31 391
Partiële wijziging van het Wetboek van Strafrecht, Wetboek van Strafvordering en enkele aanverwante wetten in verband met rechtsontwikkelingen, internationale verplichtingen en geconstateerde wetstechnische gebreken en leemten

B
VOORLOPIG VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR JUSTITIE1

Vastgesteld 6 oktober 2009

Het voorbereidend onderzoek heeft de commissie aanleiding gegeven tot het maken van de volgende opmerkingen en het stellen van de volgende vragen.

Algemeen

De leden van de fractie van de SP hebben naar aanleiding van de derde en vierde nota van wijziging de volgende vragen.

Totstandkoming wetsvoorstel

Is de regering bereid om te bevorderen dat in de Aanwijzingen voor de regelgeving een artikel wordt opgenomen dat de concipiënt van een wetsvoorstel verplicht om aan te geven welke artikelen implementatie van Europese regelgeving betreffen en welke artikelen een zogenaamde nationale kop. Zoals bekend wil deze Kamer liever helemaal geen nationale koppen – de regering heeft op dat punt beterschap beloofd – maar als het dan toch incidenteel noodzakelijk is, wordt het parlement opgezadeld met een zoekplaatje dat nodeloos uitpluistijd van Kamerleden vergt.

De leden van de fractie van de SP willen graag van de regering weten hoe het zo ver heeft kunnen komen dat als een wetsvoorstel wordt aangenomen in de Tweede Kamer op aangeven van de minister dat er op ambtelijk niveau en tussen hem en de voorzitter van de Raad voor de Rechtspraak overleg is geweest. Zowel de leden van de VVD- en PvdA-fracties in de Tweede Kamer, als de leden van SP-fractie in de Tweede hebben daar zeer uitdrukkelijk naar gevraagd in de Tweede Kamer. De leden van de SP-fractie stellen hierover de volgende deelvragen met betrekking tot de adviserende rol van de Raad voor de Rechtspraak en de Nederlandse Vereniging voor Rechtspraak: Mag de Raad voor de Rechtspraak de regering gevraagd en ongevraagd adviseren? Heeft de Raad voor de Rechtspraak de bevoegdheid om aan het parlement te adviseren? Zo nee, is de regering verplicht de adviezen van de Raad voor de Rechtspraak aan het parlement ter kennis te brengen? Zo nee, waarom niet?

Hoe is de verhouding tussen de adviezen van de Raad voor de Rechtspraak en de NVvR?

De Tweede Kamer heeft ingestemd met het wetsvoorstel op de uitdrukkelijke mededeling van de minister dat de Raad voor de Rechtspraak na informeel overleg, eerst op ambtelijk niveau en vervolgens tussen de minister en de Voorzitter, tot de conclusie is gekomen «dat dit misschien niet de enorme armslag biedt die sommige rechters graag wensen, maar wel voldoet aan wat de Eerste Kamer mag verwachten....1 Tegenover informele gedachtewisselingen kan door het parlement niets worden ingebracht. Acht de regering deze werkwijze niet in strijd met ons democratisch staatsbestel? Zo nee, waarom niet?

Effectiviteit van het wetsvoorstel

De redactie van het in dit wetsvoorstel voorgestelde artikel 496a is de reactie op de in deze Kamer gerezen bezwaren tegen de in wetsvoorstel 30 143 gekozen redactie van de overigens door de leden van de SP-fractie toegejuichte verschijningsplicht ouders. De thans bij de derde nota van wijziging voorgestelde redactie heeft nog steeds het nadeel dat de minderjarige verdachte slachtoffer kan worden van zijn onmachtige of onwillende ouders. Indien de ouders niet verschijnen kan de strafzaak niet worden afgehandeld, tenzij de rechter van mening is dat het verschijnen van ouders niet in het belang van de minderjarige is. Als er iets is waar alle partijen het over eens zijn, dan is het wel dat het zo goed als altijd in het belang van een minderjarige verdachte is dat zijn ouders verschijnen. Zo zullen ongetwijfeld ook rechters oordelen. Bedoeld is dat de rechter de behandeling niet hóeft aan te houden als het belang van het verschijnen van de ouders minder zwaar weegt dan het belang van de minderjarige bij afdoening van zijn zaak. Bij de behandeling in de Tweede Kamer heeft de minister dit, op de vragen van verschillende partijen klip en klaar geantwoord. Het zou fraaier geweest zijn als het er ook had gestaan, maar de minister hoopt dat de rechter er mee uit de voeten kan. Mijn fractie kan de minister meedelen dat de NVvR wel degelijk problemen heeft met deze bepaling. Het is voor rechters niet zo vanzelfsprekend om een duidelijke tekst anders uit te leggen. De leden van de SP-fractie verzoeken de regering op dit punt te reageren.

Samenhang met nationale- en Europese wetgeving

De leden van de fractie van de SP hebben reeds eerder naar aanleiding van andere wetsvoorstellen gevraagd hoeveel terrorisme wetgeving ons nog te wachten staat. Collega Gerkens heeft in de Tweede Kamer gesignaleerd dat de term terrorisme aan inflatie onderhevig lijkt. Wanneer kunnen wij een overzicht van in voorbereiding zijnde wetgeving op dit gebied verwachten? Het kabinet heeft positief gereageerd op het rapport van de commissie Suyver. Is de regering bereid om ook in Brussel te bepleiten de stroom anti-terrorisme wetgeving in te dammen in afwachting van nader onderzoek over de samenhang en effectiviteit van de genomen en voorgenomen maatregelen?

De leden van de commissie zien de beantwoording van voorgaande vragen met belangstelling tegemoet.

De voorzitter van de vaste commissie voor Justitie,

Van de Beeten

De griffier van de vaste commissie voor Justitie,

Kim van Dooren


XNoot
1

Samenstelling:

Holdijk (SGP), Dölle (CDA), Tan (PvdA), Van de Beeten (CDA) voorzitter, Broekers-Knol (VVD), De Graaf (VVD), Kneppers-Heynert (VVD), Kox (SP), Westerveld (PvdA) vice-voorzitter, Doek (CDA), Engels (D66), Franken (CDA), Peters (SP), Quik-Schuijt (SP), Haubrich-Gooskens (PvdA), Ten Horn (SP), Janse de Jonge (CDA), Koffeman (PvdD), Böhler (GL), Van Bijsterveld (CDA), Strik (GL), Lagerwerf-Vergunst (CU), Vac. (PvdA), Duthler (VVD) en Yildirim (Fractie-Yildirim).

XNoot
1

Handelingen 2008–2009, nr. 94, Tweede Kamer, pag 7387.

Naar boven