Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2009-2010 | 31833 nr. C |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2009-2010 | 31833 nr. C |
Vastgesteld 10 december 2009
De memorie van antwoord heeft de commissies aanleiding gegeven tot het maken van de volgende nadere opmerkingen en het stellen van de volgende nadere vragen. Onder voorbehoud dat deze vragen tijdig en adequaat beantwoord worden acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel, op 22 december 2009, voldoende voorbereid.
De leden van de Partij van de Arbeid fractie danken de minister voor de uitgebreide beantwoording van de gestelde vragen. Op twee punten riep deze bij hen een vervolgvraag op.
Het eerste betreft de erkenning van de regering (MvA p. 5) dat een inlener die zaken doet met een uitzendonderneming die een certificaat aanvraagt er belang bij heeft dat dit certificaat wordt verkregen. Deze erkenning is maar een gedeeltelijke beantwoording van de vraag van deze leden, omdat die vooral zag op de situatie dat een certificaat wordt ingetrokken. Deelt de regering het standpunt dat, nu er met het onderhavige wetsvoorstel aanzienlijke consequenties worden verbonden aan het zaken (blijven) doen met een uitzendonderneming zonder geldige certificering, de inlener er mogelijk een belang bij kan hebben zich in de bezwaarprocedure tegen de intrekking te kunnen mengen? Zo ja, zou de brancheregeling terzake van bezwaar en beroep hier geen ruimte voor behoren te bieden? Ziet de minister een taak voor zichzelf weggelegd om hierop aan te dringen?
Het was de aan het woord zijnde leden opgevallen dat de brancheregeling geen schorsende werking toekent aan bezwaar en beroep. Een uitzendorganisatie die naar het oordeel van de brancheorganisatie niet langer aan de normen voor certificering voldoet, kan deze dus verliezen en pas weer terugkrijgen a) bij een volgende aanvrage, bijvoorbeeld wanneer hij stappen heeft gezet om het vastgestelde tekort te verhelpen, of b) na een voor hem succesvol verlopen bezwaar- of beroepsprocedure. Deze leden hadden met dat element van de regeling niet zoveel problemen, maar voorzagen wel moeilijkheden met de kenbaarheid of het gebrek daaraan voor de werkgever die met de ondernemer zaken deed en – in onwetendheid over wat zich heeft afgespeeld – blijft doen. Welke stappen zouden er gezet kunnen worden om te bewerken dat bedrijven die in zee zijn gegaan met een uitzendonderneming die op een zeker moment zijn certificering kwijtraakt, van dit besluit in kennis worden gesteld? Ziet de regering hier een overheidstaak in – hetzij door hier zelf zorg voor te dragen, hetzij door er bij de branche op aan te dringen de daarvoor geëigende voorzieningen te treffen – nu de wet straks aan het zaken doen met een niet gecertificeerde onderneming financiële consequenties gaat verbinden?
De tweede vraag van deze leden hangt met deze eerste samen en betreft het antwoord dat (waarom) het stelsel van rechtsbescherming aan artikel 6 EVRM voldoet. De minister zij toegegeven dat het voor partijen «natuurlijk altijd mogelijk blijft zich tot de burgerlijke rechter te wenden». Maar wordt met de hierop volgende vaststelling die wordt ingeleid met «daarmee» bedoeld dat de beroepsprocedure van de Stichting Normering Arbeid aan de voorschriften van artikel 6 voldoet? Of meent de minister dat dat toch niet het geval is, maar dat de nooddeur van het beroep op de civiele rechter hier uitkomst biedt? Kan hij zijn standpunt op dit punt nog eens nader toelichten? Voldoet de procedure van de SNA naar zijn oordeel aan artikel 6 EVRM en is het College van Beroep daarmee dus een onpartijdig bij wet ingestelde rechter? Zo nee, op welke vordering bij de civiele rechter wordt er dan gedoeld? Is een civiele vordering van bijvoorbeeld een uitzendorganisatie met een naar achteraf komt vast te staan ten onrechte ingetrokken vordering wegens onrechtmatige daad wel hetzelfde als het aan de rechter kunnen voorleggen van «zijn zaak»?
Geheel tot slot hadden deze leden nog een aanvullende vraag naar aanleiding van het antwoord van de minister over het succes van de Waadi (MvA p. 2). Is dit meer dan een indruk van de minister («de regering is van mening»), of zijn er concrete aanwijzingen dat de malafide praktijken in de branche sinds en met de Waadi is afgenomen? Zo ja, welke aanwijzingen zijn dit? Wat was het (gesignaleerde of geschatte) percentage of het aantal malafide praktijken voor de Waadi en hoe hoog ligt dat nu? Welke versterking en dus verbetering zou het thans voorliggende wetsvoorstel hierin moeten brengen?
Vertrouwende, dat deze vragen volledig en tijdig zullen worden beantwoord, achten de commissies de openbare beraadslaging over het onderhavige wetsvoorstel voldoende voorbereid.
Samenstelling:
Sociale Zaken en Werkgelegenheid:
Van den Berg (SGP), Swenker (VVD), Terpstra (CDA) (vice-voorzitter), Meulenbelt (SP), Ten Hoeve (OSF), Vedder-Wubben (CDA), Kneppers-Heijnert (VVD), Westerveld (PvdA), Biermans (VVD), Schouw (D66), Van Driel (PvdA) (voorzitter), Leijnse (PvdA), Hillen (CDA), Thissen (GroenLinks), Goyert (CDA), Quik-Schuijt (SP), Huijbregts-Schiedon (VVD), Koffeman (PvdD), Strik (GL), Kuiper (CU), Lagerwerf-Vergunst (CU), Vac. (PvdA), Elzinga (SP), Vac. (SP), Yildirim (Fractie-Yildirim) en Flierman (CDA).
Justitie:
Holdijk (SGP), Dölle (CDA), Tan (PvdA), Van de Beeten (CDA) (voorzitter), Broekers-Knol (VVD), De Graaf (VVD), Kneppers-Heynert (VVD), Kox (SP), Westerveld (PvdA) (vice-voorzitter), Doek (CDA), Engels (D66), Franken (CDA), Peters (SP), Quik-Schuijt (SP), Haubrich-Gooskens (PvdA), Ten Horn (SP), Janse de Jonge (CDA), Koffeman (PvdD), Böhler (GL), Van Bijsterveld (CDA), Strik (GL), Lagerwerf-Vergunst (CU), De Vries (PvdA), Duthler (VVD) en Yildirim (Fractie-Yildirim).
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-20092010-31833-C.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.