31 780
Wijziging van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten in verband met het bevorderen van de participatie van jonggehandicapten door werk en arbeidsondersteuning

D
NADER VOORLOPIG VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID1

Vastgesteld 6 november 2009

De memorie van antwoord heeft de commissie aanleiding gegeven tot het maken van de volgende nadere opmerkingen en het stellen van de volgende nadere vragen.

De leden van de PvdA-fractie danken de regering voor de uitgebreide en ook gedegen beantwoording. Deze leden vragen echter nog een paar punten te verduidelijk en hebben nog twee kleine vervolgvragen. De leden van de fractie van GroenLinks hebben kennisgenomen van de memorie van antwoord en hebben nog twee aanvullende vragen.

Instroomverwachtingen

De leden van de PvdA-fractie hebben een vraag betreffende de in de memorie van antwoord genoemde instroomverwachtingen. Hoe moeten deze leden de verwachting van de regering lezen dat in 2010 ruim 7000 jonggehandicapten in de voorliggende regeling zullen instromen en nog geen 6000 in de WIJ? Het kan toch niet zo zijn dat van de populatie jongeren die zich volgend jaar voor het eerst als werkzoekende aanmeldt meer dan de helft jonggehandicapt is? Kan de regering nog eens aangeven wat voor het jaar 2010 het verwachte totaal aantal eerste instromers op de arbeidsmarkt is, waarvan deze beide groepen onderdeel uitmaken?

De leden van de fractie van GroenLinks lezen in de meest recente UWV Kwartaal Verkenning 2009-III (p. 15) dat de prognose van instroom in de WAJONG in 2009, namelijk 23 000, dit jaar naar alle waarschijnlijkheid, gezien een gedurende dit jaar ontwikkelde opwaartse trend, zal uitkomen op 25 000. Is de prognose voor 2010 in dit licht gezien niet al te optimistisch?

Grensgevallen

Een tweede punt dat de leden van de PvdA-fractie graag verhelderd willen zien, betreft de positie van de zogenaamde grensgevallen, dat wil zeggen jonggehandicapten die net wel of net niet geschikt zijn voor reguliere arbeid. De leden van deze fractie hebben begrip voor de keuze van de regering met de herziening van de Wajong niet te wachten tot de veelomvattender operatie van de WSW-herziening een feit is. Tegelijkertijd vragen zij of binnen deze overgangsperiode het uitgangspunt van de regering (31 780, nr. 3, p. 6) dat de Wajong werkregeling te allen tijde vóór gaat in de praktijk wel houdbaar zal blijken. De beloningssystematiek in de WSW is immers voor degene die «op de wip» zit aantrekkelijker dan de «arbeid-moet-lonen» regeling in het voorliggende wetsvoorstel. Onderkent de regering dit dilemma, zowel voor de uitvoerder van de regeling die de werkzoekende jongere moet adviseren, als voor de jongere zelf? Is zij het tevens met deze leden eens dat het uitgangspunt dat het bij deze doelgroep altijd klip en klaar is – of regulier werk met bijvoorbeeld loondispensatie, of WSW-indicatie – eerder een papieren dan een reële werkelijkheid is? Zo ja, zijn er geen tijdelijke oplossingen te bedenken, waardoor ook in deze eerste periode «de wissels dezelfde kant uitgaan»?

Arbeidsmarkt

De leden van de fractie van GroenLinks vragen waarop de regering haar optimisme baseert dat met deze wetswijziging ook een cultuuromslag zal komen waardoor ondernemers en werkgevers veel meer dan nu bereid zijn om jongeren met een beperking en met (andere) mogelijkheden in dienst te nemen of een baan aan te bieden. Wat is overigens het resultaat van de campagnes van UWV en Ik Kan gemeten aan de uitstroomcijfers van de WAJONG? In de memorie van antwoord schrijft de regering behartigenswaardige zaken met betrekking tot de gemeentelijke verantwoordelijkheid voor preventie, o.a. door leerplicht, Centra jeugd en gezin en samenwerking in de keten met de Bureaus Jeugdzorg. Hoe verklaart de regering in dit kader de langzamerhand desastreuze conclusie dat het stelsel van jeugdzorg en jeugdhulpverlening, door de manier waarop het georganiseerd is en de verschillende verantwoordelijkheden, zeer problematisch functioneert? Is de regering het met de leden van de fractie van GroenLinks eens dat daarmee de zo noodzakelijke sluitende aanpak onder zeer grote druk staat?

Overig

Tot slot hebben de leden van de PvdA-fractie nog twee kleinere vervolgvragen. Een vraag die niet beantwoord is, betreft het waarom achter het verschil van de regeling voor duurzaam en volledig arbeidsongeschikten in de Wajong ten opzichte van die in de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen/WIA (31 780, nr. 3, p. 12). De regering bevestigt in haar antwoord dat de jonggehandicapte het predicaat «duurzaam en volledig arbeidsongeschikt» alleen krijgt, als en zolang hij daarmee instemt en de wet WIA dit instemmingsrecht niet kent. Zij laat zich echter niet uit over de achtergrond van dit verschil of waarom de variant uit het voorliggende wetsvoorstel de voorkeur verdient boven het klassieke model waarin de arts beslist en degene die het aangaat bezwaar en beroep toekomt. Kan de regering hier nog eens op ingaan? Is het feit dat een jeugdgehandicapte een soort blokkaderecht krijgt een exponent van een andere beleidsbenadering? Zo ja, komt dit recht dan te zijner tijd ook in de wet WIA?

Tot besluit vragen deze leden waarom loondispensatie beperkt blijft tot jeugdgehandicapten? Waarom staat dit niet ook open voor de werkzoekende die op een zeker moment en zonder verzekerd te zijn ernstig beperkt raakt, bijvoorbeeld als gevolg van een ongeluk of een medische calamiteit? Bestaat er voor die situatie een hardheidsclausule? Zo nee, is de regering bereid dit te overwegen, mede in aanmerking nemend dat de groep om wie het gaat bescheiden in omvang zal zijn, terwijl de rechtsongelijkheid die het systeem in hun richting creëert lastig valt uit te leggen?

De leden van de commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid zien de reactie van de regering met belangstelling tegemoet.

De voorzitter van de commissie,

Van Driel

De griffier van de commissie,

Kim van Dooren


XNoot
1

Samenstelling:

Van den Berg (SGP), Swenker (VVD), Terpstra (CDA) (vice-voorzitter), Meulenbelt (SP), Ten Hoeve (OSF), Vedder-Wubben (CDA), Kneppers-Heijnert (VVD), Westerveld (PvdA), Biermans (VVD), Schouw (D66), Van Driel (PvdA) (voorzitter), Leijnse (PvdA), Hillen (CDA), Thissen (GroenLinks), Goyert (CDA), Quik-Schuijt (SP), Huijbregts-Schiedon (VVD), Koffeman (PvdD), Strik (GL), Kuiper (CU), Lagerwerf-Vergunst (CU), Vac. (PvdA), Elzinga (SP), Vac. (SP), Yildirim (Fractie-Yildirim) en Flierman (CDA).

Naar boven