31 568
Staatkundig proces Nederlandse Antillen

B
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 18 december 2009

Op 19 mei 2009 heb ik, naar aanleiding van een vraag van het lid Van Kappen (VVD), toegezegd dat zal worden gekeken naar een vervolg op het project Toekomst Antilliaanse Militie (TAM). Door middel van deze brief wil ik u informeren over de stand van zaken met betrekking tot de TAM. Daarnaast zegde ik u toe in te zullen gaan op de financiering van de TAM, de rol van USONA en de TAM in relatie tot de nieuwe status van de BES-eilanden.

Zowel de minister van Defensie als ik hebben een positieve grondhouding ten aanzien van het continueren van het TAM-project in enigerlei vorm na de staatkundige herinrichting. Over de mogelijkheden tot voortzetting van het TAM-project vindt nog overleg plaats tussen Defensie, BZK, het Land Nederlandse Antillen en de eilanden.

Ten aanzien van de financiering van de TAM merk ik op dat ik tot 1 februari 2011 bijdraag aan de financiering van de TAM uit hoofdstuk IV. Daarna is het de verantwoordelijkheid van de nieuwe Landen (Curaçao en Sint Maarten) om voor bekostiging uit eigen begroting zorg te dragen.

USONA speelt momenteel en in de toekomst geen rol bij de financiering van het TAM-project. De middelen worden door mij rechtstreeks ter beschikking gesteld aan de minister van Defensie.

Het TAM-project zou een zichtbare bijdrage kunnen leveren aan de structurele verbetering van het toekomstperspectief voor kansarme jongeren op de BES-eilanden. Echter het is op dit moment onduidelijk of zij onder enig juridisch kader kunnen deelnemen aan de dienstplicht, zodra die wordt uitgevoerd op en voor het toekomstige land Curaçao.

De minister van Defensie zal op korte termijn de Tweede Kamer informeren over de ontwikkelingen met betrekking tot dit project.

De staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

A. Th. B. Bijleveld-Schouten

Naar boven