31 117
Bepalingen over de brandweerzorg, de rampenbestrijding, de crisisbeheersing en de geneeskundige hulpverlening (Wet veiligheidsregio’s)

G
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 2 maart 2010

Tijdens de behandeling van het voorstel van Wet veiligheidsregio’s d.d. 2 februari 2010 ontbrak de tijd om op alle vragen antwoord te geven. U hebt aangegeven dat de vragen ook schriftelijk konden worden beantwoord. Deze antwoorden bied ik u hierbij aan.

Hoogwaterproblematiek en Westerschelde

Zowel de heer Hendrikx als mevrouw Meindertsma hebben vragen gesteld over de afbakening van bevoegdheden (van de commissaris van de Koningin) ingeval van bovenregionale situaties zoals hoogwaterproblematiek en in het bijzonder rond de Westerschelde.

Niet alleen voor het Westerscheldegebied, maar voor heel Nederland zijn voorzieningen getroffen voor een bovenregionale aanpak bij hoogwaterproblematiek. In de (concept) Wet Veiligheidsregio’s is voorzien, dat de minister van BZK de cdK (als rijksorgaan) c.q. meerdere cdK’s kan verzoeken namens de minister een aanwijzing aan de voorzitters(s) van de veiligheidregio(’s) te geven als door de omvang of aard van de ramp of crisis bovenregionale coördinatie nodig is. Ook is er een relatie met de resultaten van de door het kabinet ingestelde Taskforce Management Overstromingen (in 2007 en 2008) waarin regiogrensoverschrijdende planvorming voor stroomgebieden is gestimuleerd. In die plannen ligt de basis voor bestuurlijke en operationele besluitvorming en coördinatie bij (dreigende) hoogwatersituaties. Een goed voorbeeld is Dijkring 14 (centraal Holland) waar 4 februari jl. alle bestuurders hun samenwerking in een convenant hebben bevestigd op basis van een bestuurlijk en operationeel coördinatieplan Dijkring 14.

Ook landsgrensoverschrijdend zijn voorzieningen getroffen. Op initiatief van Nederland en Frankrijk is een Europese richtlijn betreffende overstromingsrisico’s van kracht geworden en sinds 1 januari geïmplementeerd in Nederlandse wetgeving (Nationaal Waterplan en Besluit risicokaart). Deze richtlijn gaat uit van stroomgebiedbenadering – expliciet grensoverschrijdend – en verlangt uiterlijk 2015 de eerste Overstroming Risico Beheer Plannen voor de vier Nederlandse stroomgebieden.

Specifieke vraag ook was wie de kostendrager is bij landsgrensoverschrijdende samenwerking rond de Westerschelde.

Sinds 1 januari 2010 is de «Uitvoeringsregeling Westerschelde en aanliggende wateren» voor de Nederlandse bestuurlijke en operationele organisaties en diensten van kracht. Met België wordt op verschillende niveaus overlegd over uitbreiding en formele vastlegging van de grensoverschrijdende uitvoeringsafspraken met Belgische bestuurlijke en operationele partners. Onderwerp daarbij is onder meer de bijdrage in voorzieningen en kosten. Zo is toegezegd dat vanuit België een blusvaartuig beschikbaar wordt gehouden. Deze grensoverschrijdende Uitvoeringsregeling is onderdeel van het project Deltawater en dit project heeft een doorlooptijd van 2010–2011.

Totale investeringskosten van het project zijn begroot op totaal circa 9 miljoen euro. Het Rijk (BZK en V&W) draagt hierin 3,2 miljoen euro bij. De resterende 5,8 miljoen euro wordt gefinancierd door de provincie Zeeland en de Zeeuwse gemeenten. De structurele kosten komen ten laste van de Zeeuwse regio. Aan de verdeelsleutel van de BDUR is onlangs het risico van waterincidenten toegevoegd. Zeeland ontvangt daarom, als onderdeel van de verhoging van 42 miljoen euro, structureel een hogere bijdrage om dit te bekostigen.

Inspecties

Mevrouw Meindertsma informeerde naar de daadwerkelijke vermindering van inspecties, integratie van inspecties of overdracht van taken. Deze vraag werd ondersteund door de heer Hendrikx.

Veertien rijksinspecties, vertegenwoordigd in de Inspectieraad, werken samen aan het programma Vernieuwing Toezicht. Het programma wordt gerealiseerd door een combinatie van gezamenlijke activiteiten vanuit de Inspectieraad en afzonderlijke activiteiten bij de inspecties. De samenwerking betreft de rijksinspecties, maar het is de bedoeling dat ook andere partijen aanhaken zoals gemeenten, waterschappen en provincies. Het programma loopt tot 2011 en binnenkort wordt de voortgangsrapportage aangeboden aan de Tweede Kamer. Vooruitlopend op de voortgangsrapportage informeer ik u over enkele resultaten.

Aandachtspunten zijn onder andere het verminderen van toezichtlast door meer slagvaardig, selectief en risicogericht toezicht. De inspecties kiezen voor grotere selectiviteit door een risicogerichte benadering. Een bedrijf waar nagenoeg geen risico’s zijn en dat zich goed aan de regels houdt, krijgt een lichte vorm van inspectie of wordt dat jaar niet geïnspecteerd. Naast op elkaar afgestemde inspectiebezoeken levert (waar mogelijk) taakoverdracht een bijdrage aan slagvaardiger en meer selectief toezicht. Bovendien kan dit eveneens een vermindering van toezichtlast opleveren.

In het toezicht op de zeehavens maken de havenpolitie, de douane en de Inspectie Verkeer en Waterstaat gemeenschappelijke inspectieplannen en worden controles afgestemd en indien mogelijk gecombineerd, waardoor de wachttijden voor de vervoerders merkbaar zijn teruggebracht.

De Arbeidsinspectie heeft als eerste rijksinspectie de toezichtresultaten beschikbaar gesteld voor andere (ook lokale) toezichthouders. Hierdoor kunnen bijvoorbeeld gemeenten hun toezicht selectiever organiseren op grond van de bevindingen van de Arbeidsinspectie over bedrijven in hun gebied.

Zelfredzaamheid

Mevrouw Meindertsma heeft gevraagd of aangegeven kan worden op welke wijze binnen en buiten de veiligheidsregio’s de aandacht voor zelfredzaamheid van burgers bij crises en rampen invulling heeft gekregen.

Een groot aantal initiatieven, op landelijk, regionaal en lokaal niveau, is ingezet om de zelfredzaamheid van de burger te vergroten. Met de «Denk Vooruit-campagne» in 2009 zijn Nederlanders door de landelijke overheid voorgelicht dat zich ook in Nederland noodsituaties kunnen voordoen en dat het verstandig is je daarop voor te bereiden. Het noodpakket is daarbij als concreet voorbeeld gebruikt. Het resultaat van deze campagne 2009 is dat 79% van de Nederlanders weet dat de overheid adviseert om je voor te bereiden op een noodsituatie (een forse toename, want het percentage voor de campagne was 65%). Van de Nederlanders vindt 81% het belangrijk om te weten hoe je je moet voorbereiden. Ook dat betekent een forse toename ten opzichte van het vorige percentage van 68%. In verschillende veiligheidsregio’s en gemeenten is op deze campagne aangehaakt met lokale campagnes. Deze hebben plaats in onder andere de regio’s Haaglanden, Limburg-Noord, Zeeland en Groningen.

In antwoord op de vraag van mevrouw Meindertsma is in het proces om te komen tot vergroting van de zelfredzaamheid van burgers speciale aandacht voor de communicatie met verminderd zelfredzame burgers tijdens rampen of crises. Het zogenaamde «cell broadcasting» biedt een oplossing en wordt naar verwachting eind 2010 landelijk uitgerold. Het betreft een systeem dat de mogelijkheid biedt om verminderd zelfredzamen te alarmeren en om tegelijkertijd met de alarmering handelingsadviezen te geven. Binnengekomen tekstberichten kunnen bij aangepaste toestellen worden omgezet in spraak.

Om verminderd zelfredzamen ook in dagelijkse noodsituaties in staat te stellen zelf actie te ondernemen, wordt binnen de EU medio 2010 de pilot «Reach 112» gestart, waarbij het contact met 112 voor mensen met een communicatieve beperking centraal staat. Getest wordt of deze verminderd zelfredzamen door middel van «real time text» hun noodoproepen direct kunnen doorgeven aan hulpverleningsdiensten. De uitkomsten van deze Europese proef worden eind 2012 verwacht. Nu al is er voor mensen met een communicatieve beperking een speciaal nummer voor 112-meldingen (0900–8112).

Mevrouw Meindertsma vroeg voorts op welke wijze de inzet en betrokkenheid van burgers, private organisaties en bedrijfsleven versterkt kan worden.

De veiligheidsregio heeft het initiatief en moet in meerdere stappen de samenwerking met gemeentelijke en maatschappelijke organisaties opbouwen. Belangrijk bij risicocommunicatie is dat inzicht wordt gegeven in (on)veiligheid en wat aan die onveiligheid gezamenlijk gedaan kan worden gedaan. De sleutel tot betrokkenheid is mijns inziens vervolgens het actief betrekken van gemeenteraden, maatschappelijke organisaties en tal van partnerorganisaties bij de beleidsplanning: wat kunnen en wat gaan wij daar gezamenlijk aan doen en wie doet dan wat. Deze afspraken over samenwerking moeten worden vastgelegd in het crisisplan en vervolgens moet er daadwerkelijk worden geoefend.

Mevrouw Ten Horn heeft gevraagd wat de visies van de ministers van VWS en Jeugd en Gezin zijn ten aanzien van het idee dat ook groepen mensen met een mentale of fysieke beperking die een zelfstandig leven leiden, meer zelf verantwoordelijkheid moeten nemen voor hun veiligheid bij noodsituaties, waarbij zij in eerste instantie zelf hulp inschakelen van familie, vrienden of thuiszorg.

Het standpunt van het kabinet is dat burgers meer eigen verantwoordelijkheid moeten nemen, terwijl de overheid minder regels moet stellen. Uiteraard hebben wij voorafgaand aan en tijdens noodsituaties extra aandacht voor verminderd zelfredzamen, zoals ik ook eerder in deze brief heb aangegeven. De taakgroep Handicap & Lokale Samenleving brengt in opdracht van VWS en BZK het aspect «Veiligheid voor verminderd zelfredzamen» onder de aandacht bij lokale bestuurders én bij verminderd zelfredzamen zelf. Zo wordt dit jaar een tournee langs alle provinciehoofdsteden gehouden waar bij (aankomend) gemeenteraadsleden aandacht wordt gevraagd voor dit thema. Het gezamenlijke doel hiervan is dat een paragraaf over de veiligheid van verminderd zelfredzamen in de beleidsplannen van alle veiligheidsregio’s wordt opgenomen.

Verminderd zelfredzamen kunnen door middel van goede voorbereiding een deel van de hulp zélf regelen. Een voorbeeld hiervan is het vervoer wanneer iemand zijn of haar (woon)gebied uit moet. Hierbij kan ook «naoberschap» (het onderling te hulp schieten) een belangrijke rol spelen. Niet voor niets stel ik dat verminderd zelfredzamen in eerste instantie de hulp van anderen dienen in te schakelen. Waar deze hulp niet beschikbaar is of tekort schiet, is er het vangnet van de professionele hulpverleningsdiensten.

Zorginstellingen

Mevrouw Ten Horn heeft de vraag gesteld bij wie een zorginstelling ingeval van een calamiteit de rekening van enkele weken zonder «productie» kan leggen en of er vanuit mag worden gegaan dat in de zogenoemde «zorgzwaartepakketten» in de AWBZ-instellingen voldoende middelen zijn inbegrepen om regelmatige brand- en evacuatieoefeningen te houden, ook in kleinschalige voorzieningen.

De minister van VWS geeft vooraf geen financiële garanties voor productieverlies of inkomstenderving bij zorgaanbieders ten tijde van een crisis. Hij stelt zich op het standpunt dat productieverlies hoort bij het ondernemingsrisico dat zorgaanbieders lopen. De sector dient continuïteitsplannen op te stellen, die ervoor bedoeld zijn om de normale bedrijfsvoering in tijden van crisis zoveel mogelijk in stand te houden. Wanneer er tijdens of na afloop van een crisis sprake is van een bedreiging van de continuïteit van zorg als gevolg van financiële problemen, zal de continuïteit van zorg met behulp van het gebruikelijke instrumentarium gewaarborgd worden.

Het zorgzwaartepakket is een integraal pakket voor de intramurale zorg. De kosten die een instelling of woonvorm moet maken om het leveren van directe en indirecte zorg mogelijk te maken zijn meegenomen bij de berekening van de zorgzwaartepakket-tarieven. Van dit tarief kunnen AWBZ-instellingen dus regelmatige brand- en evacuatieoefeningen houden, alleen zijn daarin geen kapitaallasten opgenomen.

Lessen

Mevrouw Ten Horn heeft aangegeven benieuwd te zijn naar de lessen die met betrekking tot rampenbestrijding en crisisbeheersing zijn geleerd naar aanleiding van de kredietcrisis en de dreigende grieppandemie (als twee voorbeelden van «nieuwe dreigingen»).

Elke grote gebeurtenis, bijvoorbeeld de dreigende grieppandemie en de aanpak van de Q-koorts, wordt standaard geëvalueerd. De lessen die geleerd kunnen worden uit de grieppandemie, worden aan de Tweede Kamer gepresenteerd in de tweede helft van 2010. Daarnaast worden gebeurtenissen zoals de kredietcrisis meegenomen in de werkwijze van de Strategie Nationale Veiligheid, waarin over de volle breedte risico-analyses worden uitgevoerd. De analyses worden jaarlijks geactualiseerd op basis van nieuwe dreigingen en actuele gebeurtenissen. Ook de Eerste Kamer heeft om deze analyses en actualisaties verzocht. Doel is om de weerbaarheid van Nederland over de volle breedte te versterken. De voormalige minister heeft u hierover bij de beantwoording van de Motie Schuurman (Kamerstukken I 2008/09, 31 700) én de daarop volgende voortgangsbrief (Kamerstukken I 2008/09, 32 123) reeds geïnformeerd. Zij is toen ook ingegaan op de economische crisis en de gerelateerde vraagstukken met betrekking tot schaarste (voedsel, klimaat, energie).

BES-eilanden

Mevrouw Ten Horn heeft gevraagd hoe de minister van BZK vanuit Den Haag de rampenbestrijding en crisisbeheersing op de BES-eilanden wil vormgegeven, wanneer zij een openbaar lichaam van Nederland worden. In haar vraag stond met name centraal hoe er rekening mee wordt gehouden dat er in het Caribische gebied vaker dan in Nederland natuurrampen plaatsvinden.

De Wet veiligheidsregio’s zal niet van toepassing worden op de BES-eilanden. Gelet op onder meer het eilandelijke karakter, de onderlinge afstand alsmede de afstand tot Nederland is voor deze eilanden op het terrein van de brandweer, de rampenbestrijding en de crisisbeheersing voorzien in maatwerk, neergelegd in het wetsvoorstel Veiligheidswet BES (Kamerstukken II 2009/10, 32 207, nr. 2). Dit voorstel is op 9 november 2009 bij de Tweede Kamer ingediend. De BES-eilanden zullen geen speciale veiligheidsregio met een speciale bestuursvorm zijn. De verantwoordelijkheid voor de organisatie van de rampenbestrijding en crisisbeheersing zal bij de eilandsbesturen zelf liggen. Het voorstel geeft voorschriften omtrent deze organisatie. Zo kent het voorstel verschillende planvormen: beleidsplan, rampen- en crisisplan en rampbestrijdingsplan. In de plannen zal op gevaren die deze eilanden kunnen treffen, bijvoorbeeld natuurrampen, worden geanticipeerd. Het voorstel bepaalt voorts dat de gezaghebber (vergelijkbaar met de burgemeester) het opperbevel bij een ramp heeft. Ten aanzien van het brandweerkorps zal het beheer berusten bij de staatssecretaris van BZK. Overwogen wordt om het beheer te mandateren aan de Rijksvertegenwoordiger, zodat het feitelijke beheer ter plaatse plaatsvindt hetgeen wenselijk is vanwege de afstemming met de gezaghebbers en andere ketenpartners. De gezaghebber heeft evenwel het gezag bij brand alsmede bij ongevallen anders dan bij brand voor zover de brandweer daarbij een taak heeft.

De staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

A. Th. B. Bijleveld-Schouten

Naar boven