20 361 Suriname

Nr. 157 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 4 april 2012

Aanleiding

Hierbij bied ik u de reactie aan op het verzoek van het Lid Timmermans om een brief over de amnestiewet in de Republiek Suriname, zoals ingediend tijdens de regeling van werkzaamheden op 27 maart 2012.

Amnestiewet

Vandaag zet De Nationale Assemblee (DNA) van Suriname de behandeling voort van een initiatiefwet die is ingediend tot wijziging van de amnestiewet uit 1992 («amnestiewet 1989»). Een belangrijke voorgestelde wijziging in die amnestiewet is dat het tijdvak, waarop de amnestiewet betrekking heeft, wordt uitgebreid met de periode van 1 april 1980 tot en met 31 december 1984. De amnestiewet beslaat dan het tijdvak van 1 april 1980 tot en met 19 augustus 1992. Het wetsvoorstel luidt dat amnestie wordt verleend aan degenen die in die periode «strafbare feiten hebben begaan en/of daarvan worden verdacht in het kader van de verdediging van de staat en/of omverwerping van het wettig gezag zoals de gebeurtenissen in December 1982 en de Binnenlandse Oorlog».

Inzet Nederland

De regering wil in dezen gezamenlijk met de EU en gelijkgezinde landen op trekken. Op 2 april 2012 heeft Hoge Vertegenwoordiger Ashton bij monde van haar woordvoerder zorg uitgesproken over de ontwerp-amnestie wet. Tevens is het belang benadrukt van de scheiding der machten en respect voor de internationale verplichtingen van Suriname.

Ik heb Suriname opgeroepen zich te houden aan internationale afspraken en gepleit voor doorgang van het 8-december proces. Daarbij heb ik benadrukt dat de ontwerp-amnestiewet haaks staat op de internationale verdragsrechtelijke verplichtingen van Suriname. Op basis van deze verdragen heeft Suriname de plicht om schendingen van mensenrechten te onderzoeken en de daders te berechten. Suriname dient de scheiding der machten te respecteren. De slachtoffers en hun nabestaanden hebben er recht op dat het proces doorgaat. Als de rechtbank de verdachten schuldig acht, mogen zij hun straf niet ontlopen. De zorgen van de regering zijn op 29 maart 2012 door de Nederlandse ambassadeur in Paramaribo overgebracht aan de minister van Buitenlandse Zaken van Suriname. Tevens zijn ze op 3 april 2012 ter kennis gebracht aan de Tijdelijk Zaakgelastigde van Suriname in Den Haag.

Ook Frankrijk en de VS hebben Suriname gewezen op de bestaande internationale verplichtingen van het land.

Internationale verplichtingen

Suriname is verdragspartij bij diverse mensenrechtenverdragen, waaronder het VN Verdrag voor Burgerrechten en Politieke Rechten (het BuPo-verdrag uit 1966) en het Amerikaanse Verdrag voor de Rechten van de Mens (1978). Op basis van die verdragen heeft Suriname de plicht om de schending van mensenrechten te onderzoeken, met het oog op de vervolging van verdachten en genoegdoening aan slachtoffers.

De internationale gemeenschap heeft herhaaldelijk aandacht geschonken aan de Decembermoorden en Suriname opgeroepen om verdachten te vervolgen en berechten. Het Mensenrechtencomité, het toezichthoudend orgaan van het BuPo-verdrag, heeft op 4 april 1985 geoordeeld dat de Decembermoorden in strijd zijn met het recht op leven zoals dat staat in het verdrag. Het Comité heeft Suriname aangespoord om de moorden te onderzoeken, de verantwoordelijken te vervolgen en compensatie te bieden aan de nabestaanden. Ook heeft Suriname in 2011 in de Universal Periodic Review ingestemd met een aanbeveling «om de daders van de buitengerechtelijke executies in december 1982 en de massamoord in Moiwana in 1986 te vervolgen en veroordelen».

Vanwege de internationale verplichtingen die Suriname op zich heeft genomen, behoort het 8-decemberproces te worden afgerond. De scheiding der machten, die ten grondslag ligt aan de democratische rechtsstaat, impliceert dat de regering niet intervenieert in een lopend proces.

Na de behandeling van de voorgenomen wijziging van de amnestiewet in De Nationale Assemblee van Suriname zal ik u informeren over de gevolgen die Nederland bij goedkeuring van de wet hieraan zal verbinden.

De minister van Buitenlandse Zaken, U. Rosenthal

Naar boven