E
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN
Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 9 november 2009
Ter gelegenheid van de behandeling van het wetsvoorstel Aanpassing van
bijzondere wetten aan de vierde tranche van de Algemene wet bestuursrecht
(Aanpassingswet vierde tranche Awb1 ) op 23 juni
2009 heeft de minister van Justitie toegezegd dat ik uw Kamer nader zal informeren
over de bijzondere, bij de genoemde aanpassingswet ingevoerde stuitingsregeling
welke geldt bij de verjaring van belastingschulden (artikel 27, eerste lid,
Invorderingswet 1990).
In het bijzonder gaat het daarbij om de mogelijkheden die de automatiseringssystemen
van de Belastingdienst bieden met betrekking tot de bewaking van de verjaring
van belastingaanslagen. De bijzondere stuitingsregeling sluit aan bij deze
mogelijkheden.
De regeling houdt in dat stuiting van de verjaring mogelijk is door een
schriftelijke mededeling waarin de ontvanger zich ondubbelzinnig zijn recht
op betaling van de desbetreffende belastingaanslag voorbehoudt. De regeling
vormt een aanvulling op de algemene regeling in de Algemene wet bestuursrecht.
De Belastingdienst dient ervoor te waken dat de rechtsvordering tot betaling
van de door hem opgelegde belastingaanslagen niet verjaart. Het belang daarvan
is aanzienlijk en er bestaat dan ook behoefte aan een sluitend systeem van
bewaking. Op 31 december 2008 waren in de bestanden van de Belastingdienst
bijvoorbeeld ruim 27 000 openstaande belastingaanslagen geregistreerd
waarvan de dagtekening ouder was dan vijf jaar. Het financiële belang
van deze aanslagen beliep (nominaal) een bedrag van 2,1 miljard euro. Overigens
was voor een deel van het genoemde aantal aanslagen uitstel van betaling verleend
in verband met nog lopende bezwaaren beroepsprocedures. In de gevallen waarin
uitstel van betaling is verleend, is de verjaringstermijn verlengd.
De bewaking van de verjaring van belastingaanslagen is een tamelijk complexe
aangelegenheid. Naast de hier boven genoemde stuitingsgrond uit de Invorderingswet
1990, gelden nog zes andere stuitingsgronden welke thans alle
zijn geregeld in de Algemene wet bestuursrecht. Bovendien worden in laatstgenoemde
wet vijf situaties aangewezen waarin de (lopende) verjaringstermijn voor kortere
of langere tijd – al naar gelang de situatie voortduurt – wordt
verlengd. Het berekenen van de datum waarop de rechtsvordering tot betaling
verjaart, vindt thans handmatig plaats. De verjaringscontrole richt zich in
de praktijk op de groep belastingaanslagen waarvan de toegestane betalingstermijn
met vier jaar en zes maanden is overschreden. In veel gevallen blijkt daarbij
dat de verjaring tussentijds een of meerdere malen is gestuit of dat de verjaringstermijn
voor kortere of langere tijd is verlengd; in zo’n geval wordt de verjaring
op een later moment opnieuw beoordeeld. In het geval bij de controle blijkt
dat verjaring inderdaad binnenkort aan de orde is, vindt de stuiting daarvan
in de regel plaats door middel van de betekening van een dwangbevel. Op grond
van de Invorderingswet 1990 verloopt deze betekening door middel van verzending
van het voor de belastingschuldige bestemde afschrift van het dwangbevel per
post.
Bij de thans onderhanden zijnde ontwikkeling van een nieuw inningssysteem
voor de Belastingdienst, zijn de mogelijkheden onderzocht teneinde de bewaking
van de verjaring geautomatiseerd en geavanceerd te laten plaatsvinden. Geavanceerd,
doordat daarbij rekening wordt gehouden met de bestaande stuitings- en schorsingsbepalingen.
Uit het onderzoek is gebleken dat bedoelde voorziening dermate complex zou
zijn, dat het ontwikkelen daarvan èn onevenredig vertragend zou zijn
waar het betreft de oplevering èn bovendien aanzienlijke risico’s
zou inhouden met betrekking tot de stabiliteit van het genoemde systeem.
Om die reden is gekozen voor een geautomatiseerde en sluitende vorm van
de bewaking die weliswaar minder geavanceerd maar wèl mogelijk is.
Deze mogelijkheid bestaat uit het vóór het verstrijken van de
vijfjaarstermijn (gerekend vanaf de dagtekening van de openstaande belastingaanslag)
geautomatiseerd aanmaken van een stuitingsmededeling en het per post verzenden
daarvan aan de belastingschuldige. De verjaring is daarmee op wettige wijze
gestuit en de inbaarheid van de aanslag veilig gesteld terwijl het risico
dat aanslagen aan de aandacht ontsnappen zo niet uitgesloten, in elk geval
veel minder groot is dan thans.
De teksten van de aanmaning en het dwangbevel (beschikbaar op grond van
de Algemene wet bestuursrecht) zijn echter niet steeds geschikt om te dienen
als stuitingsmededeling. Daarbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan situaties
waarin ten tijde van de controle nog uitstel van betaling loopt of waarin
het faillissement van de schuldenaar is uitgesproken. Wel geschikt is in dat
verband de schriftelijke mededeling aan de belastingschuldige waarin de ontvanger
zich ondubbelzinnig zijn recht op betaling van de desbetreffende belastingaanslag
voorbehoudt. Daarbij speelt een rol dat de manier van stuiten op zichzelf
geen verschil maakt; zowel aanmaning, dwangbevel (Algemene wet bestuursrecht)
als schriftelijke mededeling (Invorderingswet 1990) worden alle per post bezorgd.
Samenvattend. De verjaring van belastingaanslagen dient afdoende te worden
bewaakt. De mogelijkheid om deze bewaking door middel van automatisering te
ondersteunen, zijn beperkt; met name kan bij die ondersteuning geen rekening
worden gehouden met stuitings- en schorsingssituaties welke zich na verzending
van het aanslagbiljet hebben voorgedaan. Stuiting van de verjaring kan (geautomatiseerd)
plaatsvinden door juist vóór het verstrijken van de verjaringstermijn
een stuitingsmededeling te verzenden. De tekst van aanmaning en dwangbevel
zijn daarvoor niet altijd geschikt. De tekst van de schriftelijke mededeling
(sinds 1 juli 2009 geregeld in artikel 27, eerste lid, Invorderingswet
1990) is daarvoor wel gesåchikt.
Ik vertrouw u met het voorgaande voldoende te hebben geïnformeerd.
De staatssecretaris van Financiën,
J. C. de Jager