Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2009-2010 | 31907 nr. A |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2009-2010 | 31907 nr. A |
29 september 2009
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het noodzakelijk is de wetgeving inzake omzetbelasting aan te passen overeenkomstig richtlijn 2008/8/EG van de Raad van 12 februari 2008 tot wijziging van Richtlijn 2006/112/EG wat betreft de plaats van een dienst (PbEU L 44), overeenkomstig Richtlijn 2008/9/EG van de Raad van 12 februari 2008 tot vaststelling van nadere voorschriften voor de in Richtlijn 2006/112/EG vastgestelde teruggaaf van de belasting over de toegevoegde waarde aan belastingplichtigen die niet in de lidstaat van teruggaaf maar in een andere lidstaat gevestigd zijn (PbEU L 44) en overeenkomstig Richtlijn 2008/117/EG van de Raad van 16 december 2008 tot wijziging van de Richtlijn 2006/112/EG wat betreft fraudebestrijding in het intracommunautaire verkeer (PbEU L 14);
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
De Wet op de omzetbelasting 1968 wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 2a, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. Onderdeel h komt te luiden:
h. intracommunautair goederenvervoer: het vervoer van goederen waarvan de plaats van vertrek en de plaats van aankomst op het grondgebied van twee verschillende lidstaten zijn gelegen:
2. In onderdeel q wordt «onder andere» vervangen door: met name.
Na artikel 4 wordt ingevoegd:
AFDELING 1A PLAATS VAN LEVERING
De artikelen 6, 6a en 6b worden vervangen door:
AFDELING 1B PLAATS VAN EEN DIENST
Paragraaf 1. Algemene bepalingen
1. De plaats van een dienst, verricht voor een als zodanig handelende ondernemer, is de plaats waar die ondernemer de zetel van zijn bedrijfsuitoefening heeft gevestigd. Worden deze diensten evenwel verricht voor een vaste inrichting van de ondernemer op een andere plaats dan die waar hij de zetel van zijn bedrijfsuitoefening heeft gevestigd, dan geldt als plaats van dienst de plaats waar deze vaste inrichting zich bevindt. Bij gebreke van een dergelijke zetel of vaste inrichting, geldt als plaats van de dienst de woonplaats of gebruikelijke verblijfplaats van de ondernemer die deze diensten afneemt.
2. De plaats van een dienst, verricht voor een andere dan ondernemer, is de plaats waar de dienstverrichter de zetel van zijn bedrijfsuitoefening heeft gevestigd. Worden deze diensten evenwel verricht vanuit een vaste inrichting van de dienstverrichter, op een andere plaats dan die waar hij de zetel van zijn bedrijfsuitoefening heeft gevestigd, dan geldt als plaats van dienst de plaats waar deze vaste inrichting zich bevindt. Bij gebreke van een dergelijke zetel of vaste inrichting, geldt als plaats van de diensten de woonplaats of de gebruikelijke verblijfplaats van de dienstverrichter.
Paragraaf 2. Bijzondere bepalingen
De plaats van een dienst die voor andere dan ondernemers wordt verricht door een tussenpersoon die in naam en voor rekening van derden handelt, is de plaats waar de onderliggende handeling overeenkomstig de bepalingen van deze wet wordt verricht.
De plaats van een dienst die betrekking heeft op een onroerende zaak, met inbegrip van diensten van experts en makelaars in onroerende zaken, het verstrekken van accommodatie in het hotelbedrijf of in sectoren met een soortgelijke functie, zoals vakantiekampen of locaties die zijn ontwikkeld voor gebruik als kampeerterreinen, het verlenen van gebruiksrechten op een onroerende zaak, alsmede van diensten die erop gericht zijn de uitvoering van bouwwerken voor te bereiden of te coördineren, zoals de diensten verricht door architecten en door bureaus die toezicht houden op de uitvoering van het werk, is de plaats waar de onroerende zaak is gelegen.
1. De plaats van personenvervoerdiensten is de plaats waar het vervoer plaatsvindt, zulks naar verhouding van de afgelegde afstanden.
2. De plaats van andere goederenvervoerdiensten voor andere dan ondernemers dan het intracommunautaire goederenvervoer, is de plaats waar het vervoer plaatsvindt, zulks naar verhouding van de afgelegde afstanden.
3. De plaats van intracommunautaire goederenvervoerdiensten voor andere dan ondernemers, is de plaats van vertrek.
De plaats van een dienst en van daarmee samenhangende diensten, in verband met culturele, artistieke, sportieve, wetenschappelijke, educatieve, vermakelijkheids- of soortgelijke activiteiten, zoals beurzen en tentoonstellingen, inclusief de diensten van de organisatoren van dergelijke activiteiten, is de plaats waar die activiteiten daadwerkelijk plaatsvinden.
De plaats van de volgende diensten die voor andere dan ondernemers worden verricht, is de plaats waar die diensten daadwerkelijk worden verricht:
a. activiteiten die met vervoer samenhangen, zoals laden, lossen, intern vervoer en soortgelijke activiteiten;
b. deskundigenonderzoeken en werkzaamheden met betrekking tot roerende lichamelijke zaken.
1. De plaats van restaurant- en cateringdiensten is de plaats waar die diensten materieel worden verricht.
2. De plaats van restaurant- en cateringdiensten die materieel worden verricht aan boord van een schip, vliegtuig of trein tijdens het in de Gemeenschap verrichte gedeelte van een passagiersvervoer, is de plaats van vertrek van het passagiersvervoer.
1. De plaats van dienst van kortdurende verhuur van een vervoermiddel is de plaats waar dat vervoermiddel daadwerkelijk ter beschikking van de afnemer wordt gesteld.
2. Voor de toepassing van het eerste lid wordt onder «kortdurende verhuur» verstaan: het ononderbroken bezit of gebruik van het vervoermiddel gedurende een periode van ten hoogste dertig dagen, en voor schepen ten hoogste negentig dagen.
1. De plaats van elektronische diensten, die worden verricht voor een andere dan ondernemer die in een lidstaat gevestigd is of daar zijn woonplaats of gebruikelijke verblijfplaats heeft, door een ondernemer die de zetel van zijn bedrijfsuitoefening buiten de Gemeenschap heeft gevestigd of daar over een vaste inrichting beschikt van waaruit de dienst wordt verricht, of, bij gebreke van een dergelijke zetel of vaste inrichting, zijn woonplaats of gebruikelijke verblijfplaats buiten de Gemeenschap heeft, is de plaats waar de andere dan ondernemer gevestigd is of zijn woonplaats of gebruikelijke verblijfplaats heeft.
2. Het feit dat de dienstverrichter en de afnemer langs elektronische weg berichten uitwisselen, betekent op zich niet dat de verrichte dienst een elektronische dienst is.
1. De plaats van de volgende diensten, verricht voor een andere dan ondernemer die buiten de Gemeenschap gevestigd is of aldaar zijn woonplaats of gebruikelijke verblijfplaats heeft, is de plaats waar deze persoon gevestigd is of zijn woonplaats of gebruikelijke verblijfplaats heeft:
a. de overdracht en het verlenen van auteursrechten, octrooien, licentierechten, handelsmerken en soortgelijke rechten;
b. diensten op het gebied van de reclame;
c. diensten verricht door raadgevende personen, ingenieurs, adviesbureaus, advocaten, accountants en andere soortgelijke diensten, alsmede gegevensverwerking en informatieverschaffing;
d. de verplichting om een beroepsactiviteit of een in dit artikel vermeld recht geheel of gedeeltelijk niet uit te oefenen;
e. bank-, financiële en verzekeringsverrichtingen met inbegrip van herverzekeringsverrichtingen en met uitzondering van de verhuur van safeloketten;
f. het beschikbaar stellen van personeel;
g. de verhuur van roerende lichamelijke zaken, met uitzondering van alle vervoermiddelen;
h. het bieden van toegang tot aardgas- en elektriciteitsdistributiesystemen alsmede het verrichten van transport- en transmissiediensten via deze systemen en het verrichten van andere daarmee rechtstreeks verbonden diensten;
i. telecommunicatiediensten;
j. radio- en televisieomroepdiensten;
k. elektronische diensten.
2. Het feit dat de dienstverrichter en de afnemer langs elektronische weg berichten uitwisselen, betekent op zich niet dat de verrichte dienst een elektronische dienst is.
Paragraaf 3. Voorkoming van niet-heffing
De hierna genoemde diensten die worden verricht door ondernemers die buiten de Gemeenschap wonen of zijn gevestigd dan wel aldaar een vaste inrichting hebben van waaruit de dienst wordt verricht, of die, bij gebreke van een dergelijke zetel of vaste inrichting, hun woonplaats of gebruikelijke verblijfplaats buiten de Gemeenschap hebben, en de plaats van die diensten buiten de Gemeenschap is gelegen worden aangemerkt als worden zij in Nederland verricht, wanneer het werkelijke gebruik en de werkelijke exploitatie in Nederland plaatsvinden:
a. diensten, bestaande in de verhuur van vervoermiddelen, die worden verricht voor andere dan ondernemers die in Nederland wonen of zijn gevestigd dan wel aldaar een vaste inrichting hebben waarvoor de diensten worden verricht;
b. diensten als bedoeld in artikel 6i, eerste lid, onderdelen a tot en met g, die worden verricht voor in Nederland gevestigde lichamen in de zin van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, andere dan ondernemers;
c. diensten als bedoeld in artikel 6i, eerste lid, onderdelen i en j, die worden verricht voor andere dan ondernemers die in Nederland gevestigd zijn of er hun woonplaats of gebruikelijke verblijfplaats hebben.
Artikel 7 wordt als volgt gewijzigd:
Na het zesde lid wordt een lid toegevoegd luidende:
7. Voor de toepassing van de regels betreffende de plaats van dienst in deze wet en in de daarop gebaseerde bepalingen wordt:
a. een ondernemer die ook werkzaamheden of handelingen verricht die niet als belastbare goederenleveringen of diensten in de zin van artikel 2, lid 1, van BTW-richtlijn 2006 worden beschouwd, met betrekking tot alle voor hem verrichte diensten als ondernemer aangemerkt;
b. een rechtspersoon, andere dan ondernemer, die voor btw-doeleinden is geïdentificeerd, als ondernemer aangemerkt;
Artikel 12 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid wordt «Ingeval de ondernemer die een levering als bedoeld in artikel 5b of een dienst als bedoeld in artikel 6, tweede lid, onderdeel d, 10°, artikel 6a of artikel 6b verricht» vervangen door: Ingeval de ondernemer die een levering als bedoeld in artikel 5b of een dienst als bedoeld in artikel 6, eerste lid, verricht.
2. Onder vernummering van het vierde lid tot vijfde lid, wordt na het derde lid een lid ingevoegd, luidende:
4. Voor de toepassing van dit artikel wordt een ondernemer die een vaste inrichting heeft in Nederland, geacht een niet in Nederland gevestigde ondernemer te zijn wanneer aan de volgende voorwaarden is voldaan:
a. hij verricht in Nederland een belastbare goederenlevering of een dienst;
b. bij het verrichten van die goederenlevering of die dienst is de vaste inrichting in Nederland niet betrokken.
Artikel 13 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, onderdeel a, wordt na «had moeten geschieden» ingevoegd: tenzij sprake is van een dienst waarover de belasting op grond van artikel 12, tweede lid, verschuldigd is door de afnemer van deze dienst, in welk geval de belasting verschuldigd wordt op het tijdstip waarop de dienst wordt verricht.
2. Na het vierde lid wordt een lid toegevoegd, luidende:
5. Voor de toepassing van het eerste lid, onderdeel b, worden de diensten waarvan de belasting op grond van artikel 12, tweede lid, verschuldigd is door de afnemer van deze diensten en die doorlopend worden verricht gedurende een periode langer dan één jaar geacht bij de afloop van elk kalenderjaar te zijn voltooid zolang de dienstverrichting doorloopt en die geen aanleiding geven tot afrekeningen of betalingen in die periode.
Afdeling 7 van Hoofdstuk V, Bijzondere regelingen komt te luiden:
AFDELING 7 REGELING VOOR NIET IN DE GEMEENSCHAP GEVESTIGDE ONDERNEMERS DIE ELEKTRONISCHE DIENSTEN VERRICHTEN AAN ANDERE DAN ONDERNEMERS
Artikel 28q wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel c wordt «de lidstaat waar overeenkomstig artikel 6, tweede lid, onderdeel f, elektronische diensten worden verricht» vervangen door: de lidstaat waar overeenkomstig artikel 6h elektronische diensten worden verricht.
Van Hoofdstuk VI wordt het opschrift «Bijzondere bepalingen» vervangen door: Diverse bepalingen.Voorts wordt na het opschrift toegevoegd: AFDELING 1 TERUGGAAF VAN BELASTING.
Onder vernummering van de artikelen 30a, 31 en 32 tot de artikelen 37c, 37d en 37e, wordt na artikel 30 ingevoegd:
1. Een verzoek om teruggaaf van belasting geschiedt bij de aangifte over het tijdvak waarin het recht op teruggaaf is ontstaan.
2. In gevallen waarin geen aangifte op de voet van artikel 14 moet worden ingediend, geschiedt een verzoek om teruggaaf door het doen van aangifte.
3. Indien een verzoek om teruggaaf als bedoeld in het tweede lid, wordt gedaan door een ondernemer die niet in Nederland woont of is gevestigd en aldaar geen vaste inrichting heeft van waaruit zakelijke handelingen worden verricht, maar die is gevestigd in een andere lidstaat, is het bepaalde in afdeling 2, paragrafen 1 en 2 mede van toepassing.
4. Indien een verzoek om teruggaaf als bedoeld in het tweede lid, wordt ingediend door een ondernemer die niet in Nederland en niet in de Gemeenschap woont of is gevestigd en aldaar geen vaste inrichting heeft, dient het verzoek betrekking te hebben op belasting waarvoor het recht op teruggaaf is ontstaan in een tijdvak van ten minste drie maanden en ten hoogste een kalenderjaar. Het tijdvak mag evenwel korter zijn dan drie maanden indien deze periode het resterende deel van een kalenderjaar betreft. De verzoeken kunnen mede belasting betreffen waarvoor het recht op teruggaaf is ontstaan in een ander tijdvak van hetzelfde kalenderjaar, maar waarvoor eerder geen verzoek om teruggaaf werd ingediend. Het verzoek moet worden ingediend binnen zes maanden na afloop van het kalenderjaar waarin het recht op teruggaaf is ontstaan.
5. Indien een verzoek om teruggaaf als bedoeld in het tweede lid, wordt ingediend door een ander dan een ondernemer genoemd in het derde lid of vierde lid, dient het verzoek betrekking te hebben op belasting waarvoor het recht op teruggaaf is ontstaan in een kwartaal en moet het verzoek worden ingediend binnen drie maanden na afloop van dat kwartaal.
6. In gevallen als bedoeld in het vierde lid, wordt in afwijking van artikel 17 geen teruggaaf verleend indien het verzoek betrekking heeft op een bedrag aan belasting van minder dan € 400. Betreft een verzoek om teruggaaf als is bedoeld in het vierde lid evenwel een kalenderjaar of het resterende gedeelte daarvan, dan moet het bedrag aan belasting waarop het verzoek betrekking heeft ten minste € 50 belopen.
7. Een ondernemer die niet in de Gemeenschap woont of is gevestigd en in Nederland geen vaste inrichting heeft, behoeft bij een verzoek om teruggaaf, in afwijking van artikel 57 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, geen domicilie in Nederland te kiezen. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld omtrent de wijze waarop deze ondernemers moeten aantonen, dat zij ondernemer zijn in de zin van artikel 7.
8. De inspecteur beslist op het verzoek om teruggaaf bij voor bezwaar vatbare beschikking.
AFDELING 2 TERUGGAAF AAN ONDERNEMERS DIE NIET IN DE LIDSTAAT VAN TERUGGAAF MAAR IN EEN ANDERE LIDSTAAT GEVESTIGD ZIJN
Voor de toepassing van deze afdeling en de daarop gebaseerde bepalingen wordt verstaan onder:
a. niet in de lidstaat van teruggaaf gevestigde ondernemer: iedere ondernemer in de zin van artikel 7, eerste en tweede lid, die niet in de lidstaat van teruggaaf, maar in een andere lidstaat gevestigd is;
b. lidstaat van teruggaaf: de lidstaat waar de belasting aan de niet in de lidstaat van teruggaaf gevestigde ondernemer in rekening werd gebracht ter zake van de voor genoemde ondernemer door andere ondernemers in deze lidstaat verrichte diensten of goederenleveringen, dan wel ter zake van de invoer van goederen in deze lidstaat;
c. teruggaaftijdvak: het tijdvak waarop het teruggaafverzoek betrekking heeft;
d. teruggaafverzoek: het verzoek om teruggaaf van de aan de niet in de lidstaat van teruggaaf gevestigde ondernemer in rekening gebrachte belasting ter zake van de voor genoemde ondernemer door andere ondernemers in deze lidstaat verrichte diensten of goederenleveringen, of ter zake van de invoer van goederen in deze lidstaat;
e. aanvrager: de niet in de lidstaat van teruggaaf gevestigde ondernemer die het teruggaafverzoek doet.
1. Betreft het teruggaafverzoek een teruggaaftijdvak van minder dan één kalenderjaar, doch van ten minste drie maanden, dan moet het belastingbedrag waarop het teruggaafverzoek betrekking heeft ten minste 400 euro of de tegenwaarde daarvan in de nationale munteenheid belopen.
2. Betreft het teruggaafverzoek een teruggaaftijdvak van een kalenderjaar of het resterende gedeelte van een kalenderjaar, dan moet het belastingbedrag ten minste 50 euro of de tegenwaarde daarvan in de nationale munteenheid belopen.
Paragraaf 2. Teruggaaf van in Nederland in rekening gebrachte belasting aan ondernemers uit een andere lidstaat
Een niet in Nederland gevestigde ondernemer kan een teruggaafverzoek doen voor in Nederland in rekening gebrachte belasting ter zake van aan hem door andere ondernemers in Nederland verrichte diensten of goederenleveringen dan wel ter zake van de invoer, indien hij aan de volgende voorwaarden voldoet:
a. tijdens het tijdvak van teruggaaf heeft hij in Nederland noch de zetel van zijn bedrijfsuitoefening gehad, noch een vaste inrichting van waaruit zakelijke handelingen werden verricht, noch, bij gebreke van een dergelijke zetel of vaste inrichting, zijn woonplaats of zijn gebruikelijke verblijfplaats;
b. tijdens het tijdvak van teruggaaf heeft hij geen goederenleveringen of diensten verricht waarvan de plaats geacht wordt in Nederland te zijn gelegen, met uitzondering van de volgende handelingen:
1°. vervoerdiensten en daarmee samenhangende diensten die vrijgesteld zijn krachtens artikel 39 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen dan wel vallen onder het tarief van nihil krachtens artikel 9, tweede lid, onderdeel b, en de bij deze wet behorende tabel II, onderdeel b, post 1, 2, 4 of 54;
2°. goederenleveringen of dienstverrichtingen waarvan de afnemer krachtens artikel 12, tweede, derde of vierde lid, de belasting verschuldigd is.
Deze paragraaf is niet van toepassing ten aanzien van:
a. ingevolge deze wet incorrect gefactureerde belastingbedragen;
b. gefactureerde belastingbedragen voor goederenleveringen die krachtens artikel 9, tweede lid, onderdeel b, en de bij deze wet behorende tabel II, onderdeel a, post 6, onder het tarief van nihil vallen;
c. gefactureerde belastingbedragen voor leveringen van goederen die door of voor rekening van een niet in Nederland gevestigde afnemer worden verzonden of vervoerd naar een plaats buiten de Gemeenschap, welke leveringen krachtens artikel 9, tweede lid, onderdeel b, en de bij deze wet behorende bijlage II, onderdeel a, post 2, onder het tarief van nihil vallen.
1. De niet in Nederland gevestigde ondernemer wordt op verzoek teruggaaf verleend van de belasting die werd geheven ter zake van de aan hem door andere ondernemers in Nederland verrichte goederenleveringen of diensten, of ter zake van de invoer van goederen in Nederland, voor zover deze goederen of diensten worden gebruikt voor de volgende handelingen:
a. de handelingen bedoeld in artikel 15, tweede lid, onderdelen a en b;
b. handelingen, waarvan de afnemer overeenkomstig artikel 12, tweede, derde en vierde lid, tot voldoening van de belasting is gehouden.
2. Onverminderd het bepaalde in artikel 32e wordt voor de toepassing van deze afdeling het recht op teruggaaf van voorbelasting bepaald overeenkomstig de daarvoor geldende bepalingen van deze wet.
1. Om in Nederland recht te hebben op teruggaaf verricht een niet in Nederland gevestigde ondernemer handelingen die in de lidstaat van vestiging een recht op aftrek doen ontstaan.
2. Wanneer een niet in Nederland gevestigde ondernemer in de lidstaat waar hij gevestigd is, zowel handelingen verricht die in die lidstaat een recht op aftrek doen ontstaan, als handelingen die in die lidstaat geen recht op aftrek doen ontstaan, kan van het overeenkomstig artikel 32d voor teruggaaf in aanmerking komende bedrag slechts dat gedeelte van de belasting door Nederland worden teruggegeven dat overeenkomstig artikel 173 van BTW-richtlijn 2006, zoals toegepast door de lidstaat van vestiging, aan eerstgenoemde handelingen kan worden toegerekend.
1. Een niet in Nederland gevestigde ondernemer die in Nederland teruggaaf van de belasting wenst te verkrijgen, richt langs elektronische weg een teruggaafverzoek tot Nederland, dat hij indient bij zijn lidstaat van vestiging, via de door deze lidstaat ingestelde portaalsite.
2. Het verzoek bevat alle informatie die daartoe bij ministeriële regeling is voorgeschreven overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 8 en 9, lid 1, van Richtlijn 2008/9/EG.
3. Bij ministeriële regeling kan worden bepaald dat de aanvrager langs elektronische weg aanvullende gegevens verstrekt met betrekking tot iedere in artikel 9, lid 1, van Richtlijn 2008/9/EG vermelde code, voor zover die gegevens noodzakelijk zijn wegens in Nederland geldende beperkingen van het recht op aftrek of voor de toepassing van een krachtens artikel 395 of 396 van BTW-richtlijn 2006 aan Nederland verleende, voor dit geval relevante afwijking.
4. Artikel 57 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen is niet van toepassing met betrekking tot ondernemers die een verzoek doen als bedoeld in het eerste lid.
Bij ministeriële regeling kan worden bepaald dat de aanvrager, onverminderd de krachtens artikel 32n verlangde gegevens, tezamen met het teruggaafverzoek langs elektronische weg een afschrift van de factuur of het invoerdocument overlegt, wanneer de maatstaf van heffing op de factuur of het invoerdocument 1000 euro of meer beloopt. Indien de factuur betrekking heeft op brandstof, is dit drempelbedrag 250 euro.
Bij ministeriële regeling kan worden bepaald dat de aanvrager tezamen met het teruggaafverzoek zijn beroepsactiviteit omschrijft aan de hand van de geharmoniseerde codes die worden bepaald volgens artikel 34 bis, lid 3, tweede alinea, van Verordening (EG) nr. 1798/2003.
Bij ministeriële regeling wordt bepaald welke taal of talen de aanvrager kan gebruiken voor het verstrekken van de gegevens in het teruggaafverzoek of van mogelijke andere aanvullende gegevens die moeten worden verstrekt.
1. Indien het vermelde pro rata voor de toepassing van de aftrek overeenkomstig artikel 175 van BTW-richtlijn 2006 na de indiening van het teruggaafverzoek wordt aangepast, corrigeert de aanvrager het bedrag dat wordt teruggevraagd of dat reeds is teruggegeven.
2. De correctie vindt plaats in een teruggaafverzoek dat gedaan wordt binnen het kalenderjaar volgend op het desbetreffende teruggaaftijdvak. Mocht de aanvrager in dat kalenderjaar geen volgend teruggaafverzoek indienen dan vindt de correctie plaats door toezending van een afzonderlijke verklaring via de door de lidstaat van vestiging ingestelde portaalsite.
1. Het teruggaafverzoek heeft betrekking op:
a. verwervingen van goederen of afnames van diensten die gedurende het teruggaaftijdvak gefactureerd zijn, mits de belasting vóór of op het tijdstip van facturatie verschuldigd geworden is, of ten aanzien waarvan de belasting gedurende het teruggaaftijdvak verschuldigd geworden is, mits de verwervingen of afnames gefactureerd zijn voordat de belasting verschuldigd is geworden;
b. de invoer van goederen die gedurende het teruggaaftijdvak heeft plaatsgevonden.
2. Naast de in het eerste lid bedoelde transacties kan het teruggaafverzoek ook betrekking hebben op facturen of invoerdocumenten die niet door eerdere teruggaafverzoeken werden bestreken en die betrekking hebben op handelingen die tijdens het kalenderjaar in kwestie werden verricht.
Het teruggaafverzoek moet uiterlijk 30 september van het kalenderjaar volgend op het teruggaaftijdvak bij de lidstaat van vestiging worden ingediend.
1. De inspecteur stelt de aanvrager onverwijld langs elektronische weg in kennis van de datum van ontvangst van het verzoek.
2. De inspecteur deelt zijn beslissing om het teruggaafverzoek in te willigen of af te wijzen binnen vier maanden na ontvangst van het verzoek aan de aanvrager mee bij voor bezwaar vatbare beschikking.
1. Ingeval de inspecteur meent niet alle dienstige informatie te hebben ontvangen om met betrekking tot het geheel of een deel van het teruggaafverzoek een beschikking te kunnen nemen, kan hij binnen de in artikel 32m, tweede lid, genoemde termijn van vier maanden, langs elektronische weg in het bijzonder de aanvrager of de lidstaat van vestiging om aanvullende gegevens verzoeken.
2. Indien de aanvullende gegevens worden opgevraagd bij een andere persoon dan de aanvrager of de bevoegde autoriteiten van een lidstaat kan de inspecteur alleen langs elektronische weg om gegevens verzoeken indien de bestemmeling van het verzoek over de desbetreffende apparatuur beschikt.
3. Zo nodig kan de inspecteur om verdere aanvullende gegevens verzoeken.
4. De overeenkomstig de eerste tot en met vierde lid verlangde gegevens kunnen het overleggen van het origineel of een afschrift van de factuur of het invoerdocument omvatten wanneer de inspecteur op goede gronden het bestaan van een bepaalde vordering betwijfelt. In dat geval zijn de drempelnormen van artikel 32g niet van toepassing.
5. De krachtens de vorige leden gevraagde gegevens moeten binnen een maand na ontvangst van het verzoek om informatie door de bestemmeling van het verzoek aan de inspecteur worden verstrekt.
1. Indien de inspecteur om aanvullende gegevens heeft verzocht, deelt hij zijn beslissing om het teruggaafverzoek in te willigen of af te wijzen bij voor bezwaar vatbare beschikking mee aan de aanvrager binnen twee maanden na ontvangst van de gevraagde gegevens of, indien niet op zijn verzoek gereageerd is, binnen twee maanden na het verstrijken van de in artikel 32n, vijfde lid, genoemde termijn. De termijn waarover de inspecteur vanaf de ontvangst van het teruggaafverzoek beschikt om over een volledige of gedeeltelijke teruggaaf een beslissing te nemen, beloopt in ieder geval ten minste zes maanden.
2. Wanneer de inspecteur verdere aanvullende gegevens verlangt, stelt hij binnen acht maanden nadat het teruggaafverzoek door hem is ontvangen, de aanvrager bij voor bezwaar vatbare beschikking in kennis van zijn beslissing over een gehele of gedeeltelijke teruggaaf.
1. Indien de inspecteur het teruggaafverzoek inwilligt, wordt het goedgekeurde teruggaafbedrag betaald uiterlijk binnen tien werkdagen na het verstrijken van de in artikel 32m, tweede lid, genoemde termijn, of, indien om aanvullende of verdere aanvullende gegevens is verzocht, na het verstrijken van de overeenkomstige termijnen in artikel 32o.
2. De betaling vindt plaats in Nederland, of, indien de aanvrager daarom verzoekt, in een andere lidstaat. In het laatste geval worden de bankkosten voor het overmaken in mindering gebracht op het aan de aanvrager te betalen bedrag.
1. Indien de correctie, bedoeld in artikel 32j, tweede lid, eerste volzin, na verrekening in het aldaar bedoelde nieuwe teruggaafverzoek leidt tot:
a. een bedrag van nihil of een teruggaaf, beslist de inspecteur bij een voor bezwaar vatbare beschikking;
b. een te betalen bedrag, legt de inspecteur hiervoor een naheffingsaanslag op.
2. Indien de correctie, bedoeld in artikel 32j, tweede lid, tweede volzin, leidt tot:
a. een teruggaaf, beslist de inspecteur bij een voor bezwaar vatbare beschikking;
b. een te betalen bedrag, legt de inspecteur hiervoor een naheffingsaanslag op.
1. Indien de betaling plaatsvindt na de laatste datum van betaling overeenkomstig artikel 32p, eerste lid, wordt aan de aanvrager rente betaald over het aan de aanvrager terug te geven bedrag. De bepalingen van de artikelen 29 en 30 van de Invorderingswet 1990 zijn ter zake van overeenkomstige toepassing als ware de rente invorderingsrente.
2. Het eerste lid, eerste volzin, is niet van toepassing indien de aanvrager de gevraagde aanvullende of verdere aanvullende gegevens niet binnen de voorgeschreven termijn aan de inspecteur heeft verstrekt. Het eerste lid, eerste volzin, is evenmin van toepassing zolang de inspecteur de krachtens artikel 32g langs elektronische weg toe te zenden documenten niet heeft ontvangen.
De rente wordt berekend vanaf de dag volgende op de laatste dag waarop de teruggaaf volgens artikel 32p, eerste lid, uiterlijk had moeten plaatsvinden tot de dag waarop de teruggaaf daadwerkelijk plaatsvindt.
Artikel 33 wordt onder vernummering van artikel 33a tot artikel 33g vervangen door:
Paragraaf 3. Teruggaafverzoek voor in andere lidstaten aan Nederlandse ondernemers in rekening gebrachte belasting
Een in Nederland gevestigde ondernemer kan een teruggaafverzoek doen aan een lidstaat van teruggaaf indien hij aan de volgende voorwaarden voldoet:
a. tijdens het tijdvak van teruggaaf heeft hij in de lidstaat van teruggaaf noch de zetel van zijn bedrijfsuitoefening gehad, noch een vaste inrichting van waaruit zakelijke handelingen werden verricht, noch, bij gebreke van een dergelijke zetel of vaste inrichting, zijn woonplaats of zijn gebruikelijke verblijfplaats;
b. tijdens het tijdvak van teruggaaf heeft hij geen goederenleveringen of diensten verricht waarvan de plaats geacht wordt in de lidstaat van teruggaaf te zijn gelegen, met uitzondering van de volgende handelingen:
1°. vervoerdiensten en daarmee samenhangende diensten die in die lidstaat vrijgesteld zijn krachtens de artikelen 144, 146, 148, 149, 151, 153, 159 of 160 van BTW-richtlijn 2006;
2°. goederenleveringen of dienstverrichtingen waarvan de afnemer krachtens de artikelen 194 tot en met 197 en artikel 199 van BTW-richtlijn 2006 in die lidstaat de belasting verschuldigd is.
Het teruggaafverzoek heeft betrekking op de belasting die werd geheven ter zake van de voor de ondernemer door andere ondernemers in de lidstaat van teruggaaf verrichte goederenleveringen of diensten, of ter zake van de invoer van goederen in deze lidstaat voor zover deze goederen of diensten worden gebruikt voor de volgende handelingen:
a. de handelingen bedoeld in artikel 169, punten a) en b), van BTW-richtlijn 2006;
b. handelingen, waarvan de afnemer overeenkomstig de artikelen 194 tot en met 197 en artikel 199 van BTW-richtlijn 2006, als toegepast in de lidstaat van teruggaaf, tot voldoening van de belasting is gehouden.
1. Om in de lidstaat van teruggaaf recht te hebben op teruggaaf verricht de in Nederland gevestigde ondernemer handelingen die in Nederland een recht op aftrek doen ontstaan.
2. Wanneer de niet in de lidstaat van teruggaaf gevestigde ondernemer in Nederland gevestigd is, en zowel handelingen verricht die in Nederland een recht op aftrek doen ontstaan, als handelingen die in Nederland geen recht op aftrek doen ontstaan, kan van het overeenkomstig artikel 33a voor teruggaaf in aanmerking komende bedrag slechts dat gedeelte van de belasting door de lidstaat van teruggaaf in aanmerking worden genomen dat overeenkomstig artikel 173 van BTW-richtlijn 2006, zoals toegepast door Nederland, aan eerstgenoemde handelingen kan worden toegerekend.
1. De in Nederland gevestigde ondernemer die in de lidstaat van teruggaaf de belasting terug wil verkrijgen, richt langs elektronische weg een teruggaafverzoek tot die lidstaat, dat hij indient bij de inspecteur via een daartoe ingestelde portaalsite.
2. Het teruggaafverzoek bevat de volgende informatie:
a. de naam en het volledige adres van de aanvrager;
b. een elektronisch adres;
c. een omschrijving van de beroepsactiviteit van de aanvrager waarvoor de goederen of diensten worden afgenomen;
d. het teruggaaftijdvak waarop het verzoek betrekking heeft;
e. een verklaring van de aanvrager dat hij gedurende het teruggaaftijdvak geen goederenleveringen of diensten heeft verricht waarvan de plaats geacht wordt in de lidstaat van teruggaaf te zijn gelegen, met uitzondering van de handelingen bedoeld in artikel 33, onderdeel b, onder 1° en 2°;
f. het btw-identificatienummer of het fiscaal registratienummer van de aanvrager;
g. zijn bankgegevens (inclusief IBAN en BIC).
3. Naast de in het tweede lid bedoelde gegevens worden in het teruggaafverzoek voor iedere lidstaat van teruggaaf en voor iedere factuur en ieder invoerdocument de volgende gegevens vermeld:
a. de naam en het volledige adres van de leverancier of dienstverrichter;
b. behalve in het geval van invoer, het btw-identificatienummer van de leverancier of dienstverrichter of zijn fiscaal registratienummer, toegekend door de lidstaat van teruggaaf overeenkomstig artikel 239 en 240 van BTW-richtlijn 2006;
c. behalve in het geval van invoer, het landencodenummer van de lidstaat van teruggaaf overeenkomstig artikel 215 van BTW-richtlijn 2006;
d. de datum en het nummer van de factuur of het invoerdocument;
e. de maatstaf van heffing en het bedrag aan btw, uitgedrukt in de munteenheid van de lidstaat van teruggaaf;
f. het overeenkomstig artikel 33a en artikel 33b, tweede alinea, berekende bedrag van de aftrekbare belasting, uitgedrukt in de munteenheid van de lidstaat van teruggaaf;
g. indien van toepassing, het overeenkomstig artikel 33b berekende pro rata, uitgedrukt in procenten;
h. de aard van de afgenomen goederen en diensten, aangegeven door middel van de codes als bepaald in artikel 33d.
1. In het teruggaafverzoek moet de aard van de afgenomen goederen en diensten door middel van de volgende codes worden aangegeven:
1. = brandstof;
2. = verhuur van vervoermiddelen;
3. = uitgaven in verband met vervoermiddelen, andere dan die voor de goederen en diensten waarnaar wordt verwezen met de codes 1 en 2;
4. = wegentol en andere heffingen met betrekking tot het gebruik van de weginfrastructuur;
5. = reiskosten, zoals taxikosten, kosten van het openbaar vervoer;
6. = logies;
7. = spijzen, drank en restauratie;
8. = toegang tot beurzen en tentoonstellingen;
9. = weelde-uitgaven, en uitgaven voor ontspanning en representatie;
10. = andere.
Indien code 10 wordt gebruikt, moet de aard van de afgenomen goederen en diensten worden aangegeven.
2. Op daartoe strekkend verzoek van de lidstaat van teruggaaf verstrekt de aanvrager bij het verzoek langs elektronische weg aanvullende gegevens met betrekking tot iedere in het eerste lid vermelde code, voor zover die gegevens voor die lidstaat noodzakelijk zijn wegens beperkingen van het recht op aftrek krachtens BTW-richtlijn 2006, als toegepast in die lidstaat, of voor de toepassing van een krachtens artikel 395 of 396 van die richtlijn aan de lidstaat van teruggaaf verleende, voor dit geval relevante afwijking.
3. Op daartoe strekkend verzoek van de lidstaat van teruggaaf omschrijft de aanvrager voorts bij het verzoek zijn beroepsactiviteit aan de hand van de geharmoniseerde codes die worden bepaald volgens artikel 34bis, lid 3, tweede alinea, van Verordening (EG) nr. 1798/2003 van de Raad.
1. Het teruggaafverzoek moet uiterlijk 30 september van het kalenderjaar volgend op het teruggaaftijdvak bij de door de inspecteur ingestelde portaalsite worden ingediend. Het teruggaafverzoek geldt alleen als ingediend indien de aanvrager alle in de artikelen 33c en 33d verlangde gegevens verstrekt heeft.
2. De inspecteur stuurt de aanvrager onverwijld langs elektronische weg een bevestiging van ontvangst.
1. De inspecteur stuurt het verzoek niet door aan de lidstaat van teruggaaf wanneer de aanvrager in Nederland gedurende het teruggaaftijdvak:
a. niet aan belasting onderworpen is;
b. slechts goederenleveringen of diensten verricht die uit hoofde van artikel 11 van belasting vrijgesteld zijn;
c. valt onder de in artikel 25 opgenomen regeling voor kleine ondernemers;
d. valt onder de in artikel 27, eerste en tweede lid, bedoelde landbouwregeling.
2. De inspecteur stelt de aanvrager langs elektronische weg in kennis van zijn beslissing uit hoofde van het eerste lid bij voor bezwaar vatbare beschikking.
AFDELING 3 FISCAAL VERTEGENWOORDIGER
Na het tot artikel 33g vernummerde artikel 33a wordt ingevoegd:
AFDELING 4 ADMINISTRATIEVE VERPLICHTINGEN
Artikel 37a wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid wordt vervangen door:
1. De ondernemer, uitgezonderd die bedoeld in het artikel 7, zesde lid, is verplicht uiterlijk de laatste dag van de maand volgend op een kalendermaand bij de inspecteur op de daartoe opengestelde wijze een formulier langs elektronische weg in te dienen met een lijst voor dat tijdvak waarop zijn vermeld de afnemers:
a. aan wie goederen zijn geleverd met toepassing van de bij deze wet behorende Tabel II, onderdeel a, post 6;
b. aan wie in een andere lidstaat goederen zijn geleverd in aansluiting op de in die lidstaat door de ondernemer verrichte intracommunautaire verwervingen waarvoor tevens belasting is geheven met toepassing van artikel 17b, tweede lid;
c. voor wie hij diensten heeft verricht die met toepassing van artikel 6, eerste lid, niet belastbaar zijn in Nederland en waarover de belasting ingevolge artikel 196 van BTW-richtlijn 2006 in de lidstaat van de afnemer wordt geheven van de afnemer, tenzij het verrichten van die dienst in die lidstaat is vrijgesteld.
2. Onder vernummering van het derde en vierde lid tot het vijfde en zesde lid, wordt na het tweede lid toegevoegd:
3. In afwijking in zoverre van het eerste lid geldt als tijdvak in plaats van een kalendermaand naar keus van de ondernemer een kalenderkwartaal indien het totaalbedrag van de in het eerste lid, onderdelen a en b genoemde leveringen noch voor het desbetreffende kalenderkwartaal, noch in één van de vier daaraan voorafgaande kalenderkwartalen, hoger is dan € 100 000. Deze afwijking geldt niet meer vanaf het einde van de maand waarin dit bedrag wordt overschreden, in welk geval uiterlijk de volgende maand een lijst moet worden opgesteld en ingediend voor alle maanden die sinds de aanvang van dat kwartaal zijn verlopen.
4. In afwijking in zoverre van het eerste lid geldt naar keus van de ondernemer als tijdvak een kalenderkwartaal indien de ondernemer de onder het eerste lid onderdeel c genoemde diensten verricht.
Na artikel 37b wordt ingevoegd:
AFDELING 5 BIJZONDERE BEPALINGEN
Met ingang van 1 januari 2011 wordt de Wet op de omzetbelasting 1968 als volgt gewijzigd:
Artikel 6d komt te luiden:
De plaats van een voor een ondernemer verrichte dienst bestaande in het verlenen van toegang tot culturele, artistieke, sportieve, wetenschappelijke, educatieve, vermakelijkheids- of soortgelijke evenementen, zoals beurzen en tentoonstellingen, en met de toegangverlening samenhangende diensten, is de plaats waar deze evenementen daadwerkelijk plaatsvinden.
Artikel 6e komt te luiden:
1. De plaats van voor een andere dan ondernemer verrichte diensten en van daarmee samenhangende diensten, in verband met culturele, artistieke, sportieve, wetenschappelijke, educatieve, vermakelijkheids- of soortgelijke activiteiten, zoals beurzen en tentoonstellingen, inclusief de dienstverrichtingen van de organisatoren van dergelijke activiteiten, is de plaats waar die activiteiten daadwerkelijk plaatsvinden.
2. De plaats van de volgende diensten die voor andere dan ondernemers worden verricht, is de plaats waar die diensten daadwerkelijk worden verricht:
a. activiteiten die met vervoer samenhangen, zoals laden, lossen, intern vervoer en soortgelijke activiteiten;
b. deskundigenonderzoeken en werkzaamheden met betrekking tot roerende lichamelijke zaken.
Met ingang van 1 januari 2013 wordt artikel 6g van de Wet op de omzetbelasting 1968 als volgt gewijzigd:
1. Onder vernummering van het tweede lid tot vierde lid, worden na het eerste lid twee leden ingevoegd, luidende:
2. De plaats van andere dan kortdurende verhuur van een vervoermiddel aan een andere dan ondernemer is de plaats waar de afnemer gevestigd is of zijn woonplaats of gebruikelijke verblijfplaats heeft.
3. In afwijking van het tweede lid is de plaats van andere dan kortdurende verhuur van een pleziervaartuig aan een andere dan ondernemer de plaats waar het pleziervaartuig effectief ter beschikking van de afnemer wordt gesteld, indien deze dienst daadwerkelijk door de dienstverrichter wordt verricht vanuit de zetel van zijn bedrijfsuitoefening of een vaste inrichting aldaar.
2. In het vierde lid (nieuw) wordt «Voor de toepassing van het eerste lid» vervangen door: Voor de toepassing van dit artikel.
Met ingang van 1 januari 2015 wordt de Wet op de omzetbelasting 1968 als volgt gewijzigd:
In artikel 6h komt het eerste lid te luiden:
1. De plaats van dienst van de volgende diensten, die worden verricht voor een andere dan ondernemer, is de plaats waar deze persoon gevestigd is of zijn woonplaats of gebruikelijke verblijfplaats heeft:
a. telecommunicatiediensten;
b. radio- en televisieomroepdiensten;
c. elektronische diensten.
In artikel 6i, eerste lid, vervallen de onderdelen i, j en k, onder vervanging van de puntkomma door een punt aan het slot van onderdeel h.
Artikel 6j komt te luiden:
De hierna genoemde diensten die worden verricht door ondernemers die buiten de Gemeenschap wonen of zijn gevestigd dan wel aldaar een vaste inrichting hebben van waaruit de dienst wordt verricht, of die, bij gebreke van een dergelijke zetel of vaste inrichting, hun woonplaats of gebruikelijke verblijfplaats buiten de Gemeenschap hebben, en de plaats van die diensten buiten de Gemeenschap is gelegen worden aangemerkt als worden zij in Nederland verricht, wanneer het werkelijke gebruik en de werkelijke exploitatie in Nederland plaatsvinden:
a. diensten, bestaande in de verhuur van vervoermiddelen, die worden verricht voor andere dan ondernemers die in Nederland wonen of zijn gevestigd dan wel aldaar een vaste inrichting hebben waarvoor de diensten wordt verricht;
b. diensten als bedoeld in artikel 6i, eerste lid, onderdelen a tot en met g, die worden verricht voor in Nederland gevestigde lichamen in de zin van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, andere dan ondernemers;
Afdeling 7 van Hoofdstuk V, Bijzondere regelingen komt te luiden:
AFDELING 7 REGELING VOOR NIET IN DE GEMEENSCHAP GEVESTIGDE ONDERNEMERS DIE TELECOMMUNICATIE DIENSTEN, OMROEPDIENSTEN OF ELEKTRONISCHE DIENSTEN VERRICHTEN VOOR ANDERE DAN ONDERNEMERS
Artikel 28q wordt als volgt gewijzigd:
1. Onderdeel c komt te luiden:
c. lidstaat van verbruik: de lidstaat waar overeenkomstig artikel 6h telecommunicatiediensten, omroepdiensten of elektronische diensten worden verricht;
2. Onderdeel d komt te luiden:
d. melding telecommunicatiediensten, omroepdiensten of elektronische diensten: het elektronische bericht waarin alle gegevens staan die nodig zijn om het bedrag te bepalen van de in elke lidstaat van verbruik verschuldigde belasting ter zake van telecommunicatiediensten, omroepdiensten of elektronische diensten die zijn verricht aan andere dan ondernemers die in de Gemeenschap wonen of zijn gevestigd alsmede het bedrag van die belasting.
Artikel 28r wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, wordt «elektronische diensten» vervangen door: telecommunicatiediensten, omroepdiensten of elektronische diensten.
2. In het tweede lid wordt «elektronische diensten» vervangen door: telecommunicatiediensten, omroepdiensten of elektronische diensten.
Artikel 28s wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, wordt «een melding elektronische diensten» vervangen door: een melding telecommunicatiediensten, omroepdiensten of elektronische diensten. Voorts vervalt aan het slot de zinsnede «en onder gelijktijdige betaling in euro aan de ontvanger, overeenkomstig de bepalingen van dit artikel».
2. Het tweede lid komt te luiden:
2. Het in het eerste lid bedoelde tijdvak is een kalenderkwartaal. De melding telecommunicatiediensten, omroepdiensten of elektronische diensten dient ook te worden ingediend indien in een tijdvak geen telecommunicatiediensten, omroepdiensten of elektronische diensten zijn verricht.
3. Het derde lid komt te luiden:
3. De in het eerste lid bedoelde melding telecommunicatiediensten, omroepdiensten of elektronische diensten vindt plaats langs elektronische weg en bevat ten aanzien van elke lidstaat van verbruik waar belasting is verschuldigd, het totale bedrag dat ter zake van de telecommunicatiediensten, omroepdiensten of elektronische diensten in rekening is gebracht, de omzetbelasting niet daaronder begrepen, alsmede het totale bedrag van de daarover verschuldigde belasting. Voorts worden de in de desbetreffende lid-staten geldende belastingtarieven en het totale verschuldigde bedrag aan belasting vermeld.
4. In het vierde lid wordt «melding elektronische diensten» vervangen door: melding telecommunicatiediensten, omroepdiensten of elektronische diensten. Voorts wordt toegevoegd: De ingevolge de melding verschuldigde belasting wordt uiterlijk 20 dagen na het einde van het tijdvak waarop de melding betrekking heeft in euro betaald aan de ontvanger.
5. In het vijfde lid wordt «verrichte elektronische diensten» vervangen door: verrichte telecommunicatiediensten, omroepdiensten of elektronische diensten.
6. In het zesde lid wordt «elektronische diensten» vervangen door: telecommunicatiediensten, omroepdiensten of elektronische diensten.
7. Het zevende lid komt te luiden:
7. De bedragen in de melding telecommunicatiediensten, omroepdiensten of elektronische diensten worden uitgedrukt in eurobedragen. Indien de vergoeding voor telecommunicatiediensten, omroepdiensten of elektronische diensten is uitgedrukt in een andere munteenheid dan de euro wordt, in afwijking van artikel 8, zesde lid, voor de bepaling van de in het derde lid genoemde bedragen de wisselkoers gehanteerd die gold op de laatste dag van de periode waarop de melding betrekking heeft. De omrekening vindt plaats volgens de wisselkoersen die de Europese Centrale Bank voor de desbetreffende dag bekend heeft gemaakt of, als er op de desbetreffende dag geen bekendmaking heeft plaatsgevonden, volgens de wisselkoersen op de eerstvolgende dag van bekendmaking.
Artikel 28t wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «elektronische diensten» telkens vervangen door: telecommunicatiediensten, omroepdiensten of elektronische diensten.
2. In het tweede lid wordt «betreffende elektronische diensten» vervangen door: betreffende telecommunicatiediensten, omroepdiensten of elektronische diensten.
In Hoofdstuk V, Bijzondere regelingen, wordt na artikel 28t een nieuwe afdeling ingevoegd, luidende:
AFDELING 8 REGELING VOOR NIET IN DE LIDSTAAT VAN VERBRUIK GEVESTIGDE ONDERNEMERS DIE TELECOMMUNICATIE DIENSTEN, OMROEPDIENSTEN OF ELEKTRONISCHE DIENSTEN VERRICHTEN VOOR ANDERE DAN ONDERNEMERS.
1. In deze afdeling en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
a. lidstaat van verbruik: de lidstaat waar overeenkomstig artikel 6h telecommunicatiediensten, omroepdiensten of elektronische diensten worden verricht;
b. niet in de lidstaat van verbruik gevestigde ondernemers: ondernemers die de zetel van hun bedrijfsuitoefening of een vaste inrichting op het grondgebied van de Gemeenschap hebben gevestigd, maar in de lidstaat van verbruik noch de zetel van hun bedrijfsuitoefening, noch een vaste inrichting hebben;
c. lidstaat van identificatie: de lidstaat waar de ondernemer de zetel van zijn bedrijfsuitoefening heeft gevestigd, of, indien hij de zetel van zijn bedrijfsuitoefening niet in de Gemeenschap heeft gevestigd, de lidstaat waar hij een vaste inrichting heeft;
d. btw-melding telecommunicatiediensten, omroepdiensten of elektronische diensten: het elektronische bericht waarin alle gegevens staan die nodig zijn om het bedrag te bepalen van de in elke lidstaat van verbruik verschuldigde belasting ter zake van telecommunicatiediensten, omroepdiensten of elektronische diensten die door niet in de lidstaat van verbruik gevestigde ondernemers zijn verricht aan andere dan ondernemers die in de Gemeenschap wonen of zijn gevestigd.
2. Indien de ondernemer niet in de Gemeenschap is gevestigd, maar daarin meer dan één vaste inrichting heeft, dan is de lidstaat van identificatie de lidstaat waar zich een vaste inrichting bevindt, waarin die ondernemer meldt dat hij van deze regeling gebruik maakt. De ondernemer is gedurende het betreffende kalenderjaar en de twee daaropvolgende kalenderjaren aan deze keuze gebonden.
1. Een niet in de lidstaat van verbruik maar in Nederland gevestigde ondernemer die telecommunicatiediensten, omroepdiensten of elektronische diensten verricht aan andere dan ondernemers die in een lidstaat gevestigd zijn of er hun woonplaats of gebruikelijke verblijfplaats hebben, kan gebruik maken van deze regeling. Deze regeling is van toepassing op alle aldus in de Gemeenschap verrichte diensten.
2. Ingeval de niet in de lidstaat van verbruik maar in Nederland gevestigde ondernemer kiest voor deze regeling, dient hij onverwijld opgave te doen van het begin of de beëindiging van het verrichten van telecommunicatiediensten, omroepdiensten of elektronische diensten, alsook van wijziging ervan in die mate dat hij niet langer aan de voorwaarden voldoet om van deze regeling gebruik te mogen maken.
3. De in het tweede lid bedoelde opgave vindt langs elektronische weg bij de inspecteur plaats.
4. De niet in de lidstaat van verbruik maar in Nederland gevestigde ondernemer wordt van deze regeling uitgesloten in elk van de volgende gevallen:
a. hij meldt dat hij niet langer telecommunicatiediensten, omroepdiensten of elektronische diensten verricht;
b. anderszins kan worden aangenomen dat zijn aan deze regeling onderworpen belastbare activiteiten beëindigd zijn;
c. hij vervult niet langer de voorwaarden om van de regeling gebruik te mogen maken;
d. hij voldoet bij voortduring niet aan de voorschriften van de bijzondere regeling.
5. De in het vierde lid bedoelde uitsluiting van deze regeling geschiedt bij voor bezwaar vatbare beschikking.
1. In afwijking van artikel 14 is de niet in de lidstaat van verbruik maar in Nederland gevestigde ondernemer, die met toepassing van artikel 28v heeft gekozen voor deze regeling, gehouden een btw-melding telecommunicatiediensten, omroepdiensten of elektronische diensten bij de inspecteur in te dienen, onder vermelding van het hem toegekende btw-identificatienummer.
2. Het in het eerste lid bedoelde tijdvak is een kalenderkwartaal. De btw-melding telecommunicatiediensten, omroepdiensten of elektronische diensten dient ook te worden ingediend indien in een tijdvak geen telecommunicatiediensten, omroepdiensten of elektronische diensten zijn verricht.
3. De in het eerste lid bedoelde btw-melding telecommunicatiediensten, omroepdiensten of elektronische diensten vindt plaats langs elektronische weg en bevat ten aanzien van elke lidstaat van verbruik waar belasting is verschuldigd, het totale bedrag dat ter zake van telecommunicatiediensten, omroepdiensten of elektronische diensten in rekening is gebracht, de omzetbelasting niet daaronder begrepen, alsmede het totale bedrag van de daarover verschuldigde belasting. Voorts worden de in de desbetreffende lid-staten geldende belastingtarieven en het totale verschuldigde bedrag aan belasting vermeld.
4. Indien de niet in de lidstaat van verbruik maar in Nederland gevestigde ondernemer behalve in Nederland in een andere lidstaat een of meer vaste inrichtingen heeft van waaruit de diensten worden verricht, bevat de btw-melding telecommunicatiediensten, omroepdiensten of elektronische diensten, per lidstaat waar hij een vaste inrichting heeft gevestigd en uitgesplitst naar lidstaat van verbruik, naast de in het derde lid bedoelde gegevens, tevens het totale bedrag van de gedurende het belastingtijdvak verrichte telecommunicatiediensten, omroepdiensten of elektronische diensten die onder deze regeling vallen, alsmede het hem toegekende btw-identificatienummer of het fiscaal registratienummer van de vaste inrichting.
5. De in het eerste lid bedoelde btw-melding telecommunicatiediensten, omroepdiensten of elektronische diensten wordt gedaan uiterlijk 20 dagen na het einde van het tijdvak waarop die melding betrekking heeft. De ingevolge de btw-melding verschuldigde belasting wordt uiterlijk 20 dagen na het einde van het tijdvak waarop de melding betrekking heeft in euro betaald aan de ontvanger.
6. Indien de belasting die verschuldigd is over in Nederland verrichte telecommunicatiediensten, omroepdiensten of elektronische diensten, ongeacht de keuze van lidstaat van identificatie, geheel of gedeeltelijk niet is betaald, kan de inspecteur met overeenkomstige toepassing van artikel 20 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen de te weinig geheven belasting naheffen. De artikelen 30f, 67c en 67f van de Algemene wet inzake rijksbelastingen zijn van overeenkomstige toepassing.
7. De niet in de lidstaat van verbruik maar in Nederland gevestigde ondernemer die van deze regeling gebruik maakt, past met betrekking tot de voorbelasting die verband houdt met aan deze regeling onderworpen activiteiten geen aftrek van belasting uit hoofde van artikel 2 toe. Niettegenstaande artikel 2, lid 1, en artikel 3 van Richtlijn 2008/9/EG kan deze ondernemer daarvoor teruggaaf worden verleend overeenkomstig die richtlijn. Indien de niet in de lidstaat van verbruik gevestigde ondernemer die van deze bijzondere regeling gebruik maakt, in de lidstaat van verbruik ook niet aan deze regeling onderworpen activiteiten verricht waarvoor hij voor btw-doeleinden geïdentificeerd moet zijn, kan hij de voorbelasting die verband houdt met de aan deze bijzondere regeling onderworpen activiteiten bij de indiening van de in artikel 14 bedoelde aangifte in aftrek brengen.
8. De bedragen in de btw-melding telecommunicatiediensten, omroepdiensten of elektronische diensten worden uitgedrukt in eurobedragen. Indien de vergoeding voor telecommunicatiediensten, omroepdiensten of elektronische diensten is uitgedrukt in een andere munteenheid dan de euro wordt, in afwijking van artikel 8, zesde lid, voor de bepaling van de in het derde lid en vierde lid genoemde bedragen de wisselkoers gehanteerd die gold op de laatste dag van de periode waarop de btw-melding telecommunicatiediensten, omroepdiensten of elektronische diensten betrekking heeft. De omrekening vindt plaats volgens de wisselkoersen die de Europese Centrale Bank voor de desbetreffende dag bekend heeft gemaakt of, als er op de desbetreffende dag geen bekendmaking heeft plaatsgevonden, volgens de wisselkoersen op de eerstvolgende dag van bekendmaking.
9. Hoofdstuk V van de Algemene wet inzake rijksbelastingen is van overeenkomstige toepassing als ware de betaalde belasting op aangifte voldaan.
1. Een niet in de lidstaat van verbruik gevestigde ondernemer die telecommunicatiediensten, omroepdiensten of elektronische diensten verricht aan anderen dan ondernemers die in de Gemeenschap wonen of zijn gevestigd, is gehouden aantekening te houden van alle handelingen die betrekking hebben op telecommunicatiediensten, omroepdiensten of elektronische diensten en waarvan de raadpleging van belang kan zijn voor de vaststelling van feiten die van invloed kunnen zijn op de heffing van belasting in Nederland en in andere lid-staten van verbruik.
2. De in het eerste lid bedoelde ondernemer is verplicht boeken, bescheiden en andere gegevensdragers of de inhoud daarvan – zulks ter keuze van de inspecteur – betreffende telecommunicatiediensten, omroepdiensten of elektronische diensten te bewaren gedurende tien jaren na afloop van het jaar waarin de dienst is verricht.
3. Desgevraagd dienen de boeken, bescheiden en andere gegevensdragers of de inhoud daarvan langs elektronische weg ter beschikking te worden gesteld aan de inspecteur, aan de ontvanger, of aan de belastingautoriteit van een andere lidstaat van verbruik.
In de Invorderingswet 1990 wordt artikel 42a vervangen door:
Natuurlijke personen voor wie, anders dan als ondernemer in de zin van de Wet op de omzetbelasting 1968, diensten worden verricht als bedoeld in artikel 6j, aanhef en onderdeel a, van die wet, zijn hoofdelijk aansprakelijk voor de omzetbelasting die verschuldigd is door de ondernemer die de dienst verricht.
Artikel 33 van de Wet op de omzetbelasting 1968 zoals dat luidde tot 1 januari 2010, blijft van toepassing met betrekking tot een verzoek om teruggaaf van belasting dat tot die datum op grond van dat artikel is gedaan door een ondernemer die niet in Nederland woont of is gevestigd en aldaar geen vaste inrichting heeft.
1. Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.
2. De voordracht voor het koninklijk besluit bedoeld in het eerste lid wordt niet eerder gedaan dan twee weken nadat het ontwerp aan beide kamers der Staten-Generaal is overgelegd. Indien een der kamers der Staten-Generaal besluit niet in te stemmen met het ontwerp, wordt er geen voordracht gedaan en kan niet eerder dan zes weken na het besluit van die kamer der Staten-Generaal een nieuw ontwerp aan beide kamers der Staten-Generaal worden overgelegd.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Staatssecretaris van Financiën,
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-20092010-31907-A.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.