de regering, de overige gasten, en aan de first lady.

Laat mij starten door u allemaal te bedanken voor de uitnodiging. Het had niet veel gescheeld of ik had u vandaag in het Engels moeten toespreken. Misschien niet hier, op deze bijzondere plek, maar in de schaduw van de Big Ben aan het Westminster. Maar dankzij de bekende Nederlandse koopmansgeest werd de Derde Engels-Nederlandse oorlog in 1674 beëindigd met de bezegeling van de ruil van het huidige New York en Suriname. En hier staan we dan. We kunnen nu in het Nederlands met elkaar communiceren, een taal die ons al eeuwenlang verbindt. Het enige waaraan ik nog altijd moet wennen, is het feit dat Nederlanders aan de verkeerde kant van de weg rijden.

Voorzitter. Als eerste wil ik u de hartelijke groeten en de warme brasa’s, zoals we dat gewend zijn in Suriname, overbrengen van het volk van Suriname. En het doet mij veel genoegen om nu ten overstaan van u de staat van mijn land toe te lichten.

Allereerst wil ik u namens het Surinaamse volk bedanken voor de steun die Nederland geboden heeft bij het beteugelen van het coronavirus. Ik dank u voor de vaccins die wij van u mochten ontvangen en voor de medische assistentie op alle niveaus, van verpleging, medici, leveranciers en van verschillende ministeries van het Nederlandse kabinet. Het virus heeft heel hard om zich heen geslagen in Suriname, met als resultaat veel besmettingen en betreurenswaardig veel doden. Het is een extra crisis boven op de enorme financiële en economische crisis die we ruim een jaar geleden bij de regeringswisseling hebben geërfd.

Voorzitter. De banden tussen onze landen zijn historisch. Wij zijn al eeuwenlang met elkaar verbonden, zelfs in een relatie die gekenmerkt moet worden door zwarte bladzijden in ons beider geschiedenis. Het is dan ook goed dat thans deze zwarte bladzijden door steden in Nederland erkend worden, zelfs zodanig dat er onlangs vanuit uw hoofdstad excuses hebben geklonken. Dat heeft het Surinaamse volk zeer gewaardeerd. Maar ook het feit dat ons gemeenschappelijk slavernijverleden en onze heraut van de vrijheidsstrijd, Anton de Kom, in de Nederlandse canon zijn opgenomen, is lovenswaardig. Ondanks de soms ongemakkelijke band tussen onze beide landen en vooral ondanks de radiostilte van de afgelopen tien jaar, bent u ons niet vergeten en wij u ook niet. De erkenning van ons gedeelde verleden heeft zich vertaald in de plaatsing van monumenten in de Bijlmermeer en in het Oosterpark van Amsterdam en zelfs door de instelling van een leerstoel over Hindoestaanse migratie aan de Vrije Universiteit van Amsterdam.

Voorzitter. Suriname is nog een relatief jonge staat. We zijn 45 jaar oud. Na een hoopvol begin na de onafhankelijkheid zijn we snel geconfronteerd met ernstige bedreigingen van de democratie. Dat heeft geleid tot dramatische wendingen in onze geschiedenis, tot gebeurtenissen die het land en de bevolking tot op de dag van vandaag nog tekenen, waarvan de wonden nog niet geheeld zijn en de littekens nog zichtbaar zijn. Het militair bewind, de Decembermoorden en de nasleep ervan hebben de democratie en de belevenis van de rechtsstaat behoorlijk op de proef gesteld. Het is een hele hoge hypotheek op de toekomst van jonge generaties Surinamers. Er is een zware wissel getrokken op onze democratische beleving van de rechtsstaat. Ook hierin heeft het Surinaamse volk gedemonstreerd dat de rechtsstaatgedachte voor ons Surinamers zelfs veel meer is dan a way of life.

Het Surinaamse volk wil een goede toekomst, gebaseerd op democratische principes in de geest van de verlichting, waarbij vrijheid, gelijkheid en broederschap centraal staan.

Voorzitter. Mijn aanwezigheid in uw parlement moet u zien als de aanwezigheid van een vertegenwoordiger van het nieuwe begin in Suriname en eigenlijk ook van het nieuwe begin van onze bilaterale relatie, geschoeid op de leest van intensieve samenwerking. We zijn niet alleen historisch met elkaar verbonden, maar ook op een andere bijzondere wijze. In uw land is een Surinaamse diaspora van bijkans 360.000 personen, die heel intensieve banden onderhoudt met het land van herkomst. Deze relatie is niet alleen vanwege de familiebinding van belang, maar ook vanuit economisch en financieel perspectief. In deze moeilijke tijd bieden al deze mensen hun familie in Suriname de helpende hand. Dagelijks worden pakketten naar Suriname gestuurd met levensmiddelen en andere zaken. We zijn erg blij met deze gedemonstreerde vorm van solidariteit. Vanaf deze plek zeg ik tegen al die Surinaamse Nederlanders: grantangi, dank dat u op deze wijze uw verbondenheid en solidariteit met ons in Suriname toont in deze tijd van economische terugval. Ons diasporabeleid is erop gericht om intensief samen te werken met de diaspora op het gebied van toerisme, handel, investeringen, cultuur, sport, economie en de inzet van het technisch kader in samenwerking met private ondernemingen. Het nieuwe begin houdt in dat mijn regering haar beleid zal baseren op nationaal en internationaal geldende wet- en regelgeving voor integer bestuur, democratie, rechtsstaat en respect voor bescherming van mensenrechten. De Surinaamse Grondwet stelt iedere burger in de gelegenheid zijn aspiraties na te streven gebaseerd op wet en recht.

Duurzame ontwikkeling staat centraal en is een belangrijke leidraad bij de uitvoering van ons ontwikkelingsbeleid. Dit alles is onderdeel van ons beleid, dat gebaseerd is op urgentie, stabilisatie en groei. De Surinaamse ontwikkelingspotenties moeten in de uitvoering dit beleid schragen. Economische groei dient inderdaad tot stand te worden gebracht. Echter, dat dient plaats te vinden zonder dat het milieu wordt aangetast. Suriname heeft zich wederom geschaard in de rij der naties die respect tonen voor de naleving van het Handvest van de Verenigde Naties, het Handvest van de Organisatie van Amerikaanse Staten en de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens, zoals vastgelegd op 10 december 1948 in New York, en het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten, BUPO, van 16 december 1966 in New York.

Onlangs is in de Nationale Assemblée in Suriname het ambitieuze herstelplan goedgekeurd als de beginfase van de uitvoering van ons reconstructiebeleid. Hiermee is een aanvang gemaakt met het duurzaam herstel van de onevenwichtigheden in de Surinaamse economie. Helaas zal de veerkracht van het Surinaamse volk wederom op de proef worden gesteld, zwaar op de proef worden gesteld. Monitoring van de uitvoering en continu overleg met het bedrijfsleven, producenten, importeurs, de financiële sector en de vakbeweging vereisen veel kundigheid, vaardigheid, tact, geduld en vertrouwen, maar vooral bestuurlijke en politieke stuurmanskunst. Het doet mij genoegen u te informeren dat ik namens mijn land over enige tijd als voorzitter leiding mag geven aan de CARICOM, de Caraïbische gemeenschap. Ook zal ik over enkele weken de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties toespreken en onze perspectieven met de wereldgemeenschap delen.

Voorzitter. Ik weet dat niet elke vergelijking een-op-een geldt, maar ik denk dat u als geen ander weet wat het betekent om een land weer op te bouwen. Suriname verkeert nu in een situatie van wederopbouw. We staan voor immense uitdagingen op financieel en economisch gebied en voor wederopbouw van de in verval geraakte infrastructuur. Het Surinaamse volk heeft een enorme veerkracht en moed gedemonstreerd en is bereid samen met de regering de wederopbouw van Suriname op het juiste spoor te krijgen. Dit doel kan het bereiken door intensieve samenwerking met zijn historische en met nieuwe samenwerkingspartners.

Voorzitter. Onze astronomische schuld van ruim 4 miljard Amerikaanse dollar en de daarmee gepaard gaande rentelasten hangen als een zwaard van Damocles aan een dun draadje boven het hoofd van de Surinaamse bevolking. Suriname heeft zich ondertussen naar de internationale gemeenschap opengesteld voor investeringen, en ook met Nederland hebben wij ondertussen de banden op dit gebied sterk aangehaald. Wij beogen met Nederland in de naaste toekomst tot moderne overeenkomsten te komen voor een hernieuwde vriendschap en partnerschap. We denken hierbij aan investeringen vanuit het Nederlandse bedrijfsleven op het gebied van agro-industrie en infrastructuur, zoals het bouwen van wegen, bruggen en oeververdedigingswerken, maar ook het bouwen van benodigde havenfaciliteiten, met het oog op de vondst van grote olievelden in het westen en noorden van het land. De gebieden van samenwerking die reeds geïdentificeerd zijn omvatten evenzo gebieden van gemeenschappelijk belang, met inbegrip van economie, financiën, landbouw, gezondheid, defensie, klimaat, milieu, water, onderwijs en technische en culturele samenwerking.

De Surinaamse regering heeft assistentie gezocht binnen het multilaterale stelsel, bijvoorbeeld bij het Internationaal Monetair Fonds; het IMF, de Inter-American Development Bank; de IDB, de Wereldbank en ook bij gerenommeerde financiële consultants, om mede te assisteren bij het reduceren van de gecreëerde onevenwichtigheden in de economie en het herschikken van de Surinaamse schuldenpositie. De Nederlandse regering heeft zich in onze bilaterale besprekingen uitgesproken om desgewenst bijstand te verlenen.

Voorzitter. De wederkerigheid goed in acht nemend, kunnen wij ook vanuit onze kant een bijdrage leveren aan positieve ontwikkeling in uw land. Ook op het gebied van duurzaamheid en energietransitie, kan en wil Suriname een bijdrage leveren aan de ambities die Nederlands thans heeft, al dan niet in Europees verband. Ik denk ook aan bijdrages op het gebied van landbouw, bloemen en fruitteelt en aan de verduurzaming van de pluimveesector. De discussies in Nederland met betrekking tot problemen met stikstof en de al dan niet gedwongen inkrimping van boerenbedrijven zijn ons bekend. Tegen boeren en andere ondernemers in de landbouw- en de tuinbouwsector, akkerbouwers en telers in Nederland die graag in Suriname zouden willen investeren zeg ik: mijn land heeft een aantrekkelijk investeringsklimaat en zal alles doen om uw investeringen mogelijk te maken. Met onze Nederlandse partners zijn we nu bezig om na te gaan welke faciliteiten ondersteunend kunnen zijn. We kunnen met elkaar een win-winsituatie creëren die goed is voor betrokkenen, voor Nederland en voor de ondernemers in Suriname. Maar bovenal kunnen we ook gezamenlijk werken aan een duurzame wereld van morgen.

Voorzitter. Velen realiseren zich het niet, maar Suriname is een buurland van de Europese Unie. Ons oostelijke buurland is namelijk Frankrijk, met als territoir Frans-Guyana, ook bekend als Cayenne. Voor uitdagingen in de Europese Unie op het gebied van energie, migratie en handel kan Suriname een partner zijn. Kijkend naar onze gunstige ligging in Zuid-Amerika en het Caribisch gebied, kan mijn land met een relatief grote luchthaven en met veel beschikbare ruimte voor uw bedrijven, een belangrijke rol spelen als gateway zowel op het gebied van opslag als doorvoer van handelsgoederen. Er liggen veel kansen in Suriname voor het Nederlandse bedrijfsleven, die benut kunnen worden om de economie van zowel Nederland als die van Suriname verder en duurzaam te ontwikkelen.

Na een lange afwezigheid hebben Suriname en Nederland het besluit genomen om in de respectieve landen ambassadeurs te benoemen. Evenzo heeft op hoog ambtelijk niveau intensief overleg tussen beide landen plaatsgevonden. Premier Rutte en ik hebben daarvoor heel vroeg na ons aantreden telefonische afspraken gemaakt over continuering van het bilateraal overleg en de ministers van Buitenlandse Zaken Ramdin, Blok en Kaag, evenals Minister Achaibersing van Financiën, hebben intensief overleg daarover gehad. Na het hoog ambtelijk overleg vonden er ook handelsmissies plaats die de relatie verder op de rails brachten. Het gaat dan met name om de rol van de private sector in dit deel van de samenwerking. Er zijn afspraken gemaakt dat er in de komende jaren regelmatig monitoring van de hernieuwde samenwerking op ministerieel niveau zal plaatsvinden. Maar ook met onze andere partners, zoals Frankrijk, België, Guyana, Brazilië, India, China en Indonesië, zijn de betrekkingen aangehaald, op basis van wederzijds respect en gezamenlijke belangen.

Voorzitter. In zijn felicitatiebrief aan mijn regering vorig jaar schreef Koning Willem-Alexander: «de sterke historische band tussen onze landen en de maatschappelijke verwevenheid van onze beide samenlevingen zijn bijzonder, en koester ik. Graag spreek ik dan ook mijn warme belangstelling voor Suriname uit. Ik heb er vertrouwen in dat het Koninkrijk en Suriname zullen samenwerken in een geest van vriendschap, wederzijds begrip en respect en dat de bilaterale relatie zich de komende jaren positief zal ontwikkelen.» Einde citaat.

Voorzitter. Indachtig deze wens koestert ook het Surinaamse volk een diepe band die, op een gelijkwaardige wijze ingevuld, ons verder zal brengen als goede vrienden. En als ik zo om mij heen kijk zie ik heel wat bekende vrienden. Voorzitter, ik ben bijna elk jaar in Nederland geweest en heb bijna elk jaar een bezoek gebracht aan uw Tweede Kamer en parlementariërs. Ik ben blij om vele gezichten te zien met wie ik goede afspraken heb kunnen maken, waardoor we vandaag slechts kunnen afspreken dat we nu, met een andere verantwoordelijkheid, aan die hernieuwde samenwerkingsrelatie kunnen gaan werken. En als goede vriend reik ik u thans de hand en nodig ik u, leden van de Eerste Kamer en de Tweede Kamer, uit om naar zonnig, groen en gastvrij Suriname te komen, zodat we elkaar nog beter kunnen leren kennen. We kennen elkaar al heel goed, maar ik heb de overtuiging dat we nu een tijdpad, een periode, gaan betreden waarin we elkaar beter moeten leren kennen en die samenwerking moeten gaan intensiveren naar alle gebieden en alle sectoren van samenwerking.

Voorzitter. Ik dank u. God bless you all! Thank you!

(Applaus)

De heer Bruijn: Hartelijk dank, meneer de president, voor uw interessante en inspirerende toespraak. Ik geef nu graag het woord aan de heer Wilders, fungerend voorzitter van de commissie voor Buitenlandse Zaken van de Tweede Kamer, die de gedachtewisseling met de aanwezige Kamerleden zal leiden. Het woord is aan de heer Wilders.

De voorzitter: Dank u wel, meneer de voorzitter. Ook van mijn kant dank aan de president voor zijn indrukwekkende toespraak. We zullen nu de gedachtewisseling beginnen met de leden van de Eerste en Tweede Kamer der Staten-Generaal. De vraag aan de leden is om hun vragen te stellen bij de microfoon bij het spreekgestoelte, om bij voorkeur geen heel lange inleidingen te houden, want we hebben veel aanmeldingen, om dus vooral to the point een vraag te stellen, en om het antwoord van de president niet staand af te wachten, maar vanuit uw stoel. Vanachter deze tafel geef ik als eerste het woord aan mijn collega, de voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken, Defensie en Ontwikkelingssamenwerking van de Eerste Kamer der Staten-Generaal, meneer Van Apeldoorn. Aan u het woord.

De heer Van Apeldoorn (SP): Dank, voorzitter. Meneer de president, excellentie, het is ook voor mij een eer u hier te mogen ontvangen. Voor het eerst sinds dertien jaar is er hier een president van Suriname op bezoek. Dat is een bijzonder moment. Ook veel dank voor uw mooie toespraak over ons gedeelde verleden, maar ook over de misschien nog betere gezamenlijke toekomst die ons wacht. Laat ik hier de hoop uitspreken dat uw bezoek een nog verdere versterking van de betrekkingen tussen onze beide landen zal markeren.

Mijn vraag gaat over het volgende. U refereerde er al aan in uw toespraak, namelijk aan de grote olievoorraden die onlangs zijn ontdekt in uw land. Dat draagt natuurlijk ook de belofte van een verdere ontwikkeling van uw land en meer welvaart in zich. Het is natuurlijk wel zo dat olie niet per se de energiebron van de toekomst is, maar toch. Mijn vraag gaat over het volgende. Suriname staat mogelijk aan de vooravond van de echte exploitatie van die olievoorraden op grote schaal. Hoe kan uw land ervoor zorgen – mogelijk kan Nederland daarbij helpen – dat de opbrengsten van die olievoorraden ook ten goede komen aan het land zelf en aan de bevolking? Er wordt gesproken dat Nederland kan helpen met investeringen. Er wordt gesproken over een mogelijke rol van Shell. Maar hoe zorgen we ervoor dat het niet alleen ten goede komt aan Shell, maar ook aan de Surinamers? Daar zou ik graag uw gedachte over horen.

De heer Santokhi: Dank u wel, meneer Van Apeldoorn. Wat betreft de olievondsten voor de kust van Suriname hebben wij daar als regering ons standpunt over kenbaar gemaakt, zowel in het parlement als op verscheidene regionale en internationale fora: de natuurlijke hulpbronnen van ons land, maar zeker de olievondsten, behoren toe aan de natie, aan het volk van Suriname. We moeten daarvoor een regering hebben die eerlijk, transparant en verantwoordelijk is, en die een beleid ontwikkelt waarbij de uit de olievondsten gegenereerde inkomsten in de eerste plaats bestemd zullen zijn voor de ontwikkeling van het land. Ze moeten tegelijkertijd terechtkomen in een spaar- en stabilisatiefonds voor de volgende generaties, die nog zullen komen, en deze inkomsten moeten bestemd zijn voor de diversifiëring van onze economie. We beseffen heel goed dat die olievoorraden op zullen raken en dat we een zodanig beleid moeten ontwikkelen dat alle sectoren en de totale bevolking mee kunnen profiteren van deze olie-inkomsten.

We hebben contact gehad met Noorwegen. We hebben naar het model gekeken van Noorwegen en hebben Noorwegen om bijstand gevraagd om ons te komen ondersteunen bij het ontwikkelen van een duurzaam beleid. We hebben de afgelopen dagen ook een gesprek gehad met Shell, een oliegigant die binnenkort start met de boringen in blok 42. We hopen dat we daar goede resultaten kunnen hebben. Maar ook bij een traditioneel bedrijf als Shell, dat zich al die jaren bezig heeft gehouden met fossiele energie, zie je uit de discussies nieuwe inzichten ontstaan over hoe beleid en strategieën te ontwikkelen ten aanzien van nieuwe energiebronnen. Dat is waar we als land achter staan. Wij geven daar zelf inhoud aan door naast de bestaande olievondsten te werken aan nieuwe energiebronnen. We hebben recentelijk nog een overeenkomst getekend met een dienstbedrijf om die waterstof ook te ontwikkelen in Suriname. We hebben ook onze strategie wat betreft zonne-energie, die al wordt geïmplementeerd in de verschillende dorpen in het binnenland. We zijn dus een voorstander van een gebalanceerde benadering als het gaat om energiewinning. We moeten er zeker rekening mee houden dat we er als land, samen met de oliebedrijven, verantwoordelijk voor moeten zijn dat het milieu ook beschermd wordt.

Dank u wel.

De voorzitter: Dank u wel, meneer de president. Dan geef ik nu het woord aan de leden van de Eerste en Tweede Kamer die zich hebben aangemeld, waarbij ik aanteken dat mevrouw Van der Plas van de fractie van BBB van de Tweede Kamer zich heeft afgemeld wegens verplichtingen elders. Als eerste geef ik het woord aan de heer Brekelmans, die zal spreken namens de Tweede Kamerfractie van de VVD. Het woord is aan u, meneer Brekelmans.

De heer Brekelmans (VVD): Dank u wel, meneer de voorzitter. Ik dank natuurlijk met name de president voor zijn historische bezoek aan ons parlement, voor de mooie toespraak die hij zojuist heeft gehouden en voor de tijd die hij vrijmaakt om van gedachten te wisselen met ons parlement.

De vraag die ik zou willen stellen gaat over handel en investeringen. U noemde al de hernieuwde samenwerking en de kansen die daar in verschillende sectoren liggen. Ik vroeg me af welke belemmeringen er de komende jaren weggenomen kunnen worden om die handel verder te stimuleren. Verder gaf u aan dat u uw land breder wil openstellen voor investeringen van de internationale gemeenschap. We spraken zojuist al even over olie, maar er zijn natuurlijk allerlei andere grondstoffen en hulpbronnen waarin landen geïnteresseerd zullen zijn om in te investeren. Ik vroeg me af hoe u ervoor gaat zorgen dat al deze rijkdom niet in handen valt van landen die misschien niet het beste met Suriname voorhebben, maar vooral interesse hebben om zo veel mogelijk daaraan te verdienen.

De voorzitter: Dank u wel, meneer Brekelmans. Meneer de president.

De heer Santokhi: Dank u wel voor uw vraag, meneer Brekelmans. Wij willen inderdaad naar een hernieuwde samenwerkingsrelatie gaan met Nederland. De eerste aanzetten daartoe zijn gegeven. De twee regeringsleiders zijn sterke voorstanders van die hernieuwde, intensieve samenwerking. We hebben ook met elkaar afgesproken dat die samenwerking zich ook op andere deelgebieden zal moeten voltrekken, waaronder op het gebied van handel en de private sector. We hebben ook een delegatie van de private sector meegenomen en later op de dag is er overleg tussen de private sector van Nederland en de private sector van Suriname.

Er zijn veel belemmeringen. We hebben gisteren bij de WUR van Wageningen mogelijkheden gezien van het toepassen van moderne technologie bij de ontwikkeling en modernisering van de agrarische sector. Daar zie je namelijk de eerste exportbarrière naar de Europese markt die we als land hebben voor onze landbouwproducten. Een. Ze halen de normen niet die binnen Europa gelden om onze producten hier af te zetten. Daar ligt een prachtige mogelijkheid om samen te werken. Middels technische bijstand, het aanleveren van expertise, capaciteitsversterking en institutionele versterking zullen we als land weer in staat zijn om de agrarische producten die voldoen aan de internationale norm, ook tegen de achtergrond van voedselveiligheid, te exporteren naar de Europese markt. Aan de andere kant moeten we er rekening mee houden dat er barrières liggen op het gebied van regelgeving. We zijn in Suriname al heel ver gevorderd door onze wet op de investering aan te passen. We krijgen een moderne investeringsfondswet die mogelijkheden zal bieden aan investeerders en die op basis van nader geregelde criteria en voorwaarden incentives zal creëren voor investeringen in het land. Dus ook daar proberen wij die belemmeringen voor investeerders weg te halen.

Natuurlijk moet u dit allemaal zien tegen de achtergrond van het totale herstelprogramma waarmee we onze economie wensen te stabiliseren. We zijn voorstander van die vrije economie en we zijn er voorstander van dat alle bedrijven en investeerders gelijke kansen moeten krijgen. Daarvoor gaan we ook beleid ontwikkelen. We moeten een beleid ontwikkelen zodat onze rijkdom niet in handen komt van personen en bedrijven die in ieder geval niet dat nationaal belang zouden dienen. Die vraag staat op onze agenda. Er wordt nu al een evaluatie uitgevoerd van alle concessies die de afgelopen jaren op het grondgebied van Suriname zijn uitgegeven. De eerste resultaten die we als regering binnen hebben gekregen, laten zien dat vrijwel al onze natuurlijke hulpbronnen, zeker goud, door middel van concessies zijn weggegeven en dat er enorm veel concessies zijn uitgegeven over ons bos. Al deze zaken zullen we op basis van een goede evaluatie, onze nationale wetgeving en ons beleid terugdraaien. We zijn het aan ons en aan de volgende generatie verplicht om een beleid te voeren dat erop gericht is dat de inkomsten uit die natuurlijke hulpbronnen bestemd moeten zijn voor het volk van Suriname. Nogmaals, alles wat weggegeven is, wordt op dit moment door een juridisch team geëvalueerd. We zullen die maatregelen treffen die we als regering moeten nemen.

De voorzitter: Dank u zeer. Dan is nu het woord aan de heer Sjoerdsma namens de Tweede Kamerfractie van D66.

De heer Sjoerdsma (D66): Meneer de president, het was een ongelofelijke eer en een genoegen om u in de afgelopen jaren te mogen ontvangen als oppositieleider van Suriname en als vriend. Het is een nog grotere eer om u te mogen ontvangen als president, als leider van Suriname. Het markeert het einde van een periode van radiostilte, zoals u dat zei, en hopelijk ook een nieuw begin. Ik hoop ook vurig dat mijn land dit nieuwe begin zal aangrijpen om excuses te maken voor de schaamtevolle periode van ons slavernijverleden.

Meneer de president, mijn vraag aan u is de volgende. U zei in de Volkskrant dat de ergste crisis waarmee Suriname te maken heeft, de morele crisis is. Wat bedoelt u daarmee en wat zijn uw plannen om die tegen te gaan? Dank u wel.

De voorzitter: Dank u wel, meneer Sjoerdsma. Meneer de president.

De heer Santokhi: Dank u wel, meneer Sjoerdsma. Bedankt voor de vele gesprekken die we de afgelopen jaren hebben gevoerd. Misschien kan ik vandaag het volgende met uw Eerste en Tweede Kamer delen. Ik kan me nog heugen dat ik zo'n zes, zeven jaar geleden voor de eerste keer hiernaartoe kwam en met verschillende fracties aftastende gesprekken begon te voeren. Er was een fractieleider die de opmerking maakte: «Meneer Santokhi, brengt u Suriname niet weer op onze agenda, want hier is dat hoofdstuk afgesloten.» We hebben het boek weer opengemaakt, en elk jaar hebben we er constant verschillende paragrafen aan toegevoegd. Vandaag voeg ik een nieuwe paragraaf van hernieuwde samenwerking toe, maar daar is het een keertje begonnen. Ik dank al mijn toenmalige collega-parlementariërs die een bijdrage hebben geleverd, zodat we vandaag dit moment kunnen meemaken, al zit ik hier nu in een andere hoedanigheid.

Dan uw vraag. Dat wordt in Suriname veelal een beetje op de achtergrond geduwd, door heel veel accent te leggen op de financiële crisis, de schuldencrisis, de covidcrisis en de impact van deze crises op de sociaal-maatschappelijke situatie, en dat draagt zeker bij tot het armoedevraagstuk. Maar waar men niet over praat, is de morele crisis die de afgelopen jaren ontstaan is: het eroderen van waarden en normen in de samenleving, maar ook het eroderen van instituten die garant moesten staan voor sterk bestuur, maar ook instituten die garant moesten staan voor een sterke samenleving. Daar zit de uitdaging die we als regering hebben: om niet alleen te werken aan de financieel-economische crisis en aan de beheersing van de covidcrisis, maar om weer beleid te gaan ontwikkelen om een sterke maatschappij te hebben, om weer sterke gezinnen te hebben en om weer te zorgen dat bedrijven, de private sector, weer sterk gaan worden. Gelukkig hebben we in het kader van de olievondst een prachtige wet in Suriname, de Petroleumwet. Maar we hebben ook een goed contract dat is aangegaan tussen onze Staatsolie en de oliegiganten, die heel duidelijk aangeven dat bij de exploitatie van olie en gas de local content, de lokale bedrijven, de voorkeur zullen krijgen. Daar zie je dan die uitdaging dat de regelgeving wel duidelijk kan zijn en het contract wel helder kan zijn, maar als die bedrijven niet sterk genoeg zijn, de internationale normen niet halen om goed zaken te doen en niet gecertificeerd zijn, dan hebben we inderdaad een prachtige regelgeving die niet uitgevoerd gaat worden. Dus we investeren nu ook in de private sector, ook met bijstand van het buitenland.

Voor wat betreft de beheersing van de morele crisis: ik heb de Minister van Onderwijs de opdracht gegeven om in het curriculum ook nieuwe vakken mee te nemen, zoals cultuuronderwijs en burgerschap. Die dingen moeten terug. Ik noem agrarisch onderwijs zoals het vroeger was. Ik heb agrarisch onderwijs gehad op school. Ik moest in de tuinbouw, in de tuin gaan planten. Die dingen hebben bijgedragen aan onze morele vorming, en dat zijn de zaken die terug moeten komen. Dat is een collectieve verantwoordelijkheid die we als samenleving moeten hebben, om de samenleving te gaan versterken vanuit de verschillende instellingen die er zijn. Covid heeft zware druk uitgeoefend op de kerkelijke instellingen, de sociaal-maatschappelijke instellingen en de sportinstellingen, maar langzaam zullen wij ook uit de covidcrisis komen. Daar is ons beleid op gericht: om sterke instituten te ontwikkelen in de samenleving en daarmee een bijdrage te leveren om ook de morele crisis snel te gaan beheersen.

De voorzitter: Dank u, meneer de president. Er hebben zich nog acht leden aangemeld, en we hebben nog maar een minuut of tien. Om 10.55 uur geef ik het woord aan de voorzitter van de Tweede Kamer, dus dan is dit deel voorbij. Dus ik vraag u om u echt te beperken tot het stellen van één vraag, want anders komen heel veel collega's niet aan het woord.

De volgende die ik het woord zou willen geven, is mevrouw Karimi, die spreekt namens de Eerste Kamerfractie van GroenLinks. Mevrouw Karimi, het woord is aan u.

Mevrouw Karimi (GroenLinks): Dank u wel. Dank u wel, meneer de president. Ik zou u graag willen feliciteren met het openmaken van het boek. Dat boek kon ook nooit gesloten zijn, gezien de historische relatie die u ook zo eloquent geschetst hebt. Ik sluit me ook aan bij de wens van de heer Sjoerdsma, zodat onze regering ook eindelijk het voorbeeld van Amsterdam volgt en excuses uitspreekt voor het zwarte verleden.

Ik heb één vraag en die heeft eigenlijk betrekking op wat u ook zelf heeft gezegd, namelijk dat met de concessies bijna alles is weggegeven, waaronder de natuurlijke hulpbronnen van het land. U zei daarbij ook dat dan de evaluatie plaatsvindt. Is dat openbaar? Gaat u dat openbaar maken? Op welke manier ziet u dan de kans om die concessies terug te draaien, en wat is specifiek de rol van de relatie met China daarin? Dank u wel.

De voorzitter: Dank u wel, mevrouw Karimi. Meneer de president.

De heer Santokhi: Dank u wel, mevrouw Karimi. Wat betreft de concessies: we hebben in Suriname wet- en regelgeving op het gebied van het verlenen van concessies voor exploratie en exploitatie. De regelgeving is helder: als je je niet houdt aan de voorwaarden van exploratie of exploitatie, dan is dat reden genoeg om de concessie in te trekken. Daarnaast kijken we ook naar concessies die niet uitgegeven zijn voor concessiedoeleinden, maar meer voor speculatieve doeleinden. Die moeten ook allemaal ingetrokken worden. Maar we willen ook rechtsstatelijk handelen. Daarvoor is er een team aangewezen om alle concessies te beoordelen en te onderzoeken. Maar nogmaals, als we dat gaan doen, doen we dat binnen de grenzen van onze regelgeving, ook met inachtneming van de wettelijke bepalingen. Maar de wettelijke bepalingen geven ons voldoende ruimte om de concessies die niet voldoen aan de wettelijke normen en beleidsrichtlijnen weer in te trekken. Natuurlijk hebben we dat ook beloofd aan het parlement in Suriname, en we zullen dat ook aan het parlement presenteren. Dan doel ik op de concessies die allemaal uitgegeven zijn voor de exploitatie van ons bos, voor de exploitatie van natuurlijke hulpbronnen, waaronder goud, en die concessies die daar ook ingetrokken gaan worden.

Wat betreft de relatie met China: wij onderhouden vriendschappelijke betrekkingen. Er zijn veel projecten uitgevoerd in het kader van de samenwerking. Onze schuldpositie is er een waarbij China een van de schuldeisers is. We zijn bezig met China, we zijn bezig met India en we zijn bezig met IMF om herschikking van onze schuld te krijgen. Dat is een van de zaken die op dit moment besproken wordt in het kader van het herstelprogramma, maar ook in het kader van de technische bijstand die we van IMF gaan krijgen. En China is een van de landen die een belangrijke rol zullen moeten spelen bij het goedkeuren van het herstelprogramma en van de samenwerking op board level.

De voorzitter: Dank u zeer. Dan geef ik nu het woord aan de heer De Roon, die een vraag stelt namens de Tweede Kamerfractie van de PVV.

De heer De Roon (PVV): Ik had nooit gedacht dat ik nog eens in de gelegenheid zou zijn om de president van Suriname in het gebouw van de Staten-Generaal toe te spreken. Dat u dat bent, meneer Santokhi, stemt mij nog meer tot vreugde. Ik zal kort zijn, want we moeten kort zijn van de leiding hier.

Ik wil u een citaat voorhouden van een Surinaamse Nederlander, een zakenman, die mij een mailtje heeft gestuurd. Daaruit ga ik een zin citeren. Dan ga ik u om een reactie vragen. Deze Surinaamse zakenman in Nederland zegt: Suriname is gebaat bij een kritische houding en begeleiding in plaats van een houding van euforie met zoete broodjes naar elkaar toe, want de machthebbers zijn onverbeterlijk in hun gedrag om het land en volk te blijven bedonderen. We kunnen dat hier nu niet uitwerken, maar u weet als de Surinaamse president heel goed wat daarmee wordt bedoeld. U weet ook dat er weer aanwijzingen schijnen te zijn die daarop duiden. Mijn vraag aan u is: wat zijn uw actiepunten om ervoor te zorgen dat dat niet gebeurt?

Dank u wel.

De voorzitter: Dank u wel, meneer De Roon. Meneer de president.

De heer Santokhi: Bedankt voor uw vraag, meneer. We hebben al die tijd in de Surinaamse samenleving gezeten. Ik heb een bijzondere verantwoordelijkheid gehad als oppositieleider, als voorzitter van de op dit moment grootste politieke partij. Ook wij zijn dus regelmatig geïnformeerd over de wijze waarop verschillende investeerders en bedrijven uit het buitenland, maar ook uit het binnenland, in feite misleid zijn. Dat zijn serieuze investeerders, die geen kansen gehad hebben vanwege simpele redenen, omdat zij aan voorwaarden moesten voldoen die niet ethisch zijn. Dat heeft er ook voor gezorgd dat we als land een heel slecht imago gekregen hebben in de wereld. Dat hebben we ook meegemaakt bij de onderhandelingen. We onderhandelen al ruim een jaar met IMF. Soms krijgen we als land inderdaad verwijten die gebaseerd zijn op gedragingen die tentoongesteld zijn door onze voorgangers. Dat achtervolgt ons. Dat is een van de uitdagingen die we hebben: het verbeteren van ons imago naar de internationale gemeenschap, maar ook naar de zakenwereld toe. Wij willen laten zien dat wij nu weer aansluiten in de rij der natiën waarbij wij zeggen: we zijn een land dat rechtsstaatprincipes hoog in het vaandel houdt, dat waarden en normen gaat respecteren en dat iedereen gelijke kansen moet gaan geven. Je ziet ook de resultaten op de lijst van de World Bank, met name de lijst Ease of Doing Business, waarop we behoorlijk zijn gezakt voor het doen van zaken.

We hebben op het Ministerie van Buitenlandse Zaken een nieuwe unit in het leven geroepen: foreign direct investment, voor de regelgeving die we aanpassen op het gebied van investeringen. Alles moet weer transparant. Binnenkort heb ik in mijn Kabinet van de President een nieuw mechanisme, een approval en appeal board, een instituut waar mensen in beroep kunnen gaan. Investeerders kunnen in beroep gaan als zaken niet goed of correct verlopen. Die garantie wil ik vanuit het Kabinet van de President geven aan investeerders van de nationale en internationale gemeenschap. Ik besef namelijk dat er veel is misgegaan. Dat is de nieuwe verantwoordelijkheid die we hebben als nieuwe regering: zorgen dat al die zaken weggemaakt worden en dat we snel weer overgaan naar het normaal en gezond zakendoen zoals dat nodig is. Wij hebben die investeerders nodig. Wij hebben de zakenmensen nodig. Zij dragen bij aan het herstel van de economie van ons land.

Dank u wel.

De voorzitter: Dank u zeer. Dan is nu het woord aan mevrouw Agnes Mulder, die een vraag zal stellen namens de Tweede Kamerfractie van het CDA.

Mevrouw Agnes Mulder (CDA): Goedemorgen. Van harte welkom hier in Nederland. Wat fijn dat u hier allemaal bent en dat we de banden kunnen verstevigen. Dat doet het CDA goed. Het is denk ik ook iets van samenleving tot samenleving. Dat is wat we hier vandaag ook uitspreken. Laat het een nieuwe start voor ons allen zijn. Mijn vraag gaat over die nieuwe start en de rechtsstaat. Ook jongeren hebben natuurlijk een moeilijk aantal jaren achter de rug. Hoe gaat u die erbij betrekken? Hoe kunnen wij u er als Nederland bij helpen om de rechtsstaat verder op te bouwen?

Dank u wel.

De voorzitter: Dank u zeer, mevrouw Mulder. Meneer de president.

De heer Santokhi: Dank u wel, mevrouw. Het herstel en de versterking van de rechtsstaat is een van de speerpunten van ons beleid als nieuwe regering. Dat doen we door flink te investeren in de instituten die primair verantwoordelijk zijn voor het in stand houden van de rechtsstaat. We beginnen bij de rechterlijke macht. We hebben al ruim een jaar deze regering. Nu al heeft de rechterlijke macht meer dan 50% verruiming gehad van het aantal leden. Dat geeft al aan dat wij de rechterlijke macht in alle opzichten willen versterken en onafhankelijker maken. Vanaf komend jaar, 2022, zal de rechterlijke macht een eigen budget hebben, waardoor ze meer vrijheid zullen hebben om hun werkzaamheden uit te voeren en de onafhankelijkheid verder versterkt zal worden. Bij de staande magistratuur hebben we het aantal vervolgingsambtenaren uitgebreid met ruim 100% in één jaar tijd. Dat geeft de prioriteit die we hebben al aan, namelijk dat ook het Openbaar Ministerie professioneel kan functioneren.

Natuurlijk moet er samengewerkt worden. De samenwerking die het Hof van Justitie heeft met de Raad voor de rechtspraak zal verder geïntensiveerd moeten worden. De president van het Hof heeft voorafgaand aan mijn vertrek hiernaartoe in een speciale nota aangegeven dat de samenwerking tussen het Hof van Justitie en de Raad voor de rechtspraak, maar ook met het Ministerie van Justitie, verder versterkt zal moeten worden. De Minister van Justitie en Politie is hier. Die heeft dat ook op de agenda geplaatst. De bedoeling is namelijk dat de rechterlijke macht ook opgenomen wordt in het raamwerk van samenwerking, dat Makandra heet, waarin verschillende sectoren al geïdentificeerd zijn op het gebied van de versterking van het bestuur in Suriname. We beseffen namelijk dat die samenwerking tussen de twee rechterlijkemachtsautoriteiten intensiever moet, ook vanwege het feit dat het Hof van Justitie, de rechterlijke macht in Suriname, ook gebruikmaakt van jurisprudentie die ontwikkeld wordt in Nederland. Tegen die achtergrond zien we de betrokkenheid van Nederlandse rechters, maar ook van de diasporarechters in Suriname. Om dat mogelijk te maken, hebben we twee weken geleden in de Regeringsraad de aanpassing van onze Nationaliteitswet goedgekeurd. Dat zal het mogelijk maken dat personen die niet de Surinaamse nationaliteit hebben, maar die wel in het staatsbelang ingezet worden voor staatswerk, van rechtswege de Surinaamse nationaliteit krijgen. De barrière die op dit moment aanwezig is voor personen met een Nederlandse nationaliteit, die ingezet zouden kunnen worden voor de verschillende ontwikkelingssectoren, maar ook voor de rechterlijke macht, kan zo weggenomen worden. Er zijn nu al schrijfjuristen mee bezig.

Maar rechtsstaatversterking geldt niet alleen voor de rechterlijke macht. Het geldt ook voor de wetgevende macht en de uitvoerende macht. Al deze organen moeten een bijdrage leveren aan de versterking van de rechtsstaat. Ook moeten deze organen zich houden aan de rechtsstaatprincipes. Heel belangrijk is namelijk de rol die jongeren hierbij moeten spelen, omdat ook jongeren het slachtoffer zijn geworden van het traject van morele crisis; dat heb ik net al genoemd. Hierdoor zal er door middel van veel trainingsprogramma's een totale morele herbewapening moeten komen van jongeren. Ik denk dat het hier in Nederland een uitdaging is om intensief samen te werken met de jongeren van de Nederlandse gemeenschap, maar ook van de diasporagemeenschap. Van het restant van verdragsmiddelen dat we hebben, gaat zeker ook een belangrijk deel naar een fonds voor studiefinanciering, zodat onze jongeren de kans krijgen om op een goedkope wijze, op een betaalbare wijze, weer te gaan studeren in verschillende sectoren. Maar nog belangrijker is dat we de jongeren zodanig gaan trainen dat ze ingezet kunnen worden in de ontwikkelingssectoren die zich nu aandienen. Ik denk dat hier een kans is weggelegd voor samenwerking met Nederland, bijvoorbeeld in de agrarische sector en op het gebied van olie en gas. Instituten kunnen een bijdrage leveren aan de training en vorming van jongeren; ik denk direct aan onze universiteit, maar ook aan andere instituten. Daar ligt een kans voor samenwerking tussen Suriname en Nederland.

De voorzitter: Dank u zeer. Ik moet de gedachtewisseling nu helaas afsluiten. We zijn al bijna tien minuten langer bezig dan gepland. Ik zou de leden willen bedanken. Helaas zijn niet alle leden aan het woord gekomen, maar ik denk dat er een goede gedachtewisseling is geweest. Ik zou u, meneer de president, willen bedanken voor uw bijdrage aan die gedachtewisseling met de leden van de Staten-Generaal. Veel dank daarvoor. Ten slotte zou ik het woord willen geven aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal, mevrouw Vera Bergkamp.

Mevrouw Bergkamp: Dank u wel. Aan mij de eer om deze mooie sessie af te sluiten. Dank aan de heer Wilders.

Excellentie, namens de leden van beide Kamers wil ik u danken voor het bezoeken van ons parlement en voor de bereidheid om met de leden in gesprek te gaan. Ik spreek namens ons allen als ik zeg dat het een bijzonder grote eer is om u te mogen ontvangen. Er is al gewezen op de historische aard van dit bezoek, ook door onze Minister-President. Na jaren van ups en downs is dit de uitgelezen kans en gelegenheid om de relaties tussen beide landen weer te versterken en op een hoger niveau te tillen, in het belang van uw en onze bevolking. Uit de inbreng van de verschillende Kamerleden blijkt ook echt de grote belangstelling in ons parlement voor de geschiedenis en vooral ook voor de toekomst van Suriname. U heeft in de vergelijking tussen onze beide parlementen ook ervaren dat er naast de pluriformiteit, de veelvormigheid, veel overeenkomsten zijn. Ik ben er ook van overtuigd dat uw bezoek aan Nederland en aan deze bijeenkomst de aanzet zal geven tot nauwere contacten tussen onze landen, zowel op het niveau van onze regering als van het parlement, maar ook tussen de samenlevingen en de burgers.

Ik wil u vanaf deze plek ook alle sterkte en succes wensen in de strijd tegen corona. Ik heb als Voorzitter van de Tweede Kamer de eer om de coronadebatten in de Tweede Kamer voor te mogen zitten. Ik merk tijdens deze debatten de bijzondere belangstelling voor uw land. We zien dat er veel mensen ziek zijn geworden en zijn overleden; u gaf dat zelf ook al aan. We zien ook dat de verschrikkelijke pandemie de grenzen opzoekt van uw gezondheidszorg. We wensen u daarmee heel veel succes. Ik dank u voor uw komst en wens onze beide parlementen een veelvuldig contact toe. Ik zeg dan ook: kon esi baka. We zien elkaar hopelijk snel weer terug. Ik dank u wel.

(Applaus)

Sluiting 11.00 uur.

Naar boven