31 392
Wijziging van de Kieswet in verband met het verlenen van het kiesrecht voor de verkiezing van de leden van het Europees Parlement aan alle Nederlanders die in de Nederlandse Antillen en Aruba woonachtig zijn

H
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 22 februari 2010

Conform mijn toezegging tijdens de behandeling van het wetsvoorstel inzake de toekenning van het kiesrecht voor het Europees Parlement aan Nederlandse ingezetenen in de Nederlandse Antillen en Aruba (Handelingen I 2008/09, nr. 5, pag. 215–223) doe ik u hierbij toekomen de studies die een drietal staatsrechtgeleerden, te weten de heer prof. mr. C.A.J.M. Kortmann1, emeritus hoogleraar Staatsrecht Universiteit Nijmegen; de heer prof. Mr. J.M.Saleh1, bijzonder hoogleraar Constitutioneel Koninkrijksrecht Universiteit Utrecht en mevrouw prof. dr. M.L.H.K. Claes1, hoogleraar Europees en vergelijkend constitutioneel recht, Universiteit Tilburg op mijn verzoek hebben uitgevoerd. Zij hebben zich enerzijds gefocust op de bevoegdheidsvraag die zo nadrukkelijk aan de orde is geweest tijdens de behandeling van het wetsvoorstel in uw Kamer en anderzijds op eventuele alternatieve uitwerkingen. Als bijlage bij deze brief treft u de integrale studies. Concreet heb ik aan de staatsgeleerden de volgende vragen gesteld:

1. Is de interpretatie van de bevoegdheidskwestie zoals deze door het kabinet bij de parlementaire behandeling van het wetsvoorstel uiteen is gezet juist?

2. Wie is bevoegd tot het regelen van het kiesrecht voor het Europees Parlement van Nederlanders die ingezetenen zijn van de Nederlandse Antillen en Aruba (de rijkswetgever, de Nederlandse wetgever of de Arubaanse en Antilliaanse wetgever) en op grond waarvan?

3. In welk soort regelgeving moet de verkiezing van de Nederlandse leden van het Europees Parlement worden vastgelegd c.q. (indien er een keuze mogelijkheid is) zou dit naar uw oordeel het best vastgelegd kunnen worden?

4. Hoe luidt het antwoord op de vragen b en c als geregeld moet worden dat de Nederlandse ingezetenen van de Nederlandse Antillen en Aruba hun kiesrecht uitoefenen op zelfde manier als in Nederland, dus in een stemlokaal.

5. Welke entiteit moet als lidstaat van de Europese Unie worden beschouwd: Nederland of het Koninkrijk der Nederlanden?

6. Aan wie dient op rond van de Europese regelgeving het kiesrecht voor het Europees Parlement toe te komen (Nederlanders woonachtig binnen de Europese gemeenschap of ook daarbuiten)?

7. Luidt het antwoord op vraag f anders na inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon?

8. Zijn er andere Europese lidstaten die het kiesrecht voor het Europees Parlement hebben toegekend aan kiezers die de nationaliteit van deze lidstaat bezitten en die niet in de Europese Unie woonachtig zijn? Op welke wijze oefenen deze kiezers hun kiesrecht uit.

Ik hecht er aan te onderstrepen dat het antwoord op de bevoegdheidsvraag: «is de Nederlandse wetgever bevoegd dit te regelen?», tot een eenduidig ja heeft geleid. Ook vanuit Europees rechtelijke perspectief wordt daaraan niets afgedaan. Het regelen van het kiesrecht voor Nederlandse ingezetenen in de Nederlandse Antillen en Aruba is een exclusieve aangelegenheid voor de Nederlandse wetgever. Nederlandse ingezetenen in de Nederlandse Antillen en Aruba kunnen uit het Europees recht geen recht op deelname aan deze verkiezing afleiden. Kiezen vanuit een LGO (Land of Gebied Overzee) wordt vanuit Europees perspectief beschouwd als kiezen uit het buitenland. Voor de gedetailleerde antwoorden op de vragen verwijs ik naar de bijlagen.

Rest vervolgens hoe het kiesrecht voor Nederlandse ingezetenen in de Nederlandse Antillen en Aruba praktisch wordt vormgegeven. In de evaluatie naar aanleiding van de verkiezing van de Nederlandse leden van het Europees Parlement (Kamerstukken II 2009/10, 31 142, nr. 16) heb ik al aangegeven dat ik bij de uitvoering een aantal knelpunten heb geconstateerd en heb ik hiervoor, vooruitlopend op de onderhavige studies, reeds voorgesteld de praktische uitoefening van het kiesrecht in de Nederlandse Antillen en Aruba te vereenvoudigingen, uitgaande van het uitgangspunt dat deze kiezers beschouwd dienen te worden als kiezers buiten Nederland. Ik heb daarbij genoemd de mogelijkheid dat kiezers in de Nederlandse Antillen en Aruba zich rechtstreeks registreren bij de Nederlandse vertegenwoordigingen aldaar. Ook wil ik regelen dat de Nederlandse vertegenwoordigingen op meerdere plaatsen ruimten kunnen inrichten, zodat kiezers op elk van de eilanden hun briefstem persoonlijk kunnen afleveren bij het briefstembureau.

Vooralsnog ben ik van mening dat hiermee afdoende recht wordt gedaan aan de mogelijkheden van Nederlanders woonachtig in de Nederlandse Antillen en Aruba om aan de verkiezing voor de Nederlandse leden van het Europees Parlement deel te nemen. Deze maatregelen kunnen allen worden gerealiseerd zonder een onderlinge regeling te treffen als bedoeld in artikel 38 van het Statuut. Wel is hiervoor wijziging van de huidige wettelijk regeling noodzakelijk. Ik zal de voorgestelde maatregelen dan ook in het kader van het wetsvoorstel inrichting verkiezingsproces implementeren. Ik ga er vanuit dat het mogelijk zal zijn dit tijdig voor de eerstkomende verkiezing voor het Europees Parlement die immers zal plaatsvinden in mei 2014 te realiseren.

De staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

A. Th. B. Bijleveld-Schouten


XNoot
1

Ter inzage gelegd op de afdeling Inhoudelijke ondersteuning onder griffie nr. 145 989.

Naar boven