30 424
Wijziging van de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers en enige andere wetten in verband met de harmonisatie van de uitkeringsrechten en het onder de werking van de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers brengen van de commissarissen van de Koning, de burgemeesters en de bestuurders van waterschappen

C
MEMORIE VAN ANTWOORD

Ontvangen 14 januari 2010

1. Inleiding

De leden van de fracties van het CDA, de SP, de SGP en de CU hebben met belangstelling kennis genomen van het voorstel. De leden van de fractie van de PvdA hebben met belangstelling en waardering kennis genomen van het voorstel. De leden van de fractie van de VVD hebben kennis genomen van het wetsvoorstel. De leden van de fracties van D66 en de OSF hebben met instemming kennis genomen van het wetsvoorstel. De leden van genoemde fracties hebben in het voorlopig verslag nog vragen gesteld. Ik heb met belangstelling kennisgenomen van de inbreng van de leden van de verschillende fracties en zal hieronder ingaan op hun vragen en opmerkingen. In de beantwoording van het voorlopig verslag is zoveel mogelijk de volgorde van het voorlopig verslag aangehouden.

Onderhavig voorstel van wet, alsmede het voorstel van wet tot wijziging van de Provinciewet en de Gemeentewet in verband met de openbaarmaking van nevenfuncties en inkomsten uit nevenfuncties (30 425) en het voorstel van wet tot harmonisatie van uitkeringsrechten van leden van de Tweede Kamer, wijzigingen in verband met de openbaarmaking van nevenfuncties en inkomsten uit nevenfuncties van leden van de Eerste Kamer en leden van het Europees Parlement en enkele technische wijzigingen (30 693), vloeien allen voort uit de advisering van de Commissie Dijkstal. In deze drie voorstellen van wet zijn bepalingen opgenomen die de rechtspositie van politieke ambtsdragers op (belangrijke) onderdelen wijzigen. Deze voorstellen van wet zijn nauw met elkaar verbonden. Ik hecht aan inwerkingtreding van deze wijzigingen voordat begin maart 2010 de verkiezing voor de leden van de gemeenteraden plaatsvindt. Ik verzoek u dringend genoemde wetsvoorstellen op zo kort mogelijke termijn, gezamenlijk te behandelen, zodat inwerkingtreding vóór de verkiezing haalbaar is. Inwerkingtreding na de verkiezing brengt mee dat voor na die verkiezing aantredende wethouders de wijzigingen pas over vier jaar gaan gelden.

2. Doelstelling

In het licht van het meer aantrekkelijk maken van politieke ambten, verzochten de leden van de fractie van het CDA om een uiteenzetting van de relatie tussen het wetsvoorstel en het rapport van de Commissie Dijkstal. De leden van de fractie van de VVD vroegen de regering aan te geven op welke wijze zij daadwerkelijk invulling wil geven aan de realisatie van de maatregelen die de Commissie Dijkstal noodzakelijk achtte om de door haar gewenste doelstellingen te bereiken. Anders dan de leden van de fracties van het CDA en de VVD kennelijk menen, was de doelstelling van de commissie Dijkstal niet uitsluitend het in financiële zin aantrekkelijker maken van politieke ambten. De commissie constateerde dat de ontwikkeling van de bezoldiging van ministers was achtergebleven bij de ontwikkelingen in de markt en adviseerde de commissie een correctie. Daarnaast adviseerde de commissie te komen tot een stelsel waarbij de bezoldiging van de ministers de bovengrens vormde voor de bezoldiging in de publieke en semipublieke sector. Tevens zijn er voorstellen om te komen tot modernisering en harmonisatie van rechtspositieregelingen van politieke ambtsdragers en voorstellen betreffende de uitoefening van nevenfuncties. In 2004 heeft het toenmalige kabinet zich op het standpunt gesteld de adviezen zo veel mogelijk te volgen. Het kabinet kondigde aan de daarvoor noodzakelijke wetsvoorstellen als één afgewogen pakket met rechtspositionele plussen en minnen aan de Tweede Kamer aan te bieden.

Dat uitgangspunt is onveranderd gebleven. Echter, de economische crisis heeft geleid tot het kabinetsbesluit van 17 februari 2009 waarbij is besloten nu niet over te gaan tot verhoging van het ministerssalaris. Dat daarmee de door de commissie Dijkstal geconstateerde achterstand ten opzichte van de bezoldiging in de markt in stand blijft, is onvermijdelijk. Bij brief van 9 juli 2009 aan de Tweede Kamer (Kamerstukken II 2008–2009, 30 424, nr. 17) is uiteengezet hoe dit besluit doorwerkt in de verschillende aanhangige wetsvoorstellen en welke onderdelen van de wetsvoorstellen de regering wil handhaven omdat zij in samenhang een bijdrage leveren aan modernisering en harmonisatie van de rechtspositie van politieke ambtsdragers. Daarmee worden de doelstellingen gehandhaafd die ten grondslag lagen aan de adviesaanvraag aan de Commissie Dijkstal. Wel is een herschikking aangebracht in het pakket. Structuur, samenhang en modernisering zijn hierbij behouden. In de brief van 9 juli 2009 is per wetsvoorstel aangegeven waartoe de herschikking heeft geleid.

De doelstellingen zijn dus ten principale niet veranderd. Inzet blijft de modernisering en harmonisatie van de rechtspositie. De voorstellen zijn echter aangepast aan de politieke en economische realiteit.

In antwoord op de vraag van de leden van de fractie van de SP, die wilden weten of er gedurende het proces, dat naar het oordeel van deze fractie veel tijd heeft gekost, nieuwe doelstellingen zijn toegevoegd, kan ik u mededelen dat zulks niet het geval is.

3. Rechtspositie

De leden van de fractie van het CDA vroegen om een visie van de regering over het gelijkstellen van politieke ambtsdragers met werknemers. Zij stelden de vraag aan de orde of een volledige gelijkstelling bevorderlijk is voor het aanzien van de onmisbare democratische instellingen. De regering acht een volledige gelijkstelling van politieke ambtsdragers met werknemers niet wenselijk. Naar het oordeel van de regering is het noodzakelijk dat politieke ambtsdragers een eigen rechtspositioneel regime behouden en niet volledig worden gelijkgesteld aan werknemers. De redenen daarvoor zijn de volgende:

– Het gaat om politieke ambten die in beginsel voor elke verkiesbare burger toegankelijk moeten zijn. De toegankelijkheid van democratische ambten vereist een adequaat en wettelijk verankerd rechtspositioneel kader.

– De rechtspositie moet het goed vervullen van de functie faciliteren.

– Het gaat per definitie om tijdelijke vervulling van deze ambten, waarbij niet het functioneren van de ambtsdrager het criterium voor voortzetting van de vervulling, maar de verkiezingsuitkomst of andere politieke omstandigheden.

– Bij politieke ambten geldt de vertrouwensregel. De ambtsdrager kan om politieke redenen met onmiddellijke ingang genoodzaakt zijn om zijn ambt neer te leggen. Deze specifieke omstandigheid maakt dat het vangnet bij ontslag niet afhankelijk kan zijn van de reden van vertrek.

Om voornoemde redenen kiest de regering in de wetsvoorstellen voor een balans tussen wat redelijk wordt geacht voor werknemers in het algemeen (waarbij de sector Rijk primair als aanknopingspunt geldt) en wat nodig is gezien de specifieke positie van politieke ambtsdragers.

De aan het woord zijnde leden vroegen tevens naar het standpunt van de regering inzake de instelling van een Adviescollege over de Rechtspositie en eventuele alternatieven.

Bij de oorspronkelijke wetsvoorstellen was voorzien in het instellen van een adviescollege rechtspositie politieke ambtsdragers en topambtenaren. Dit college zou in het bijzonder tot taak hebben om de regering te adviseren over het beloningsniveau, de onderlinge beloningsverhoudingen en overige rechtspositionele aangelegenheden van politieke ambtsdragers, de leden van de Hoge Colleges van Staat en de topambtenaren.

Met het kabinetsbesluit van 17 februari 2009 om het ministerssalaris niet te verhogen, was de introductie van een nieuwe samenhangende salarisstructuur voor alle politieke ambtsdragers, waarbij het verhoogde ministerssalaris de top van de piramide zou vormen, niet langer opportuun. Daarmee verviel tevens de reden tot het thans instellen van een dergelijk college en is aangekondigd dat het voorstel van wet betreffende de instelling van een dergelijke commissie zal worden ingetrokken. Een alternatief voor een het adviescollege is niet overwogen.

Voor de beantwoording van de vraag van de leden van de fractie van het CDA naar het wetsvoorstel inzake het Appa-pensioen, zij verwezen naar paragraaf 5 van deze memorie.

De leden van de fractie van het CDA wilden naar aanleiding van het debat over het voorstel van wet in de Tweede Kamer van de regering horen hoever de gelijkstelling tussen ambtsdragers en werknemers gaat en of de regering werkt aan een ontslagvergoeding en een arbeidsongeschiktheidsregeling in de Appa.

In onderhavig voorstel van wet is gestreefd naar optimale harmonisatie tussen de Appa en de regels die voor werknemers gelden, onder erkenning van het specifieke karakter van de politieke ambten, die op onderdelen aanleiding vormen voor afwijking van de regels die voor werknemers gelden. De regering heeft geen voornemens om een aanvullend stelsel van ontslagvergoedingen voor politieke ambtsdragers te ontwikkelen. De Appa kent al een voortzetting van de uitkering bij gehele of gedeeltelijke invaliditeit. De Appa regelt een uitkering bij vertrek uit een politieke functie waarbij de reden van vertrek geen rol speelt. De regeling biedt een uitkering en pensioen aan gewezen politieke ambtsdragers die primair afhankelijk zijn van het salaris dat zij als politieke ambtsdrager ontvingen.

De leden van de fractie van de VVD vroegen naar de positie van politici die zowel een raads- als statenfunctie vervullen en mogelijk ook een Eerste Kamerlidmaatschap, waarmee het in feite gaat om fulltime politici. Bij de beantwoording van de vraag van de leden van de fractie van de VVD moet in het oog worden gehouden dat de Appa zich richt op politieke ambten die een zodanig tijdsbeslag vergen dat degenen die het ambt bekleden daaraan hun inkomen moeten ontlenen. Meestal vergt een politiek ambt een voltijdse vervulling, hoewel bij sommige ambten, bijvoorbeeld wethouders, vervulling in deeltijd mogelijk is. Bij leden van de Eerste Kamer en bij raads- en statenleden gaat het om nevenfuncties. Deze kunnen naast een hoofdfunctie worden vervuld. De bijbehorende vergoeding hoeft niet het karakter van een inkomensvoorziening te hebben. Daarmee is ook de rechtspositieregeling van de Appa niet aan de orde. Het kabinet acht dit regime adequaat, omdat het voor de vervulling van het lidmaatschap van de raad, provinciale staten of de Eerste Kamer juist van belang is dat de leden van deze organen daarnaast nog actief zijn in de samenleving. Het staat natuurlijk iedereen vrij om het lidmaatschap van de raad, provinciale staten of de Eerste Kamer te combineren, en ook die combinatie heeft toegevoegde waarde, maar de combinatie vloeit voort uit een individuele keuze die naar het mij voorkomt niet automatisch tot aanspraak op de voorzieningen van de Appa noopt.

De leden van de fracties van de SGP en CU vroegen of er nog andere overwegingen ten grondslag liggen aan de vrijheid van gemeenten en provincies om eigen regelen te treffen voor raads- en statenleden naast de (relatieve) autonomie van deze lichamen. De bevoegdheid van de gemeenteraad en provinciale staten om regels vast te stellen over geldelijke voorzieningen voor hun leden wordt op grond van de artikelen 95, vierde lid, Gemeentewet en 93, vierde lid, Provinciewet genormeerd door bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te stellen regels. De bedoeling van die normering is uniformering en maximering.

De leden van de fracties van D66 en OSF vroegen naar de verdere harmonisatie van rechtspositieregelingen van niet-Appa functies. Wat betreft de verdere harmonisatie zijn nog maatregelen getroffen die reeds zijn opgenomen in een wijzigingsbesluit van diverse rechtspositiebesluiten politieke ambtsdragers (Stb. 2009, nr. 561 van 22 december 2009). Het betreft de volgende aanpassingen:

– De inwonersklassen die de vergoeding en onkostenvergoeding van raadsleden bepalen, gaan gelijk lopen met die voor wethouders en burgemeesters.

– De fractievoorzitters in provinciale staten en gemeenteraden krijgen een extra vergoeding voor hun werkzaamheden.

– Provinciale staten en de gemeenteraad krijgen de bevoegdheid voor leden van zware commissies een vergoeding toe te kennen van ten hoogste 5% van de vergoeding voor de werkzaamheden. Het betreft bijvoorbeeld enquête-, vertrouwens- en rekenkamercommissies.

– Het opheffen van de zogenoemde periodiekenstructuur van burgemeesters.

4. Uitkering/wachtgeld

De leden van de fracties van D66 en OSF vroegen om verduidelijking van de regering over de opmerking in de memorie van toelichting over het in de toekomst moeten bezien of de leeftijd van de voortgezette uitkering moet worden verhoogd. Verder vroegen deze leden zich af waarom uit het oogpunt van rechtszekerheid niet is gekozen voor een wettelijk verankerde gefaseerde verhoging van de leeftijd voor de voortgezette uitkering.

De opmerking in de memorie van toelichting moet worden gezien in het licht van het streven naar normalisering van de arbeidsvoorwaarden van politici: het in lijn brengen van de arbeidsvoorwaarden en sociale zekerheid zoals die voor werknemers gelden met die van politieke ambtsdragers waar dat ook in het licht van de eigen positie redelijk is.

De doelstelling van het door het kabinet gevoerde beleid op het gebied van regelingen voor werkloosheid, arbeidsongeschiktheid en prepensioen houdt een versobering in van de aanspraken. De voor werknemers voorgestelde en ingevoerde maatregelen worden doorvertaald naar politieke ambtsdragers. Handhaving van het huidige regime, of een minder ver gaande versobering zou een verkeerd signaal naar de samenleving betekenen. Dit zou ten aanzien van de voortgezette uitkering mogelijk een verdere (stapsgewijze) versobering kunnen betekenen. Voor een wettelijke verankering is niet gekozen, omdat is aangesloten bij de voorstellen van de commissie Dijkstal en omdat thans de vraag of een dergelijke verhoging noodzakelijk is, nog niet is beantwoord.

Voorts vroegen de aan het woord zijnde leden naar de implicaties van het regeringsvoornemen om de AOW-leeftijd te verhogen voor de in de Appa gehanteerde leeftijden. Zij willen weten op welke wijze een leeftijdsverhoging zal worden ingepast. Zij vragen zich af of er een integrale heroverweging komt van de gehanteerde leeftijden. De regering zal in het kader van de implementatie van de verhoging van de AOW-leeftijd komen met een voorstel van wet tot aanpassing van leeftijdsgrenzen in diverse wetten aan deze verhoging. De Appa wordt in dat traject meegenomen.

De leden van de fracties van de SGP en CU vroegen zich af waarom er geen sprake is van een geleidelijke afbouw van het wachtgeld. Verder vroegen deze leden de regering te verduidelijken dat het wachtgeld niet gezien moet worden als een soort inkomensgarantie, maar als een vangnet op weg naar een nieuwe baan. De Appa geeft recht op een uitkering van 80% gedurende het eerste jaar na ontslag en een uitkering van 70% in de volgende drie jaar. Een verdere verlaging van de uitkering is niet voorzien. In uitkeringsregelingen voor ambtenaren is het laagste uitkeringspercentage eveneens 70%. In plaats van een verdere geleidelijke afbouw van de uitkering, wordt voorzien in de introductie van een sollicitatieplicht. De sollicitatieplicht wordt verder vorm gegeven in een algemene maatregel van bestuur waarin ook een sanctiepakket zal worden opgenomen in het geval een uitkeringsgerechtigde zich niet houdt aan zijn of haar sollicitatieverplichtingen. Ook hier wordt aangesloten bij hetgeen voor werknemers gebruikelijk is. Daarnaast is een voorziening opgenomen voor planmatige begeleiding naar passende arbeid. Deze maatregel moet het vinden van arbeid voor de gewezen politieke ambtsdrager stimuleren en vergemakkelijken. In dit licht bezien is een afbouw van het wachtgeld niet noodzakelijk geoordeeld. De thans voorgestelde voorzieningen bieden voldoende waarborg voor een actieve houding van de gewezen politieke ambtsdragers met betrekking tot het vinden van nieuwe arbeid. Bovendien voorziet het wetsvoorstel in een bekorting van de uitkeringsduur. Uit dit stelsel volgt voldoende dat de Appa-uitkering dient ter overbrugging van de periode die de gewezen politieke ambtsdrager nodig heeft om weer op een andere wijze in zijn inkomen te voorzien.

5. ABP

De leden van de fractie van de PvdA vroegen of het juist is dat de Appa op langere termijn zou opgaan in het ABP. De commissie Dijkstal heeft geadviseerd de pensioenaanspraken op grond van de Appa (die thans worden gefinancierd uit de begroting van het Rijk of de betreffende provincie, gemeente of waterschap) over te brengen naar het ABP-fonds. In de aanloop naar een definitief kabinetsstandpunt is het standpunt van de verschillende betrokken organisaties over fondsvorming bij het ABP geïnventariseerd. Er blijkt steun bij deze organisaties te zijn voor een dergelijke overgang. De kredietcrisis heeft echter de financiële positie van het ABP-fonds verslechterd. In een situatie van een dekkingstekort is een overbrenging van pensioenaanspraken niet zonder meer mogelijk. Het kabinet zal op een later moment een definitief standpunt innemen. Fondsvorming is een complex proces dat een zorgvuldige voorbereiding vergt en voldoende draagvlak van betrokken organisaties. Overigens is met het oog op de toekomstige overgang van het Appa-pensioen naar het ABP, de overgang van commissarissen van de Koning, burgemeesters en voorzitters van waterschappen naar de Appa op grond van onderhavig voorstel van wet niet van toepassing op de APPA-pensioenregeling. Hiermee wordt vermeden dat thans kosten worden gemaakt wegens de overdracht van pensioenaanspraken van het ABP naar de betreffende provincie, gemeente of waterschap, waarna opnieuw kosten moeten worden gemaakt bij de fondsvorming voor het Appa-pensioen. De waardeoverdrachten in het kader van fondsvorming, waarnaar de leden van de fractie van de PvdA informeerden, hebben gelet op het bovenstaande nog niet plaatsgevonden.

In antwoord op de vraag van de aan het woord zijnde leden naar een vergelijking tussen de pensioenregeling van de Appa en die van het ABP is een bijlage ter zake bij deze memorie gevoegd.

De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

G. ter Horst

BIJLAGE

VERSCHILLEN ABP-REGLEMENT EN ALGEMENE PENSIOENWET POLITIEKE AMBTSDRAGERS

VERGELIJKING PENSIOENREGLEMENTEN 2010

ABP-reglement Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers (Appa)
Aangesloten werkgevers  
Verplicht: werkgevers in de overheidssectoren en semi-overheid Vrijwillig: op verzoek van privaatrechtelijke instellingen door het bestuur toegelaten Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties: Verplicht geregeld in de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers
   
Deelnemers  
Doelgroep: • Werknemers bij een aangesloten werkgever Begin deelnemerschap: • Indiensttreding bij een aangesloten werkgever Ministers, leden van de Tweede Kamer, gedeputeerden en wethouders, dagelijks bestuursleden Waterschappen, Nationale Ombudsman, leden Europees Parlement die onder de Wet schadeloosstelling, uitkering en pensioen leden Europees parlement vallen
   
Pensioenpakket  
• Ouderdomspensioen (ABP Keuze Pensioen = AKP) • Partnerpensioen/wezenpensioen (NP) • Arbeidsongeschiktheidspensioen (AOP) • Ouderdomspensioen (OP) • Partnerpensioen/wezenpensioen (NP)
   
Soort regeling  
• Tot 01-01-2004 eindloon • Daarna middelloon • Kapitaaldekking • Risicodekking partnerpensioen beneden de 65 jaar • Eindloon (de facto middelloon) • Ten laste van Rijks-; provincie- of gemeentebegroting
   
Premiegrondslag/Pensioengrondslag  
AKP: Pensioengevend inkomen -/- franchise (€ 10 500) OP/NP: Pensioengevend inkomen -/- franchise (€ 17 250)
AOP: Pensioengevend inkomen -/- franchise (€ 18 200)  
OP/NP/AOP: Peildatum 1-1, of datum indiensttreding  
   
Franchise 2010  
OP/NP: € 10 500 AOP: € 18 200 WIA: € 48 715,65 OP/NP: € 17 250
   
Premie 2010  
OP/NP: • Verdeling werkgever/werknemer: 70%-30% – Hoogte: 20,30% – Werkgeversdeel: 14,21% – Werknemersdeel: 6,09% Reparatie Anw-hiaat: • Verdeling werkgever/werknemer: 25%-75% • Hoogte: 0,3% – Werkgeversdeel: 0,075% – Werknemersdeel: 0,225% VUT-fondsbijdrage: • Hoogte: 4,0% (inclusief 0,26% inkooppremie ABP) – Werkgeversdeel: 1,60% – Werknemersdeel: 1,60% + 0,8%= 2,40% AOP: • Verdeling werkgever/werknemer: 75%-25% – Hoogte: Sectorafhankelijk • Niet voor VUT-ers/FLO-ers OP/NP/Invaliteitspensioen/Flexibel pensioen: • Parttimer: premiepercentage x deeltijdfactor • Wachtgelders/Vut-ers/FLO-ers: 50% Gefinancierd via de begroting, derhalve wordt geen werkgeverspremie geheven, maar wel een werknemerspremie ter hoogte van het werknemersdeel van de premie bij ABP (6,09%)
   
Pensioengevend inkomen  
OP/NP/AOP: Peildatum jaarsalaris op fulltime basis: alle inkomensbestanddelen in geld met uitzondering van limitatief aantal bestanddelen. OP/NP: Laatstgenoten salaris + vakantie-uitkering + eindejaarsuitkering
Pensioengeldige tijd  
OP/NP: • Tijd doorgebracht als deelnemer • Tijd verkregen d.m.v. waardeoverdracht • Parttimer: tijd x deeltijdfactor • Tijd als deelnemer met recht op AOP, naar categorie OP/NP: • Tijd met recht op uitkering • Tijd verkregen d.m.v. waardeoverdracht
   
Overgangsregels Flexibel pensioen en uittreden  
Recht: 1. Deelnemer, geboren vóór 01-01-1950 die recht heeft op een aanvullende uitkering als bedoeld in artikel 4 van het FPU-reglement: deelnemer geboren vóór of op 01-04-1947: spilleeftijd 61 jaar en 2 maanden deelnemer geboren na 01-04-1947 en vóór 01–01–1950: spilleeftijd 62 jaar en 3 maanden 2. Deelnemer, geboren op of na 01-01-1950; tot 01-01-2006 opgebouwde aanspraken flexibel pensioen worden omgezet in extra aanspraken OP 3. Deelnemer, geboren vóór 01-01-1950 maar geen recht op FPU; tot 01-01-2006 opgebouwde aanspraken omgezet in aanspraken OP Hoogte: ad. 1 • Conform FPU-reglement (in geval van doorwerken na spilleeftijd verhoging niveau uitkering) • Voor de deelnemer die doorwerkt tot leeftijd 65 jaar, worden de aanspraken op flexibel pensioen omgezet in aanspraken op ouderdomspensioen; Niet van toepassing
   
Ouderdomspensioen (ABP Keuze Pensioen)  
Recht: • Ontslag en 65 jaar Opbouw: • per jaar: pensioengeldige tijd x 2,05% x (inkomen -/- franchise) Berekening Pensioen: • Som aanspraken per jaar + geïndexeerde eindloonberekening t/m 2003 Keuzemogelijkheden: • Uittreden tussen 60 en 70 jaar • Uitruil NP (incl. partnerpluspensioen) naar OP en OP naar NP • Variabele hoogte • Uittreden in deeltijd   • Verhoging met € 40,50 per dienstjaar bij lage grondslag (< € 28 031) • Actuariële verhoging bij doorwerken na 65 jaar • Vrijwillige (aanvullende) voortzetting mogelijk Ingangsdatum: • Met ingang van ontslag na bereiken 60-jarige leeftijd en niet later dan 70 jaar Einddatum: • Einde van de maand van overlijden Recht: • Ontslag en 65 jaar Opbouw: • per jaar: pensioengeldige tijd x 2% x (eindlooninkomen -/- franchise) Berekening Pensioen: • eindloonberekening Keuzemogelijkheden: • Uittreden vanaf 65 jaar • Uitruil NP naar OP    • Geen actuariële verhoging bij doorwerken na 65 jaar   Ingangsdatum: • Bij bereiken van 65 jaar of later (geen beperking 70 jaar) Einddatum: • Einde van de maand van overlijden
   
Voorwaardelijke verhoging pensioenopbouw tot 1 januari 2006  
Recht: • Deelnemers geboren na 1949; of • Deelnemers geboren voor 1950 zonder FPU overgangsrecht; en • Werknemer op 31-12-2005 en 01-01-2006 en zonder onderbreking werknemer tot 1-1-2023 of datum toekenning OP voor 1-1-2023 Niet als onderbreking geldt: • Onderbreking van maximaal 2 maanden • Binnen 5 jaar na arbeidsongeschiktheidsontslag/na 1-4-1997 als dit ontslag heeft plaatsgevonden voor 1-4-1997 • Binnen 18 maanden na wachtgeldontslag / na 1-4-1997 als dit ontslag heeft plaatsgevonden voor 1-4-1997 Hoogte: • Indien deelnemer op 1 april 1997 en uitzicht op minimaal aantal FPU jaren, dan die jaren als basis voor verhoging ouderdomspensioen. Zo niet dan berekening verhoging over pensioengeldige jaren tot 1 januari 2006 • Inkoop over gemaximeerd inkomen • Verhoging OP door voorwaardelijke inkoop wordt verminderd met tot 1 januari 2006 opgebouwd Flexibel pensioen • Bij overlijden voor 01-01-2023 geen recht op verhoging OP Wanneer onvoorwaardelijk?: • inkoop wordt onvoorwaardelijk na affinanciering • affinanciering op 01-01-2023 of op ingangsdatum KeuzePensioen indien dit voor 01-01-2023 plaats vindt Niet van toepassing
Partnerpensioen (PP)  
Recht: • Huwelijkse/geregistreerde partners: • Tenzij huwelijk/registratie na 65 jaar • Samenlevingspartners (ongeacht geslacht), aangemeld bij het ABP en «geaccepteerd» (voorwaarden): • 1 gezamenlijke huishouding • Geen bloed- of aanverwant in rechte lijn • Samenlevingscontract bij notariële akte • Beide partners 18 jaar of ouder zijn • Bij aanmelding nog geen 65 jaar • Geen recht indien gekozen voor uitruil NP naar OP Hoogte: • 5/10 van het OP bij overlijden voor 65 jaar • Doortelling tot 65 jaar • 5/14 van het OP bij overlijden na 65 jaar voor pensioen dat vanaf 1-1-2004 is opgebouwd • Zonodig vermindering met bijzonder PP • Toeslag premiecompensatie AOW/Anw: 7,5% x PP (max. € 6215,99) voor partners jonger dan 65 jaar • Bij hertrouwen/nieuwe registratie partnerschap/nieuwe aanmelding partnerschap: herberekening naar werkelijke diensttijd   Ingangsdatum: • Dag na overlijden (gewezen) deelnemer Einddatum: • Einde van de maand van overlijden partner Recht: • Huwelijkse/geregistreerde partners: • Tenzij huwelijk/registratie na 65 jaar • Samenlevingspartners (ongeacht geslacht), aangemeld bij het ABP en «geaccepteerd» (voorwaarden): • 1 gezamenlijke huishouding • Geen bloed- of aanverwant in rechte lijn • Samenlevingscontract bij notariële akte • Beide partners 18 jaar of ouder zijn • Bij aanmelding nog geen 65 jaar • Geen recht indien gekozen voor uitruil NP naar OP   Hoogte: • 5/7 van het OP bij overlijden voor 65 jaar • Doortelling tot 65 jaar • 5/7 van het OP bij overlijden na 65 jaar • Zonodig vermindering met bijzonder partnerpensioen • Toeslag premiecompensatie AOW/Anw: 7,5% x PP (max. € 5690,82) voor partners jonger dan 65 jaar • Bij hertrouwen/nieuwe registratie partnerschap/nieuwe aanmelding partnerschap: herberekening naar werkelijke diensttijd   Ingangsdatum: • Dag na overlijden (gewezen) deelnemer Einddatum: • Einde van de maand van overlijden partner
   
Reparatie ANW-hiaat  
Recht: • Recht op partnerpensioen en • Geen of een gekort recht op ANW Hoogte: • Toeslag op het partnerpensioen: (1,875% x diensttijd x ANW) -/- feitelijk genoten ANW Ingangsdatum: • Ingang partnerpensioen Einddatum: • Einde partnerpensioen • 1e van de maand waarin de partner recht op AOW krijgt Recht: • Recht op partnerpensioen en • Geen of een gekort recht op ANW Hoogte: • Toeslag op het partnerpensioen (1,875% x diensttijd x ANW) -/- feitelijk genoten ANW Ingangsdatum: • Ingang partnerpensioen Einddatum: • Einde partnerpensioen • 1e van de maand waarin de partner recht op AOW krijgt
   
Bijzonder partnerpensioen  
Recht: • Ex-partner bij overlijden deelnemer op of na 65 jaar • Na echtscheiding/ontbinding na scheiding van tafel en bed/beëindiging partnerrelatie   Geen recht: • Indien bij huwelijkse voorwaarden of schriftelijk bij de scheiding/beëindiging partnerschap anders is overeengekomen en het bestuur daarmee instemt • Voor gewezen partner van (gewezen) deelnemer voor zover diensttijd is gelegen na 1-7-1999 en overlijden voor 65 jaar   Hoogte: • 5/14 van het OP berekend tot datum scheiding Ingangsdatum: Dag na overlijden (gewezen) deelnemer  
Einddatum: Einde van de maand van overlijden gewezen partner Recht: • Ex-partner bij overlijden deelnemer op of na 65 jaar • Na echtscheiding/ontbinding na scheiding van tafel en bed/beëindiging partnerrelatie   Geen recht: • Indien bij huwelijkse voorwaarden of schriftelijk bij de scheiding/beëindiging partnerschap anders is overeengekomen en het bestuur daarmee instemt • Voor gewezen partner van (gewezen) deelnemer voor zover diensttijd is gelegen na 1-7-1999   Hoogte: • 5/7 van het OP berekend tot datum scheiding Ingangsdatum: Dag na overlijden (gewezen) deelnemer Einddatum: Einde van de maand van overlijden gewezen partner
   
Wezenpensioen  
Recht: • Kinderen geboren/geadopteerd tijdens huwelijk/samenlevingsverband • Kinderen die deel uitmaken van het gezin en waarvoor de verzekerde kostwinner was • Kinderen van een vrouwelijke verzekerde die niet door een ander zijn geadopteerd • Kinderen van een mannelijke verzekerde die een onderhoudsplicht had Hoogte: • 1/7 van het OP voor een «halve» wees • 2/7 van het OP voor een volle wees • Doortelling tot 65 jaar indien overleden in actieve dienst • Toeslag premiecompensatie AOW/Anw: 15% x WP (max. € 6215,99) vanaf leeftijd 15 jaar • Vermindering pensioenen naar rato indien totaal aan wezenpensioenen 5/7 OP overschrijdt Ingangsdatum: • Dag na overlijden deelnemer Einddatum: • Einde van de maand: • Van overlijden wees • Van 21 jaar worden van de wees • Waarin wees huwt/partner wordt • Waarin wees wordt geadopteerd Recht: • Kinderen geboren/geadopteerd tijdens huwelijk/samenlevings- verband • Kinderen die deel uitmaken van het gezin en waarvoor de ver- zekerde kostwinner was • Kinderen van een vrouwelijke verzekerde die niet door een ander zijn geadopteerd • Kinderen van een mannelijke verzekerde die een onderhoudsplicht had Hoogte: • 1/7 van het OP voor een «halve» wees • 2/7 van het OP voor een volle wees • Doortelling tot 65 jaar indien overleden in actieve dienst • Toeslag premiecompensatie AOW/Anw: 15% x WP (max. € 5489,89) vanaf leeftijd 15 jaar • Vermindering pensioenen naar rato indien totaal aan wezenpensioenen 5/7 OP overschrijdt Ingangsdatum: • Dag na overlijden deelnemer Einddatum: • Einde van de maand: • Van overlijden wees • Van 21 jaar worden van de wees • Waarin wees huwt/partner wordt • Waarin wees wordt geadopteerd
   
Overlijdensuitkering Recht: • Echtgenoot/partner, niet duurzaam gescheiden levend • Wezen • Ouders, meerderjarige kinderen, broers of zussen waarvoor de overledene kostwinner was • Overlijdensuitkering kan gebruikt worden t.b.v. begrafeniskosten (= bestuursbevoegdheid) Hoogte: • Bedrag over 2 maanden OP Recht: • Echtgenoot/partner, niet duurzaam gescheiden levend • Wezen/pleegkinderen • Overlijdensuitkering kan gebruikt worden t.b.v. kosten laatste ziekte en lijkbezorging Hoogte: • Bedrag over 2 maanden OP
Arbeidsongeschiktheidspensioen (AAOP)  
Recht: • Arbeidsongeschikt, ontslag en recht op IVA-uitkering (Inkomensvoorziening Volledig Arbeidsongeschikten) of WGA-uitkering (Werkhervatting Gedeeltelijk Arbeidsongeschikten) Hoogte: • Aanvulling op IVA dan wel WGA waarbij rekening wordt gehouden met verschillende fases WGA (Loongerelateerde uitkering (LGU), Loonaanvullingsuitkering (LAU), Vervolguitkering (VVU)) en invulling restverdiencapaciteit. WIA • Meer invulling restverdiencapaciteit leidt tot hoger niveau totaalinkomen (AAOP, WIA, nieuw inkomen). • looptijd AAOP tijdens VVU maximaal 10 jaren • Eenmalige bonus bij reïntegreren   Ingangsdatum: • Na ontslag/toekenning WIA Einddatum: • Einde van de maand van overlijden • 1e van de maand van 65 jaar worden Recht: • na afloop van de APPA-wachtgelduitkering, indien geheel of gedeeltelijk algemeen invalide Hoogte: • bij invaliditeit van 80% of meer: 70% • van 55% tot 80%: 60% • van 25% tot 55%: 40% • bij algemene invaliditeit minder dan 25%: geen uitkering         Ingangsdatum: • Na afloop van de APPA-wachtgelduitkering Einddatum: • Einde van de maand van overlijden • 1e van de maand van 65 jaar worden
   
Premievrije opbouw OP/NP  
Indien recht op AOP meetelling pensioengeldige tijd  
• 80% of meer 50%
• 65–80% 40%
• 55–65% 30%
• 45–55% 25%
• 35–45% 20%
   
• afwijkende (hogere) percentage meetelling bij dienstongeval/beroepsziekte Voortzetting uitkering tijdens invaliditeit Volledige opbouw wanneer de invaliditeit 55% of meer bedraagt
   
Voortzetting pensioenopbouw bij ontslaguitkering/werkloosheid  
Ontslaguitkering:• Halve opbouw, halve premie (normale premieverdeling) Werkloosheid: • 3/8 opbouw (volledige werkgeverspremie) • Rekening houdend met FVP-bijdrage Werkloosheid: Tijdens wachtgelduitkering volledig in de 1e vier jaar, daarna halve opbouw
   
Beëindiging/waardeoverdracht  
• Waardeoverdracht: PW-regels • Waardeoverdracht: PW-regels
   
Indexatie  
• Voorwaardelijke indexering • Staffel: • Dekkingsgraad minder dan 105%: geen indexatie • Dekkingsgraad tussen de 105% en 135%: gedeeltelijke indexatie • Dekkingsgraad vanaf 135%: volledige indexatie + mogelijke inhaalindexering • Eenmaal per jaar (in principe op 1–1 plus een nabetaling) • Indexatie 2010: 0,45% • Voorwaardelijke indexering conform ABP • Herberekening vanuit de basisgegevens
Aanvullende vrijwillige (individuele) voorzieningen  
Vrijwillige deelneming OP/NP: • Na 65 jaar aanvang dienstverhouding: • Tot 70 jaar • Individuele premie voor rekening werknemer (2010: 31,10%)   Vrijwillige voortzetting OP/NP: • Na ontslag: • maximaal 3 jaar • Aanvraag binnen 1 jaar na ontslag • Premie voor rekening werknemer: • Tot 62 jaar afgeleid van doorsneepremie (2010: 20,60%) • Vanaf 62 jaar individuele premie (2010: 31,10%)   Vrijwillige aanvullende voortzetting OP/NP: • Recht op IP: aanvulling tot 100% • Recht op ontslaguitkering: aanvulling tot 75% of 100% (keuze) • Aanvraag binnen 1 jaar • Premie voor rekening werknemer: • Tot 62 jaar afgeleid van doorsneepremie (2010: 20,60%) • Vanaf 62 jaar individuele premie (2010: 31,10%)   Vrijwillig bijsparen OP (ABP Extra Pensioen): • Individuele aanvulling op OP voor zover fiscaal mogelijk • Individuele premie voor rekening werknemer • Inleg rendeert op basis ABP-rendement • 100% inleggarantie   Vrijwillig bijsparen hoger NP (PartnerPlusPensioen) • Eenmalige keuze voor verhoging partnerpensioen bij overlijden op of na 65 jaar • 5/14 op te bouwen OP • Keuze binnen 2 maanden na aanvang deelnemerschap • Premie voor rekening werknemer: • doorsneepremie 2010: 1,45% • individuele premie 2010: 2,00% Niet mogelijk
Naar boven