31 890
Wijziging van de Algemene Kinderbijslagwet en de Algemene nabestaandenwet in verband met aanpassing aan de invoering van een kwalificatieplicht in de Leerplichtwet 1969 en het aanbrengen van een aantal vereenvoudigingen in de Algemene Kinderbijslagwet alsmede enkele andere aanpassingen van die wet

B
VOORLOPIG VERSLAG VAN DE VASTE COMMISIE VOOR VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT/JEUGD EN GEZIN1

Vastgesteld 5 oktober 2009

Het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel heeft de commissie aanleiding gegeven tot het maken van de volgende opmerkingen en het stellen van de volgende vragen.

De leden van de SP-fractie hebben grote twijfels bij dit wetsvoorstel en hebben naar aanleiding van het voorstel onder meer vragen over de effecten, de richtlijn voor leerplichtambtenaren en de wezenuitkering.

Effecten

De leden van de SP-fractie willen weten om hoeveel voortijdig schoolverlaters van 16 en 17 jaar het anno 2009 gaat. Kan de regering toelichten op grond waarvan zij effect van dit instrument verwacht? Hoeveel jongeren zullen alsnog een opleiding gaan volgen en ligt hieraan een onderzoek ten grondslag? Is de werkzaamheid van «het middel» bekend en werkt het stoppen van kinderbijslag in lagere sociale klassen juist meer of minder effectief dan in hogere klassen?

Bij hoeveel 16- en 17-jarigen zal naar verwachting van de regering op jaarbasis het instrument worden ingezet, en voor hoelang (een of meer kwartalen, 1 jaar, 2 jaar) en hoe vaak? In de memorie van toelichting – in de paragraaf financiële effecten – ontbreken gegevens over de te verwachte «opbrengsten». Kan de regering daarvan een inschatting geven?

Heeft de regering inzicht in een mogelijk averechtse werking van de inzet van het instrument op het primaire doel, c.q. het bevorderen van het halen van een startkwalificatie? Is haar bekend welke (onbedoelde) bijwerkingen het stopzetten van kinderbijslag kan hebben, bijvoorbeeld verergering van gezinsconflicten, wegloopgedrag van de jongere (tot zwerfjongere), suïcidepogingen, ontstaan van (gok-)verslaving etc. Hoe is de aansprakelijkheid geregeld in geval van dergelijke gevolgen, in het bijzonder als blijkt dat de kinderbijslag ten onrechte is gestopt?

Kan de regering met behulp van de jaarlijkse rapportage van de SVB, het parlement informatie verschaffen ten aanzien van de volgende zaken, zodat meer zicht op het effect van de regeling ontstaat:

• het aantal gevallen waarin de kinderbijslag is gestopt door verzuim van de jongere

• hoe lang de kinderbijslag is stopgezet en hoe vaak bij dezelfde gevallen (draaideur)

• de redenen voor stopzetting (zoals schoolverzuim, WIJ-verzaking, wezenuitkeringsplichten)

• de (averechtse) bijwerkingen van het stopzetten van de kinderbijslag, naar soort en aantal

• hoe vaak bezwaar en beroep is aangetekend en wat daarvan de uitkomsten waren.

Verder vragen de leden van deze fractie of in onderhavig wetsvoorstel voorzien is een evaluatie, bij voorkeur met een kosten-baten-analyse.

Richtlijn

Is de richtlijn, die de leerplichtambtenaar zal hanteren ter beoordeling of het relatief verzuim dermate ernstig is dat een signaal hiervan aan de Sociale verzekeringsbank (SVB) moet worden afgegeven, beschikbaar? Zo niet, wanneer zal deze beschikbaar zijn? Hoe vaak en hoelang moet het verzuim zijn om de kinderbijslag kwijt te raken?

In dit verband wijzen de leden van de SP-fractie op pagina 6 van de memorie van toelichting: «Als een jongere drie achtereenvolgende dagen of gedurende vier opeenvolgende weken meer dan 1/8e deel van de les- of praktijktijd de school of instelling zonder reden (ongeoorloofd) niet heeft bezocht is sprake van relatief verzuim». Echter, in de onlangs aangenomen wet over het vereenvoudigen van de procedure voor verzuimmelding1 wet 31 829 staat «...zonder geldige reden les- of praktijd heeft verzuimd en dit verzuim gedurende een periode van vier opeenvolgende lesweken in totaal zestien uren les- of praktijktijd bedraagt, geeft het hoofd van de school hiervan onverwijld kennis aan de Informatie Beheer Groep...». Kan de regering uitleggen welke van beide definities zal worden gehanteerd bij het eventueel stopzetten van kinderbijslag?

Worden verzuimende leerlingen en ouders van deze richtlijn op de hoogte gebracht? Staat deze richtlijn op een website en zo ja, welke? Is in de richtlijn helder en eenduidig aangegeven wanneer daadwerkelijk van «ernstig relatief verzuim» sprake is en de leerplichtambtenaar mag (of moet?) ingrijpen? Is eveneens duidelijk aangegeven wanneer de leerplichtambtenaar een signaal aan de SVB moet (of mag?) geven om de ingreep weer ongedaan te maken? Hoe lang moet de jongere daarvoor al weer naar school gaan?

De SVB zal voor de leerplichtambtenaren in overleg met Ingrado een zo gebruikersvriendelijk en eenvoudig mogelijke meldingsprocedure organiseren. Voorziet deze procedure erin dat de verzuimende leerling en de ouders een afschrift van de melding krijgen, alsmede een toelichting op de verdere procedure (wat de marginale toetsing door de SVB zal inhouden en hoe op de beslissing van de SVB bezwaar en beroep mogelijk is)?

Mag kinderbijslag worden stopgezet als een 16- of 17-jarige leerling – nadat gedurende 8 weken zonder succes naar een andere instelling is gezocht – definitief van het MBO is verwijderd? Speelt reden van verwijdering een rol? Wat gebeurt er als de aanleiding bij betreffende school ligt? Is deze situatie in de richtlijn voor leerplichtambtenaren uiteengezet?

Naar aanleiding van de door de Tweede Kamer aangenomen motie om in de richtlijn op te nemen dat ouders, die niet bij machte zijn om hun kind naar school te sturen, worden ontzien (31 890, nr. 17) vragen de leden van de SP-fractie of de regering een inschatting heeft gemaakt hoe vaak bij schooluitval onwil respectievelijk onmacht van ouders om hun 16- of 17-jarig kind naar school te sturen aan de orde is? Door wie en hoe wordt het verschil tussen onwil en onmacht van ouders vastgesteld, dit mede gelet op de forse financiële consequenties die deze vaststelling kan hebben? Wordt hierover informatie in genoemde richtlijn opgenomen?

Naar aanleiding van de door de Tweede Kamer aangenomen motie over het niet-korten van de kinderbijslag voordat de jeugdrechter is ingeschakeld (31 890, nr. 14) vragen de leden van de SP-fractie of de regering, in overleg met Ingrado, overweegt om in de richtlijn op te nemen dat de korting van de kinderbijslag (alsook de wezenuitkering) in principe niet aan de orde zal zijn dan nadat de jeugdrechter is ingeschakeld? Is hierover overleg gepleegd met het ministerie van Justitie en is de capaciteit van jeugdrechters hierop berekend?

Wezenuitkering

In het wetsvoorstel wordt ook geregeld dat voor 16- en 17-jarigen het recht op een wezenuitkering alleen nog bestaat als «deze huishoudwees een startkwalificatie heeft behaald». De leden van de SP-fractie vinden het gebruik van het woord «huishoudwees» in de memorie van toelichting zeer ongepast en denigrerend voor de jongere, die vaak in uitermate moeilijke omstandigheden het huishouden van zijn overleden ouders voortzet. Met de regering deelt deze fractie overigens de mening dat het ook voor deze jongeren van belang is dat zij een startkwalificatie behalen. Kan de regering toelichten hoeveel wezen jaarlijks voortijdig de school verlaten? Welke maatregelen treft de regering om deze jongeren te ondersteunen in de dubbele opdracht van het volgen van een volledige opleiding ten behoeve van een startkwalificatie en het voeren van het huishouden van zijn overleden ouders? Begrijpen de leden van de SP-fractie het correct dat in onderhavig wetsvoorstel het recht op wezenuitkering voor 16- en 17-jarigen zonder startkwalificatie in handen wordt gelegd van leerplichtambtenaren, respectievelijk de SVB? Waar kunnen deze jongeren in geval van stopzetting van hun wezenuitkering terecht voor een inkomensvoorziening die voorziet in het bestaansminimum?

Als ouders die niet bij machte zijn om hun 16- of 17-jarig kind naar school te sturen, worden ontzien, zoals de aangenomen motie (31 890, nr. 17) beoogt, acht de regering het dan niet evenzeer rechtvaardig dat 16- of 17-jarige wezen die niet bij machte zijn, om naast het voeren van een huishouden, zichzelf naar school te sturen, te ontzien met betrekking tot intrekking van hun wezenuitkering?

Relatie WIJ

Tenslotte hebben de leden van fractie van de SP nog een vraag over een beslissing tot stopzetting van kinderbijslag in relatie tot verplichtingen die de WIJ aan jongeren stelt.

Recht op kinderbijslag bestaat gedurende de periode dat deze jongeren in afwachting zijn van de beslissing op de aanvraag voor een werkleeraanbod, bedoeld in artikel 14 van de WIJ. Niet voldoen aan de verplichtingen die de WIJ aan de jongere stelt, kan het recht op kinderbijslag beïnvloeden, aldus p. 7 van de memorie van toelichting van voorliggend wetsvoorstel. Kan de regering toelichten wat hier precies wordt bedoeld? Wie is in deze situatie en op grond waarvan gerechtigd een beslissing tot stopzetting van kinderbijslag te nemen? Geldt toetsing overigens ook voor deze categorie jongeren alleen voor degenen die vanaf 1 oktober 2009 de leeftijd van 16 jaar hebben bereikt?

De leden van de commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport/eugd en Gezin zien met belangstelling de antwoorden van de minister voor Jeugd en Gezin tegemoet.

De voorzitter van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport/Jeugd en Gezin,

Slagter-Roukema

De griffier van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport/Jeugd en Gezin,

Warmolt de Boer


XNoot
1

Samenstelling:

Werner (CDA), Van den Berg (SGP), Dupuis (VVD) vice-voorzitter, Rosenthal (VVD), Swenker (VVD), Tan (PvdA), Van de Beeten (CDA), Slagter-Roukema (SP) voorzitter, Linthorst (PvdA), Biermans (VVD), Putters (PvdA), Leijnse (PvdA), Engels (D66), Thissen (GL), Goyert (CDA), Peters (SP), Quik-Schuijt (SP), Huijbregts-Schiedon (VVD), Laurier (GL), Ten Horn (SP), Meurs (PvdA), Leunissen (CDA), De Vries-Leggedoor (CDA), Koffeman (PvdD), Kuiper (CU), Lagerwerf-Vergunst (CU), De Boer (CU), Yildirim (Fractie-Yildirim) en Flierman (CDA).

XNoot
1

Kamerstukken II 2008/09, 31 829, A, p. 3, artikel 21a, eerste lid.

Naar boven