31 552
Wijziging van het Wetboek van Strafrecht en het Wetboek van Strafvordering in verband met beëindiging van de maatregel van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege door de Minister van Justitie

D
NADER VOORLOPIG VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR JUSTITIE1

Vastgesteld 9 maart 2010

De memorie van antwoord bij dit wetsvoorstel heeft de commissie aanleiding gegeven de volgende vragen en opmerkingen aan de regering voor te leggen.

Algemeen

De leden van de SP-fractie danken de regering voor de uitvoerige beantwoording van hun vragen. Zij hebben echter nog enkele nadere vragen.

Conformiteit met EVRM en IVBPR

De mogelijkheid om na langdurig goed gedrag buiten Nederland opnieuw toegelaten te worden lijkt in het onderhavige wetsvoorstel niet te zijn weggelegd voor tbs-gestelden van wie de tbs-maatregel door de minister voorwaardelijk is beëindigd. Hebben deze leden dat goed begrepen?

Zo ja, op welke gronden wordt deze discriminerende bepaling, die strijdig is met het EVRM en het IVBRP gerechtvaardigd? De regering lijkt te stellen dat tbs-gestelden per definitie zeer delictgevaarlijk zijn. Waarop baseert de regering de stelling dat tbs-gestelden per definitie delictgevaarlijker zijn dan andere veroordeelden? Een veroordeelde die niet meewerkt aan een persoonlijkheidsonderzoek zal niet snel tbs opgelegd krijgen en kan toch zeer delictgevaarlijk zijn.

Hoe beoordeelt de regering deze voorwaarde die de ex-tbs-gestelde levenslang van zijn staatkundige vrijheid berooft in het licht van de bepaling van artikel 38a lid 4 Wetboek van Strafrecht en de uitspraken van de Hoge Raad van 6 november 20072 en 25 november 20083 ?

Indien de tbs-gestelde na 10 jaren goed gedrag in het buitenland wel mag vragen om opheffing van de ongewenst verklaring hoe komt hij dan van zijn tbs af? Volgens het wetsvoorstel wordt hij opgepakt zodra hij Nederland binnenkomt en loopt, totdat de rechter de vordering van het OM heeft afgewezen de tbs-maatregel door. Is dat niet een vreemde constructie?

De regering stelt eveneens dat personen die op grond van de Wet Bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen (Bopz) worden behandeld minder gevaar opleveren voor de samenleving dan tbs-gestelden. Waarop baseert de regering dit en waarom is dit een rechtvaardiging voor het wel behandelen van Bopz-patiënten en niet van tbs-gestelden?

De regering beantwoordt de vraag of het EVRM ons land niet dwingt ook illegale tbs-gestelden te behandelen en te resocialiseren wel erg summier, o.a. met een beroep op het advies van de Raad van State en de diverse adviesinstanties. De Raad van State adviseerde het wetsvoorstel in te trekken, de Nederlandse Vereniging voor de Rechtspraak (NVvR) stelt het volgende: «Het enkel onderbrengen van illegalen in een zodanige (slaat terug op Grittenveld, AQ) tbs-afdeling, zonder uitzicht op een beëindiging van de tbs-maatregel en zonder dat een daadwerkelijke behandeling van hen kan plaats vinden, staat bovendien op gespannen voet met het bepaalde in artikel 5 EVRM». De Adviescommissie Vreemdelingenzaken (ACVZ) stelt: «Het wetsontwerp geeft niet aan op welke wijze zal worden omgegaan met de ongewenst verklaarde tbs-ers met dwangverpleging waarbij uitzetting niet mogelijk blijkt, en de ongewenstverklaring de resocialisatie in de weg blijft staan. Deze groep tbs-ers lijkt in deze situatie veroordeeld tot levenslang verblijf in een Nederlandse tbs-kliniek, ongeacht de aard van hun vergrijp. Deze consequentie is naar het oordeel van de ACVZ niet aanvaardbaar als deze levenslange opsluiting enkel wordt veroorzaakt door de omstandigheid dat de vreemdeling ongewenst is verklaard en daardoor niet kan resocialiseren. Zoals de ACVZ al eerder heeft geadviseerd, dient naar haar inzicht een regeling te worden getroffen die, in geval van de onmogelijkheid van passende opvang in het land van herkomst, resocialisatie – als opmaat naar uitzetting – mogelijk maakt.»

De ACZV geeft voorts in haar conclusie (onder d.) een duidelijk advies om een regeling te treffen die er toe leidt dat deze vreemdelingen niet in een uitzichtloze situatie blijven. Is de regering bereid serieus te kijken naar de mogelijkheden om de positie van deze groep mensen zodanig te verbeteren dat strijdigheid met het EVRM wordt opgeheven?

Rechterlijke toetsing en deskundigenonderzoek

De leden van de SP-fractie hebben gevraagd of het niet voor de hand ligt dat de rechter, die moet oordelen over de herleving van de dwangverpleging een deskundigen onderzoek gelast conform artikel 37 lid 2 Wetboek van Strafrecht, ook indien slechts één jaar is verlopen sinds het vertrek van de tbs-gestelde uit de tbs-instelling. Het is immers mogelijk dat betrokkene een behandeling heeft ondergaan, die gericht is op de vermindering van de stoornis en van het recidivegevaar. Kan de regering toelichten waarom een deskundigenonderzoek volgens artikel 37 Wetboek van Strafrecht slechts een houdbaarheid van een jaar heeft, terwijl de rechter kennelijk in staat wordt geacht om te oordelen over hervatting van de dwangopname op basis van meer dan twee jaar oude rapporten van de voormalige tbs-kliniek.

Op deze vraag hebben de leden van de SP-fractie nog geen antwoord mogen ontvangen. Voor alle duidelijkheid: de NVvR stelt in haar advies: «De NVvR vindt het van het grootste belang dat er dan een nieuwe rapportage pro justitia wordt aangevraagd. In afwachting van een definitieve beslissing op deze vordering wordt de vreemdeling vastgehouden en gedurende die periode dient de nieuwe rapportage te worden uitgebracht om in te schatten of het recidive risico bij betrokkene nog steeds onaanvaardbaar groot is. De NVvR gaat er van uit dat in die rapportage ook wordt meegenomen welke behandeling de vreemdeling in het land van herkomst heeft ondergaan en tot welk resultaat deze naar het inzicht van de behandelaar(s) aldaar heeft geleid. De NVvR brengt hierbij onder de aandacht dat om inzage te kunnen verkrijgen in een psychiatrische rapportage van een vreemdeling in zijn land van herkomst, het noodzakelijk zal zijn deze inzagemogelijkheid wettelijk te regelen. Voorwaarde voor het kunnen toepassen van deze inzagemogelijkheid is dat ook hierover met het land van herkomst afspraken worden gemaakt.»

Tot slot

Samenvattend zien de leden van de SP-fractie veel juridische en praktische bezwaren tegen dit wetsvoorstel, dat bovendien een groep betreft die een zeer beperkte omvang heeft, terwijl een antwoord op de vraag naar de meerwaarde tot nog toe onbeantwoord is gebleven. Het komt deze leden voor dat de enige meerwaarde van het wetsvoorstel ten opzichte van de bestaande wetgeving is dat de behandeling door de rechter of de afloop van de termijn niet hoeft te worden afgewacht. Dat zou in theorie een tijdswinst opkunnen leveren van maximaal een paar maanden. In de praktijk zullen de onderhandelingen met het land van herkomst echter geruime tijd duren, zodat de behandeling door de rechter of de afloop van de tbs zonder enig probleem kan worden afgewacht.

De leden van de vaste commissie voor Justitie zien de reactie van de regering met belangstelling tegemoet.

De voorzitter van de vaste commissie voor Justitie,

Van de Beeten

De griffier van de vaste commissie voor Justitie,

Kim van Dooren


XNoot
1

Samenstelling:

Holdijk (SGP), Dölle (CDA), Tan (PvdA), Van de Beeten (CDA), (voorzitter), Broekers-Knol (VVD), De Graaf (VVD), Kneppers-Heynert (VVD), Kox (SP), Westerveld (PvdA), (vice-voorzitter), Doek (CDA), Engels (D66), Franken (CDA), Peters (SP), Quik-Schuijt (SP), Haubrich-Gooskens (PvdA), Ten Horn (SP), Janse de Jonge (CDA), Koffeman (PvdD), Böhler (GL), Van Bijsterveld (CDA), Strik (GL), Lagerwerf-Vergunst (CU), De Vries (PvdA), Duthler (VVD) en Yildirim (Fractie-Yildirim).

XNoot
2

LJN BA7918.

XNoot
3

LJN BF0836.

Naar boven