30 826
Voorstel van wet van de leden Van Velzen en Waalkens houdende een verbod op de pelsdierhouderij (Wet verbod pelsdierhouderij)

E
NADER VOORLOPIG VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT1

Vastgesteld 23 maart 2010

Onder dankzegging en met grote belangstelling hebben de leden van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit kennisgenomen van de brief van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit in reactie op het voorlopig verslag, evenals van de memorie van antwoord van de indieners van het wetsvoorstel.2 De leden van de CDA-fractie zijn van mening dat sommige vragen door de indieners van het wetsvoorstel echter niet of onvolledig zijn beantwoord. Daarom verzoeken zij een aanvullende reactie van de indieners op hetgeen hieronder naar voren wordt gebracht. De leden van de CU-fractie, mede namens de fractie van de SGP, willen nogmaals benadrukken dat zij om ethische redenen en op grond van dierenwelzijn graag zouden zien dat gekomen zou kunnen worden tot het afschaffen van nertsenfokkerijen. Alvorens zij steun aan het initiatiefwetsvoorstel kunnen verlenen, moeten voor deze leden echter drie dringende kwesties worden opgelost, die hieronder worden toegelicht. Zij verzoeken de initiatiefnemers hen op deze punten tegemoet te komen.

Terugwerkende kracht en overgangstermijn

De leden van de CDA-fractie constateren met zorg dat bij aannemen van deze wet met terugwerkende kracht het houden van nertsen strafbaar wordt gesteld. Weliswaar kan met het aanvragen van een vergunning die strafbaarstelling worden opgeheven, voor zover het aantal gehouden nertsen gelijk of kleiner is dan op 17 januari 2008 werden gehouden. Maar als het aantal nertsen op het moment van aannemen van het wetsvoorstel hoger is, dan is met terugwerkende kracht sprake van een economisch delict, ondanks dat de ondernemer op het moment van de uitbreiding heeft voldaan aan alle wettelijke eisen en vergunningen. De Memorie van Antwoord stelt dat het verbod ruim voldoende voorzienbaar was. De geschiedenis van de wetgeving omtrent de pelsdierhouderij is echter grillig. Ondernemers kunnen hier geen staat op maken. Een brief van de indieners aan de Tweede Kamer over dit wetsvoorstel doet daar niet aan toe of af; die is geen onderdeel van de wetgeving. Genoemde leden vragen om een reactie hierop van de indieners van het wetsvoorstel.

In de Memorie van Antwoord wordt uitvoerig ingegaan op de problematiek van de terugwerkende kracht. De leden van de CU-fractie, mede namens de fractie van de SGP, zouden daarover nogal wat vragen kunnen stellen. Die vragen verdwijnen als indieners duidelijk inhoud geven aan hun suggestie dat «indieners (...) zich er van bewust zijn dat een mogelijke aanpassing van de overgangstermijn misschien wenselijk is.» Genoemde leden vragen of die overgangstermijn in werking kan treden op het moment dat het wetsvoorstel door de Eerste Kamer wordt aanvaard. Indien niet, waarom wordt daar dan niet voor gekozen, zo vragen deze leden. Zijn er fundamentele bezwaren om voor dat moment te kiezen?

Compensatie en schadeloosstelling

Voorts constateren de leden van de CDA-fractie dat bij de 10-jarige overgangstermijn (bedoeld als schadeloosstelling) voorbijgegaan wordt aan het risico dat de sector economisch gezien implodeert na aanvaarding van het wetsvoorstel door de Eerste Kamer. Na aanvaarding van het onderhavige wetsvoorstel in de Tweede Kamer is immers al gebleken dat banken niet bereid zijn om nog krediet te verstrekken aan nertsenhouders. Van een reële schadeloosstelling is dan derhalve zeker geen sprake. De minister heeft aangegeven geen financiële middelen ter beschikking te stellen voor schadecompensatie. Graag een reactie van de indieners op dit scenario. Voorts, hoe verhoudt de teloorgang van een dergelijke sector met een aanzienlijk verlies van werkgelegenheid zich met de huidige economische en financiële crisis, zo vragen deze leden.

De indieners gaan niet in op de vraag van de leden van de CDA-fractie op de kans dat specifieke groepen nertsenhouders (zoals bijvoorbeeld starters en ondernemers met hoge investeringen) wellicht juridisch aanspraak zullen maken op schadevergoeding omdat sprake is van «excessive and intensive burden». Genoemde leden ontvangen graag hierop alsnog een reactie van de indieners van het wetsvoorstel.

In aansluiting op hun vragen met betrekking tot de overgangstermijn leggen de leden van de CU-fractie, mede namens de fractie van de SGP, aan de indieners van het wetsvoorstel graag de volgende vragen voor. Indien na aanname van het wetsvoorstel door de Eerste Kamer, en dus na vaststelling vanaf dat moment van een overgangstermijn van tien jaar (overeenkomstig hetgeen hierboven door deze leden naar voren is gebracht), alsnog – en terecht – op grond van eerdere welzijnsverordeningen investeringen bij bestaande bedrijven moeten worden gedaan, rijst de vraag naar compensatie van de investeringskosten die op het moment van verbod onvoldoende zijn afgeschreven. Hoe hoog zouden die compensatiekosten kunnen zijn? Welke maatregelen worden overwogen om achterblijvers of uitstellers van welzijnsinvesteringen van een dergelijke compensatie uit te sluiten? Kan eventueel overwogen worden de overgangstermijn van 10 jaar te laten ingaan op het moment van de vereiste termijn van welzijnsverordeningen, zo vragen deze leden.

De Memorie van Antwoord zegt terecht dat individuele ondernemers mogelijk financiële schade van de het ontnemen van eigendom in de zin van het reguleren van vergunningen kunnen ondervinden. Welke concrete maatregelen kunnen worden genomen om deze schade te verminderen en eventueel te compenseren, zo vragen deze leden. Is in dit verband een financiële compensatie mogelijk die juridisch houdbaar is?

Overig

De indieners stellen dat de nerts niet is gedomesticeerd, omdat het dier pas 100 jaar bedrijfsmatig wordt gehouden. Deze opmerking snijdt geen hout. Domesticatie is geen omschreven einddoel, maar een proces. De mate waarin een dier is gedomesticeerd, is trouwens niet bepalend voor de mate van welzijn of onwelzijn dat het dier zal ervaren. Volgens deskundigen is de nerts op weg naar domesticatie, dit is uit een aantal kenmerken af te leiden zoals kleurslagen en herseninhoud. Op welke feiten baseren de indieners dan de stellingname dat de nerts niet is gedomesticeerd, zo vragen de leden van de CDA-fractie.

En tot slot wordt voorbij gegaan aan de maatschappelijke gevolgen die van dit wetsvoorstel kunnen uitgaan. Door de indieners wordt niet ingegaan op de vraag van de leden van de CDA-fractie over de waarschuwing van het Rathenau Instituut voor onvoorspelbare maatschappelijke en bestuurlijke problemen als het houden van nertsen wordt verboden, terwijl een rechtsfilosofisch beoordelingskader voor de toetsing van het productiedoel ontbreekt. Het eind lijkt immers zoek. Zo kan bijvoorbeeld de ethische vraag worden opgeworpen of het houden van honden verboden moet worden omdat deze dieren uitsluitend en alleen voor het plezier van de mens worden gehouden (bewakings-, opsporings- en jachthonden daargelaten) en niet wordt voldaan aan alle welzijneisen (het is immers een roedeldier, dat niet solitair gehouden dient te worden).

De voorzitter van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

Schuurman

De griffier van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

Warmolt de Boer


XNoot
1

Samenstelling:

Schuurman (CU), (voorzitter), Holdijk (SGP), Swenker (VVD), Terpstra (CDA), Slagter-Roukema (SP), Westerveld (PvdA), Sylvester (PvdA), Putters (PvdA), Doek (CDA), Eigeman (PvdA), Engels (D66), Slager (SP), Benedictus (CDA), Peters (SP), De Boer (CU), Willems (CDA) (vice-voorzitter), Schaap (VVD), Huijbregts-Schiedon (VVD), Laurier (GL), Hermans (VVD), Smaling (SP), Koffeman (PvdD), Böhler (GL), Yildirim (Fractie-Yildirim) en Tiesinga (CDA).

XNoot
2

Kamerstukken I 2009/10, 20 826 C en D.

Naar boven